Specifiek m.b.t de handel op www.marktplaats.nl: HR 11 november 2014, ECLI:NL:HR:2014:3144. Voorts bijv. HR 15 december 1998, ECLI:NL:HR:1998:ZD1177, HR 13 november 2001, ECLI:NL:HR:2001:AD4320 en HR 2 november 2010, ECLI:NL:HR:2010:BM4208. Zie voor het verschil met HR 10 februari 1998, ECLI:NL:HR:1998:AC1299 (Groningse eetpiraat) en HR 22 mei 1990, ECLI:NL:HR:1990:ZC8532 en de conclusie van mijn ambtgenoot Vegter voor HR 11 november 2014, ECLI:NL:HR:2014:3144 (ECLI:NL:PHR:2014:1965).
HR, 02-06-2015, nr. 14/02191
ECLI:NL:HR:2015:1444
- Instantie
Hoge Raad
- Datum
02-06-2015
- Zaaknummer
14/02191
- Vakgebied(en)
Strafrecht algemeen (V)
Materieel strafrecht (V)
Strafprocesrecht (V)
- Brondocumenten en formele relaties
ECLI:NL:HR:2015:1444, Uitspraak, Hoge Raad (Strafkamer), 02‑06‑2015; (Cassatie)
Conclusie: ECLI:NL:PHR:2015:787, Gevolgd
ECLI:NL:PHR:2015:787, Conclusie, Hoge Raad (Advocaat-Generaal), 31‑03‑2015
Arrest Hoge Raad: ECLI:NL:HR:2015:1444, Gevolgd
- Vindplaatsen
SR-Updates.nl 2015-0257
Uitspraak 02‑06‑2015
Inhoudsindicatie
Slagende bewijsklacht oplichting.
Partij(en)
2 juni 2015
Strafkamer
nr. 14/02191
Hoge Raad der Nederlanden
Arrest
op het beroep in cassatie tegen een arrest van het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, locatie Arnhem, zittingsplaats Zwolle, van 26 maart 2014, nummer 21/008154-13, in de strafzaak tegen:
[verdachte] , geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1991.
1. Geding in cassatie
Het beroep is ingesteld door de verdachte. Namens deze heeft mr. E.G.C. Groenendaal, advocaat te Amsterdam, bij schriftuur een middel van cassatie voorgesteld. De schriftuur is aan dit arrest gehecht en maakt daarvan deel uit.
De Advocaat-Generaal T.N.B.M. Spronken heeft geconcludeerd tot vernietiging van het bestreden arrest en tot terugwijzing van de zaak naar het Gerechtshof teneinde deze op het bestaande hoger beroep opnieuw te berechten en af te doen.
2. Beoordeling van het middel
2.1.
Het middel klaagt dat het bewezenverklaarde niet uit de gebezigde bewijsmiddelen kan volgen.
2.2.1.
Aan de verdachte is tenlastegelegd dat:
"hij op een of meer tijdstip(pen) in of omstreeks de periode van 9 maart 2010 tot en met 12 maart 2010 te Apeldoorn, en/of Hengelo en/of Santpoort-Zuid en/of Utrecht en/of Hoogezand en/of Aalten en/of Amsterdam, in elk geval in Nederland, (telkens) met het oogmerk om zich en/of (een) ander(en) wederrechtelijk te bevoordelen (telkens) door het aannemen van een valse naam en/of van een valse hoedanigheid en/of door een of meer listige kunstgrepen en/of door een samenweefsel van verdichtsels, een of meer hieronder genoemde perso(o)n(en) heeft bewogen tot de afgifte van een of meer geldbedrag(en), immers heeft verdachte toen aldaar (telkens) met vorenomschreven oogmerk - zakelijk weergegeven - valselijk en/of listiglijk en/of bedrieglijk en/of in strijd met de waarheid, zich (telkens) voordoend als bonafide verkoper,
- een advertentie op www.marktplaats.nl geplaatst en/of (vervolgens) met [betrokkene 1] (per e-mail) overeengekomen om een bedrag van 41,75 euro te storten op rekening [001] ten name van [verdachte] ten behoeve van de aankoop van een computerspel, waardoor die [betrokkene 1] werd bewogen tot afgifte van 41,75 euro, in elk geval enig geldbedrag
en/of
- een advertentie op www.marktplaats.nl geplaatst en/of (vervolgens) met [betrokkene 2] (per e-mail) overeengekomen om een bedrag van 156,75 euro te storten op rekening [001] ten name van [verdachte] ten behoeve van de aankoop van een mobiele telefoon (merk Blackberry), waardoor [betrokkene 2] werd bewogen tot afgifte van 156,75 euro, in elk geval enig geldbedrag en/of
- een advertentie op www.marktplaats.nl geplaatst en/of (vervolgens) met [betrokkene 3] (per e-mail) overeengekomen om een bedrag van 42 euro te storten op rekening [001] ten name van [verdachte] ten behoeve van de aankoop van een computerspel, waardoor [betrokkene 3] werd bewogen tot afgifte van 42 euro, in elk geval enig geldbedrag
en/of
- een advertentie op www.marktplaats.nl geplaatst en/of (vervolgens) met [betrokkene 4] (per e-mail) overeengekomen om een bedrag van 37 euro te storten op rekening [001] ten name van [verdachte] ten behoeve van de aankoop van een computerspel, waardoor [betrokkene 4] werd bewogen tot afgifte van 37 euro, in elk geval enig geldbedrag
en/of
- een advertentie op www.marktplaats.nl geplaatst en/of (vervolgens) met [betrokkene 5] (per e-mail) overeengekomen om een bedrag van 35 euro te storten op rekening [001] ten name van [verdachte] ten behoeve van de aankoop van een computerspel, waardoor [betrokkene 5] werd bewogen tot afgifte van 35 euro, in elk geval enig geldbedrag
en/of
- een advertentie op www.marktplaats.nl geplaatst en/of (vervolgens) met [betrokkene 6] (per e-mail) overeengekomen om een bedrag van 56,75 euro te storten op rekening [001] ten name van [verdachte] ten behoeve van de aankoop van een computerspel, waardoor [betrokkene 6] werd bewogen tot afgifte van 56,75 euro, in elk geval enig geldbedrag, waardoor voornoemde [betrokkene 1] en/of [betrokkene 2] en/of [betrokkene 3] en/of [betrokkene 4] en/of [betrokkene 5] en/of [betrokkene 7] (telkens) werd(en) bewogen tot bovengenoemde afgifte."
2.2.2.
Daarvan is bewezenverklaard dat:
"hij in de periode van 9 maart 2010 tot en met 12 maart 2010 te Apeldoorn en Hengelo en Santpoort-Zuid en Utrecht en Hoogezand en Aalten en Amsterdam, telkens met het oogmerk om zich wederrechtelijk te bevoordelen telkens door het aannemen van een valse naam en van een valse hoedanigheid en door een samenweefsel van verdichtsels, hieronder genoemde personen heeft bewogen tot de afgifte van geldbedragen, immers heeft verdachte toen aldaar telkens met vorenomschreven oogmerk - zakelijk weergegeven - valselijk en bedrieglijk en in strijd met de waarheid, zich telkens voordoend als bonafide verkoper,
- een advertentie op www.marktplaats.nl geplaatst en (vervolgens) met [betrokkene 1] (per e-mail) overeengekomen om een bedrag van 41,75 euro te storten op rekening [001] ten name van [verdachte] ten behoeve van de aankoop van een computerspel, waardoor die [betrokkene 1] werd bewogen tot afgifte van 41,75 euro
en
- een advertentie op www.marktplaats.nl geplaatst en (vervolgens) met [betrokkene 2] (per e-mail) overeengekomen om een bedrag van 156,75 euro te storten op rekening [001] ten name van [verdachte] ten behoeve van de aankoop van een mobiele telefoon (merk Blackberry), waardoor [betrokkene 2] werd bewogen tot afgifte van 156,75 euro
en
- een advertentie op www.marktplaats.nl geplaatst en (vervolgens) met [betrokkene 3] (per e-mail) overeengekomen om een bedrag van 42 euro te storten op rekening [001] ten name van [verdachte] ten behoeve van de aankoop van een computerspel, waardoor [betrokkene 3] werd bewogen tot afgifte van 42 euro
en
- een advertentie op www.marktplaats.nl geplaatst en (vervolgens) met [betrokkene 4] (per e-mail) overeengekomen om een bedrag van 37 euro te storten op rekening [001] ten name van [verdachte] ten behoeve van de aankoop van een computerspel, waardoor [betrokkene 4] werd bewogen tot afgifte van 37 euro
en
- een advertentie op www.marktplaats.nl geplaatst en (vervolgens) met [betrokkene 5] (per e-mail) overeengekomen om een bedrag van 35 euro te storten op rekening [001] ten name van [verdachte] ten behoeve van de aankoop van een computerspel, waardoor [betrokkene 5] werd bewogen tot afgifte van 35 euro
en
- een advertentie op www.marktplaats.nl geplaatst en (vervolgens) met [betrokkene 6] (per e-mail) overeengekomen om een bedrag van 56,75 euro te storten op rekening [001] ten name van [verdachte] ten behoeve van de aankoop van een computerspel, waardoor [betrokkene 6] werd bewogen tot afgifte van 56,75 euro, waardoor voornoemde [betrokkene 1] en [betrokkene 2] en [betrokkene 3] en [betrokkene 4] en [betrokkene 5] en [betrokkene 6] telkens werden bewogen tot bovengenoemde afgifte."
2.2.3.
Deze bewezenverklaring steunt op de bewijsmiddelen die zijn weergegeven in de conclusie van de Advocaat-Generaal onder 5.
2.2.4.
Het Hof heeft ten aanzien van de bewezenverklaring, voor zover in cassatie van belang, voorts het volgende overwogen:
"De volgende vraag die dient te worden beantwoord is of de door verdachte verrichte handelingen kunnen worden gekwalificeerd als oplichting.
Uit jurisprudentie van de Hoge Raad komt naar voren dat de enkele omstandigheid dat iemand zich in strijd met de waarheid voordoet als een bonafide verkoper die in staat en voornemens is de gekochte goederen na betaling te leveren, niet oplevert het aannemen van een valse hoedanigheid in de zin van artikel 326 van het Wetboek van Strafrecht.
In deze zaak is echter niet alleen sprake van het zich voordoen als bonafide verkoper maar heeft verdachte ook gebruik gemaakt van een (deels) valse naam, zoals hierboven weergegeven, en van een samenweefsel van verdichtsels, namelijk door in de emailwisseling te stellen dat hij de goederen na betaling de volgende dag op zou sturen en/of deze met zorg en bescherming zou verpakken, en/of aan te geven dat hij alsnog achter de track en trace code zou aangaan en/of door de Blackberry telefoon in zijn email aan te prijzen en/of door op te geven hoeveel garantie er nog op zat. Door zo te handelen heeft verdachte de benadeelden bewogen tot afgifte van geldbedragen. Het hof komt op grond van het bovenstaande tot het oordeel dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan oplichting.
Ten aanzien van de onder het eerste en vijfde gedachtestreepje tenlastegelegde genoemde oplichtingen overweegt het hof dat de modus operandi op essentiële punten overeenkomt met de oplichtingen die in de tenlastelegging onder het tweede, derde, vierde en zesde gedachtestreepje worden genoemd. Mede in aanmerking genomen dat alle oplichtingen in een zeer korte periode van enkele dagen hebben plaatsgevonden, zal het hof de bewijsmiddelen met betrekking tot het onder tweede, derde, vierde en zesde gedachtestreepje eveneens bezigen tot bewijs van het onder het eerste en vijfde gedachtestreepje tenlastegelegde."
2.3.
De tenlastelegging houdt wat betreft de omschrijving van de gebruikte oplichtingsmiddelen niet meer in dan hiervoor onder 2.1.1 is weergegeven. Aangezien de bewezenverklaring van het aldus tenlastegelegde, voor zover inhoudende dat de verdachte telkens "door het aannemen van een valse naam" én "van een valse hoedanigheid" én "door een samenweefsel van verdichtsels" de in de bewezenverklaring genoemde personen heeft bewogen tot de afgifte van geldbedragen niet uit de gebezigde bewijsvoering kan worden afgeleid, is de bestreden uitspraak niet naar de eis der wet met redenen omkleed. Daarbij neemt de Hoge Raad in aanmerking dat zonder nadere motivering niet met voldoende duidelijkheid uit de bewijsvoering is af te leiden met betrekking tot welke van de bewezenverklaarde feiten het Hof welke van de door hem genoemde omstandigheden in aanmerking heeft genomen voor zijn conclusie dat in het desbetreffende geval sprake is van het gebruik van een (of meer) van de door het Hof bewezenverklaarde oplichtingsmiddelen, bestaande uit hetzij het aannemen van een valse naam, hetzij het aannemen van een valse hoedanigheid, hetzij een samenweefsel van verdichtsels.
2.4.
Het middel is terecht voorgesteld.
3. Slotsom
Hetgeen hiervoor is overwogen brengt mee dat de bestreden uitspraak niet in stand kan blijven en als volgt moet worden beslist.
4. Beslissing
De Hoge Raad:
vernietigt de bestreden uitspraak;
wijst de zaak terug naar het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, zittingsplaats Arnhem, opdat de zaak op het bestaande hoger beroep opnieuw wordt berecht en afgedaan.
Dit arrest is vastgesteld op 19 mei 2015 en gewezen door de vice-president A.J.A. van Dorst als voorzitter, en de raadsheren N. Jörg en V. van den Brink, in bijzijn van de waarnemend griffier E. Schnetz, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 2 juni 2015.
Conclusie 31‑03‑2015
Inhoudsindicatie
Slagende bewijsklacht oplichting.
Nr. 14/02191 Zitting: 31 maart 2015 | Mr. T.N.B.M. Spronken Conclusie inzake: [verdachte] |
De verdachte is bij arrest van 26 maart 2014 door het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, zittingsplaats Arnhem, wegens “oplichting, meermalen gepleegd”, veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van twee maanden, voorwaardelijk met een proeftijd van twee jaren, alsmede tot een werkstraf voor de duur van 150 uren, subsidiair 75 dagen hechtenis, met aftrek als bedoeld in artikel 27 Sr. Voorts is een beslissing genomen omtrent de vorderingen van de benadeelde partijen, telkens met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel, een en ander zoals nader in het arrest omschreven.
Mr. E.G.C. Groenendaal, advocaat te Amsterdam, heeft namens verdachte één middel van cassatie voorgesteld.
Het middel klaagt dat het hof bij de bewezenverklaring van oplichting is uitgegaan van een onjuiste uitleg van de begrippen ‘oplichting’, ‘samenweefsel van verdichtsels’ en ‘valse hoedanigheid’, althans dat de gebezigde bewijsmiddelen de bewezenverklaring niet kunnen dragen.
Ten laste van de verdachte is bewezenverklaard dat:
“hij in de periode van 9 maart 2010 tot en met 12 maart 2010 te Apeldoorn en Hengelo en Santpoort-Zuid en Utrecht en Hoogezand en Aalten en Amsterdam, telkens met het oogmerk om zich wederrechtelijk te bevoordelen telkens door het aannemen van een valse naam en van een valse hoedanigheid en door een samenweefsel van verdichtsels, hieronder genoemde personen heeft bewogen tot de afgifte van geldbedragen, immers heeft verdachte toen aldaar telkens met vorenomschreven oogmerk - zakelijk weergegeven - valselijk en bedrieglijk en in strijd met de waarheid, zich telkens voordoend als bonafide verkoper,
- een advertentie op www.marktplaats.nl geplaatst en (vervolgens) met [betrokkene 1] (per e-mail) overeengekomen om een bedrag van 41,75 euro te storten op rekening [001] ten name van [verdachte] ten behoeve van de aankoop van een computerspel, waardoor [betrokkene 1] werd bewogen tot afgifte van 41,75 euro
en
- een advertentie op www.marktplaats.nl geplaatst en (vervolgens) met [betrokkene 2] (per e-mail) overeengekomen om een bedrag van 156,75 euro te storten op rekening [001] ten name van [verdachte] ten behoeve van de aankoop van een mobiele telefoon (merk Blackberry), waardoor [betrokkene 2] werd bewogen tot afgifte van 156,75 euro
en
- een advertentie op www.marktplaats.nl geplaatst en (vervolgens) met [betrokkene 3] (per e-mail) overeengekomen om een bedrag van 42 euro te storten op rekening [001] ten name van [verdachte] ten behoeve van de aankoop van een computerspel, waardoor [betrokkene 3] werd bewogen tot afgifte van 42 euro
en
- een advertentie op www.marktplaats.nl geplaatst en (vervolgens) met [betrokkene 4] (per e-mail) overeengekomen om een bedrag van 37 euro te storten op rekening [001] ten name van [verdachte] ten behoeve van de aankoop van een computerspel, waardoor [betrokkene 4] werd bewogen tot afgifte van 37 euro
en
- een advertentie op www.marktplaats.nl geplaatst en (vervolgens) met [betrokkene 5] (per e-mail) overeengekomen om een bedrag van 35 euro te storten op rekening [001] ten name van [verdachte] ten behoeve van de aankoop van een computerspel, waardoor [betrokkene 5] werd bewogen tot afgifte van 35 euro
en
- een advertentie op www.marktplaats.nl geplaatst en (vervolgens) met [betrokkene 6] (per e-mail) overeengekomen om een bedrag van 56,75 euro te storten op rekening [001] ten name van [verdachte] ten behoeve van de aankoop van een computerspel, waardoor [betrokkene 6] werd bewogen tot afgifte van 56,75 euro, waardoor voornoemde [betrokkene 1] en [betrokkene 2] en [betrokkene 3] en [betrokkene 4] en [betrokkene 5] en [betrokkene 6] telkens werden bewogen tot bovengenoemde afgifte;”
5. Deze bewezenverklaring steunt op de volgende bewijsmiddelen:
1. Het als bijlage bij het in de wettelijke vorm door [verbalisant 1], brigadier, Wijkteam Meer en Vaart, Politie Amsterdam-Amstelland, opgemaakte proces-verbaal, registratienummer 2010117619-1, gevoegde door [verbalisant 2], buitengewoon opsporingsambtenaar, Team Aalten, Regio Noord- en Oost Gelderland, opgemaakte proces-verbaal, genummerd 2010039158-1, gesloten en ondertekend op 19 maart 2010, pagina 5-7, voor zover - zakelijk weergegeven - inhoudende als verklaring van aangeefster [betrokkene 7]:
Blz. 6. Ik doe namens mijn zoon [betrokkene 6] aangifte van oplichting die plaatsvond in Aalten. De oplichting vond als volgt plaats. Op 9 maart 2010 zag mijn zoon op Marktplaats een Nintendo Wii aangeboden voor een bedrag van 100 euro. [betrokkene 6] heeft vervolgens een mail gestuurd naar de aanbieder van de advertentie via het mailadres: [adres]@gmail.com. Hierop werd door de aanbieder op gereageerd.
Uiteindelijk kwamen beiden overeen dat [betrokkene 6] als aanbetaling 56,75 euro zou storten op het rekeningnummer [001]. Deze rekening staat ten name van [verdachte] te Biervliet. [betrokkene 6] heeft dit bedrag overgemaakt op 9 maart 2010.
Tot op heden is er geen Nintendo Wii afgeleverd op ons huisadres. [betrokkene 6] heeft in een mail naar de aanbieder nog een keer verzocht om een track- en trace nummer, maar deze had de aanbieder niet. [betrokkene 6] heeft de afgelopen periode veel mails gezonden naar de aanbieder, maar deze worden niet meer beantwoord.
Bij nakijken op de site www.opgelichtopinternet.nl kwam [betrokkene 6] erachter dat er meerdere mensen zijn benadeeld door degene die achter het mailadres [adres]@gmail.com zat.
2. Het bij voormeld hoofdproces-verbaal, gevoegde geschrift als bedoeld in artikel 344, eerste lid, aanhef en onder 5 van het Wetboek van Strafvordering, te weten, een bankafschrift, pagina 8, voor zover dit geschrift - zakelijk weergeven - inhoudt:
Blz. 8. Bankafschrift (m.b.t. de rekening van aangeefster) met daarop voormelde betaling van € 56,75 op rekeningnummer [001] ten name van [verdachte].
3. Het bij voormeld hoofdproces-verbaal, gevoegde geschrift als bedoeld in artikel 344, eerste lid, aanhef en onder 5 van het Wetboek van Strafvordering, te weten een schriftelijke weergave van emailcorrespondentie tussen verdachte en [betrokkene 6], pagina 9-15, voor zover dit geschrift - zakelijk weergeven - inhoudt:
Blz. 10. Op 9 maart 2010 heeft [verdachte] <[adres]@gmail.com> het volgende geschreven:
“Hallo [betrokkene 6],
Geen probleem, ik zal het pakketje per direct morgenvroeg op de post doen.
Mijn gegevens:
Rekeningnummer: [001].
Te naam: [verdachte]
Betreft: Wii Spelcomputer pakket.
Bedrag: 100 + 6,75
Totaal: 106,75
Te betalen na overeenkomst: 56,75
Na ontvangst vervolg betaling: 43,25”
Blz. 9. Op 11 maart 2010 heeft benadeelde [betrokkene 6] het volgende geschreven:
“Heeft u de track and trace code voor mij”
Op 11 maart 2010 heeft [verdachte] <[adres]@gmail.com> het volgende geschreven:
“Oei, daarvoor zou ik even terug moeten naar het postkantoor om hem aan te vragen. Ik had dat in alle haast niet aangevraagd. Mijn excuses hiervoor.”
4. Het als bijlage bij voormeld hoofdproces-verbaal opgenomen, in de wettelijke vorm door [verbalisant 3], surveillant, Intake & Sevice Marco Polo, Politie Utrecht, opgemaakte proces-verbaal, genummerd PL0910 2010083743-1, gesloten en ondertekend op 2 april 2010, pagina 16-19, voor zover - zakelijk weergegeven - inhoudende als verklaring van aangever [betrokkene 4]:
Blz. 16. Hierbij doe ik aangifte van oplichting die plaatsvond in Utrecht. Ik zat achter de computer en zag dat op de site Marktplaats een computerspel werd aangeboden, namelijk Battlefield Bad Company 2. Ik heb hierop gereageerd en wilde deze wel kopen.
Blz. 17. Ik heb met de adverteerder afgesproken dat ik het geld zou overmaken en dat de adverteerder het spel zou opsturen. Ik heb hierover mail contact gehad met de adverteerder. Ik heb toen gewacht, maar heb niets ontvangen. Toen ik de adverteerder op 14 maart 2010 wilde mailen, zag ik dat zijn account niet meer bestond. Ik heb toen op internet gezocht op de naam van de adverteerder en zag dat de adverteerder meerdere mensen had opgelicht met zijn advertentie. Mijn bank (ABN AMRO) vertelde mij dat de adverteerder genaamd [verdachte] ABN [001] bij hun bekend was. Ik moest aangifte doen van de bank en ben opgelicht voor een bedrag van € 37,00.
5. Het bij voormeld hoofdproces-verbaal, gevoegde geschrift als bedoeld in artikel 344, eerste lid, aanhef en onder 5 van het Wetboek van Strafvordering, te weten een schriftelijke weergave van de emailcorrespondentie tussen verdachte en aangever [betrokkene 4], pagina 20-21, en van de advertentie op Marktplaats voor zover dit geschrift - zakelijk weergeven - inhoudt:
Blz. 20. Op 11 maart 2010 heeft [verdachte] <[adres]@gmail.com> het volgende geschreven:
“Hallo [betrokkene 4],
Dat is mogelijk. Na betaling zal ik het spel per direct op de post doen.
Indien u vandaag voor 00:00 overmaakt, kan ik morgenochtend het spel nog op de post doen, vervolgens duurt het maximaal 2 werkdagen voordat het binnen is.
Mijn gegevens:
Nummer: [001]
Te naam: [verdachte]
Betreft: Battlefield bad company 2 = € 35, -
Verzendkosten: € 2,-
Totaal: € 37,-“
Blz. 21 : “(…) De advertentie: …….Game verkeerd in goede staat (...)
6. Het als bijlage bij voormeld hoofdproces-verbaal opgenomen, in de wettelijke vorm door [verbalisant 4], buitengewoon opsporingsambtenaar, Team Apeldoorn Noord-Oost, Regio Noord- en Oost Gelderland, opgemaakte proces-verbaal met bijlagen, genummerd 2010043054-1, gesloten en ondertekend op 24 maart 2010, pagina 22- 28, voor zover - zakelijk weergegeven - inhoudende als verklaring van aangever [betrokkene 1]:
Blz. 22. Ik doe aangifte van oplichting die plaatsvond in Apeldoorn.
Blz. 23. De oplichting vond als volgt plaats. Op 10 maart 2010 zag ik op de site van Marktplaats een aanbieding van computerspelletjes. Ik zag daar ook te koop aangeboden het computerspel Battlefield bad company 2 voor een bedrag van € 41,75, inclusief verzendkosten. In de aanbieding stond de naam van de verkoper vermeld, dit was: [verdachte]. Ik bestelde op 12 maart 2010 via mail dit spel.
Ik moest een bedrag van € 41,75 overmaken naar rekeningnummer [001] t.n.v. [verdachte]. Op 12 maart 2010 maakte ik middels internetbankieren een bedrag van € 41,75 over op bovenvermeld rekeningnummer. Via de mail was afgesproken dat men het spel zou verzenden als men de betaling had ontvangen. Op 15 of 16 maart 2010 kwam ik erachter dat het mailadres van de verkoper niet meer bestond en dat op Marktplaats de aanbieding was verdwenen. Ik ben opgelicht voor een geldbedrag van € 41,75.
Blz. 26. Bankafschrift met daarop de betaling van €41,75 op rekeningnummer [001] ten name van [verdachte].
7. Het bij voormeld hoofdproces-verbaal, gevoegde geschrift als bedoeld in artikel 344, eerste lid, aanhef en onder 5 van het Wetboek van Strafvordering, te weten, een faxbericht, pagina 29, voor zover dit geschrift - zakelijk weergeven - inhoudt:
Faxbericht.
Aan : [verbalisant 5]
Bedrijf : Politie Noord- en Oost Gelderland
Van : [betrokkene 8]
Bedrijf : ABN-AMRO Bank N.V.
Afdeling : Security & Fraud NL
In navolging van de vordering op grond van 126nc SV d.d. 8 april 2010, doen wij u hierbij de informatie toekomen horende bij het rekeningnummer [001]:
[verdachte], geb.datum: [geboortedatum] -1991
[a-straat 1] geslacht: M
[plaats]
(overweging hof: dit is een adres waar verdachte destijds heeft gewoond en ook nu weer woont).
8. Het als bijlage bij voormeld hoofdproces-verbaal opgenomen, in de wettelijke vorm door [verbalisant 6], hoofdagent, Basiseenheid Hoogezand, Politie Groningen, opgemaakte proces-verbaal, genummerd 2010025666-1, gesloten en ondertekend op 19 maart 2010, pagina 30-34, voor zover - zakelijk weergegeven - inhoudende als verklaring van aangever [betrokkene 5]:
Blz. 30. Ik doe aangifte van oplichting die plaatsvond in Hoogezand. De oplichting vond als volgt plaats.
Blz. 31. Op dinsdag 9 maart 2010 zat mijn dertienjarige zoon op de site marktplaats.nl. Hij zag een Playstation spel genaamd Call of Duty Modern Warfare 2 staan voor € 35,-, dit was inclusief verzendkosten. Het emailadres van de persoon van wie het spel zou zijn, was [adres]@gmail.com. Mijn zoon heeft op 10 maart 2010 een bedrag van € 35 overgemaakt op rekeningnummer [001] t.n.v. [verdachte].
Nadat het geld was overgemaakt hebben wij nog een aantal mailtjes gestuurd naar [verdachte] waar wij geen reactie op hebben gekregen. Tot op heden hebben wij ook nog geen Playstation spel ontvangen.
9. Het als bijlage bij voormeld hoofdproces-verbaal opgenomen, in de wettelijke vorm door [verbalisant 7], buitengewoon opsporingsambtenaar, Basisteam Velsen, Hoogezand, Regiopolitie Kennemerland, opgemaakte proces-verbaal, genummerd PL 1251 2010034000-1, gesloten en ondertekend op 31 maart 2010, pagina 36-39, voor zover - zakelijk weergegeven - inhoudende als verklaring van aangever [betrokkene 3]:
Blz. 36. Ik doe aangifte van oplichting die plaatsvond in Santpoort-Zuid.
Blz. 37. De oplichting vond als volgt plaats. Op woensdag 10 maart 2010 zag ik op www.marktplaats.nl een advertentie van een spel genaamd Battlefield Bad Company 2. Het spel werd aangeboden voor € 35,- exclusief verzendkosten. Op dezelfde dag heb ik een mail verstuurd waarin ik vroeg welke versie dit betrof. Ik kreeg vervolgens een mail retour van de afzender met het mailadres [adres]@gmail.com. Hij schrijft dat de game een PAL versie is en dat de verzendkosten € 6,75 bedragen via TNT service. De verkoper gaf in een mail met hetzelfde emailadres dat het spel met zorg en bescherming verpakt zou worden.
Vervolgens heb ik in een mail gevraagd waar ik het bedrag van € 35,- + € 2,- verzendkosten naar kon overmaken. Op 10 maart 2010 heb ik een mail ontvangen met de volgende gegevens:
Nummer: [001]
Te naam: [verdachte]
Betreft: Battlefield bad company 2 xbox 360 +3D +8042
Ik heb via internetbankieren een bedrag van € 42,- overgemaakt. Ik heb vervolgens nadat ik niets ontving nog tweemaal een mail verstuurd, maar hierop geen reactie ontvangen. Het emailadres is uit de lucht genomen.
10. Het bij voormeld hoofdproces-verbaal, gevoegde geschrift als bedoeld in artikel 344, eerste lid, aanhef en onder 5 van het Wetboek van Strafvordering, te weten de schriftelijke weergave van de emailcorrespondentie tussen verdachte en aangever Daan de Vries, pagina 40-43, voor zover dit geschrift - zakelijk weergeven - inhoudt:
Blz. 40.
From: [verdachte] <[adres]@hotmail.com>
To: [betrokkene 3] <[adres]@hotmail.com>
“Hallo [betrokkene 3], (hof: dit betreft een kennelijke verschrijving, daar de hele correspondentie betrekking heeft op aangever [verbalisant 5])
Na betaling zal ik het spel per direct op de post doen. Indien u vandaag voor 0.00 uur overmaakt, kan ik morgenochtend het spel nog op de post doen, vervolgens duurt het maximaal 2 werkdagen voor het binnen is.
Mijn gegevens zijn:
nummer [001]
Te naam: [verdachte]”
En (op vraag van aangever of verdachte het spel in een bubbelenvelop verstuurt):
“Hallo [betrokkene 3],
Dank u wel voor de informatie, ik ging namelijk uit van de TNT website, daar werd aangegeven dat alle pakketjes tussen 0-10 kg 6,75 bedragen. Bubbelenveloppen heb ik niet, maar ik kan verzekeren dat ik het met zorg en bescherming zal verpakken.”
11. Het bij voormeld hoofdproces-verbaal, gevoegde geschrift als bedoeld in artikel 344, eerste lid, aanhef en onder 5 van het Wetboek van Strafvordering, te weten, een bankafschrift, pagina 44, voor zover dit geschrift - zakelijk weergeven - inhoudt:
Blz. 44. Bankafschrift met daarop de betaling van € 42,00 op rekeningnummer [001] ten name van [verdachte].
12. Het als bijlage bij voormeld hoofdproces-verbaal opgenomen, in de wettelijke vorm door [verbalisant 8], hoofdagent, Team Hengelo Noord, Regiopolitie Twente, opgemaakte proces-verbaal met bijlagen, genummerd PL05GG 2010030035-1, gesloten en ondertekend op 6 april 2010, pagina 47-56, voor zover – zakelijk weergegeven - inhoudende als verklaring van aangever [betrokkene 2]:
Blz. 47. Ik doe aangifte van oplichting die plaatsvond in Hengelo (ov). Op 10 maart 2010 zag ik op internet, marktplaats, een advertentie waarin een mobiele telefoon, merk Blackberry, type Bold 9000 te koop werd aangeboden. De prijs die ze voor deze telefoon vroegen was € 150,- en € 6,75 verzendkosten. Ik heb via email contact opgenomen met de verkoper.
Blz. 48. Ik heb per mail gevraagd of de telefoon nog te koop stond. Er werd toen teruggemaild dat de telefoon nog te koop was. Er werd gevraagd om mijn adresgegevens, waarna de bankgegevens werden doorgemaild waaraan ik het geld moest overmaken. Als het geld overgemaakt zou zijn, zou de telefoon worden opgestuurd. Vervolgens heb ik via telebankieren het geld, € 156,75, overgemaakt op het opgegeven rekeningnummer [001] ten name van [verdachte]. Op 11 maart 2010 stond het geld op deze rekening. Ik heb de telefoon nooit ontvangen en niets meer van deze persoon gehoord. Ik heb daarna nog diverse keren via email geprobeerd contact op te nemen met de verkoper, maar ik kreeg een mail in het Engels terug dat dit emailadres niet meer bestond. Ik begreep toen dat ik was opgelicht.
Blz. 51. Bankafschrift met daarop de betaling van € 156,75 op rekeningnummer [001] ten name van [verdachte].
Blz. 54. het als bijlage bij de aangifte gevoegde schriftelijke bescheid, onder meer inhoudende de advertentie waarin de bewuste telefoon werd aangeboden en de emailcorrespondentie, waar, zakelijk weergegeven, het volgende wordt vermeld:
Op 10 maart 2010 heeft de aanbieder op internet het volgende geschreven aan aangeefster:
“Onlangs ontving ik van u een mail dat u interesse heeft voor de Blackberry Bold 9000. Bij deze kan ik u vertellen dat wij de Blackberry Bold 9000 nog te koop hebben staan. De Blackberry Bold 9000 is geheel nieuw in de doos en werd geleverd met alle accessoires, garantiebon en factuur. De garantie loopt via mediamarkt, de winkelgarantie is 1 jaar en de fabrieksgarantie is 2 jaar. Als u de Blackberry Bold 9000 wilt kopen kan ik donderdag of vrijdag een verzending in orde maken via tnt post deze zal ik dan aangetekend doen en is dan verzekerd. Hiervoor heb ik dan wel even uw gegevens nodig.
En voor de betaling vraag ik u een overschrijving te doen via online internetbankieren, als ik u adresgegevens ontvang dan zal ik u de nodige informatie terugsturen. Vanwege de drukte van onze nieuwe horecazaak gaat onze voorkeur uit naar verzenden. Dat gaat binnen 1 dag via de tnt post en is verzekerd mocht er iets misgaan dan krijgt u geld retour.
En van de verzending kan u ook via de mail het verzendbewijs krijgen dan kan u uw eigen verzending volgen via internet op site van www.tntpost.nl.
Graag zie ik uw gegevens tegemoet”
13. Het als bijlage bij voormeld hoofdproces-verbaal opgenomen, in de wettelijke vorm door [verbalisant 9], hoofdagent, Wijkteam Meer en Vaart, Politie Amsterdam-Amstelland, opgemaakte proces-verbaal, genummerd 2010117619-5, gesloten en ondertekend op 12 januari 2011, pagina 58-60, voor zover-zakelijk weergegeven - inhoudende relaas van verbalisant [verbalisant 9]:
Blz. 58. lk, verbalisant, heb op www.opgelichtopinternet.nl de zoekfunctie gebruikt.
In deze zoekfunctie heb ik de naam [verdachte] ingevoerd. Ik zag een overzicht met personen die door [verdachte] vermoedelijk waren opgelicht.
In dit overzicht is het volgende te zien:
Gebruikte emailadressen:
[adres]@gmaiI.com
[adres]@gmail.com
Gebruikte namen:
[verdachte]
Gebruikt rekeningnummer:
[001] ”
6. Het bestreden arrest houdt, voor zover voor de beoordeling van het middel van belang, het volgende in:
“Overwegingen met betrekking tot het bewijs
(…)
Uit bovenstaande aangiften en het proces-verbaal van bevindingen blijkt dat de dader gebruik maakte van de volgende namen: [verdachte], [verdachte] en [verdachte] en van de volgende emailadressen: [adres]@gmail.com en [adres]@gmail.com. Via genoemde emailadressen is gecorrespondeerd met de benadeelden.
(…)
Overwegingen hof
De volgende vraag die dient te worden beantwoord is of de door verdachte verrichte handelingen kunnen worden gekwalificeerd als oplichting.
Uit jurisprudentie van de Hoge Raad komt naar voren dat de enkele omstandigheid dat iemand zich in strijd met de waarheid voordoet als een bonafide verkoper die in staat en voornemens is de gekochte goederen na betaling te leveren, niet oplevert het aannemen van een valse hoedanigheid in de zin van artikel 326 van het Wetboek van Strafrecht.
In deze zaak is echter niet alleen sprake van het zich voordoen als bonafide verkoper maar heeft verdachte ook gebruik gemaakt van een (deels) valse naam, zoals hierboven weergegeven, en van een samenweefsel van verdichtsels, namelijk door in de emailwisseling te stellen dat hij de goederen na betaling de volgende dag op zou sturen en/of deze met zorg en bescherming zou verpakken, en/of aan te geven dat hij alsnog achter de track en trace code zou aangaan en/of door de Blackberry telefoon in zijn email aan te prijzen en/of door op te geven hoeveel garantie er nog op zat. Door zo te handelen heeft verdachte de benadeelden bewogen tot afgifte van geldbedragen. Het hof komt op grond van het bovenstaande tot het oordeel dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan oplichting.”
7. De steller van het middel kan zich niet in de hierboven weergegeven overweging van het hof vinden. In de eerste plaats omdat de door het hof aangehaalde feiten en omstandigheden onderdeel uitmaken van het zich voordoen als bonafide verkoper en niet als een samenweefsel van verdichtsels kunnen worden beschouwd. Daarnaast wordt (subsidiair) aangevoerd dat alle drie de door het hof bewezenverklaarde oplichtingsmiddelen, het gebruik van een valse naam, het aannemen van een valse hoedanigheid en het samenweefsel van verdichtsels niet uit de gebezigde bewijsmiddelen zijn af te leiden.
8. Het door het hof geformuleerde uitgangspunt, dat de enkele omstandigheid dat iemand zich in strijd met de waarheid voordoet als bonafide verkoper die in staat en voornemens is de bij hem gekochte goederen en aan het hem vooruitbetaalde goederen te leveren, niet het aannemen van een valse hoedanigheid in de zin van art. 326 Sr oplevert, is juist.1.
9. Desalniettemin is er volgens het hof in de onderhavige zaak sprake van oplichting als bedoeld in art. 326 Sr, omdat de verdachte zich niet alleen heeft voorgedaan als een bonafide verkoper, maar zich ook heeft bediend van de oplichtingsmiddelen “het aannemen van een valse naam” en “een samenweefsel van verdichtsels”.
10. Of in onderhavige zaak sprake is van het aannemen van een valse naam lijkt mij op zijn minst twijfelachtig. Alle door de verdachte gebruikte namen ([verdachte], [verdachte] en [verdachte]) zijn duidelijk te af te leiden van zijn daadwerkelijke naam ([verdachte]). Daarbij is het op marktplaats.nl gebruikelijk een bijnaam of verkorte naam te gebruiken. Maar ook los van de vraag of hier daadwerkelijke sprake is van het aannemen van een valse naam als bedoeld in art. 326 Sr, blijkt uit de bewijsmiddelen niet dat de slachtoffers door het gebruik door de verdachte van die ‘onjuiste naam’ zijn bewogen tot de afgifte van de in de bewezenverklaring bedoelde geldbedragen. Met andere woorden, dat het gebruik van een valse naam door verdachte, zo daar al sprake van zou zijn, de betrokkenen heeft bewogen tot de afgifte van het geld, blijkt nergens uit.2.Integendeel, uit de bewijsmiddelen kan worden afgeleid dat de slachtoffers over het verschil in naam die verdachte in zijn contacten met de slachtoffers gebruikte c.q. de tenaamstelling van zijn e-mailadres en de naam die hij steeds opgaf bij de bankrekening waarnaar het geld moest worden overgemaakt ([verdachte]), zijn heengestapt. De klacht dat het aannemen van een valse naam niet uit de bewijsvoering volgt en dat hieruit evenmin volgt dat de slachtoffers, zo er al sprake is van het aannemen van een valse naam, specifiek hierdoor bewogen zijn op de advertenties in te gaan en aanbetalingen te doen, is dan ook terecht voorgesteld.
11. Blijft over de vraag of uit de door de verdachte gebezigde leugenachtige mededelingen kan worden afgeleid dat de slachtoffers door een samenweefsel van verdichtsels zijn bewogen tot de afgifte van de in de bewezenverklaring genoemde geldbedragen. Daarbij komt het aan op alle omstandigheden van het geval. Tot die omstandigheden behoren de vertrouwenwekkende aard, het aantal en de indringendheid van de (geheel of gedeeltelijk) onware mededelingen in hun onderlinge samenhang, de mate waarin de in het algemeen in het maatschappelijk verkeer vereiste omzichtigheid degene tot wie de mededelingen zijn gericht aanleiding had moeten geven de onwaarheid te onderkennen of zich daardoor niet te laten bedriegen en de persoonlijkheid van het slachtoffer.3.Een enkele leugen is daarbij niet voldoende.4.
12. Waar het in onderhavige zaak om gaat is of de door het hof aangehaalde feiten en omstandigheden, te weten dat de verdachte in de e-mailwisselingen met de slachtoffers heeft gesteld dat hij de goederen na betaling de volgende dag op zou sturen en/of deze met zorg en bescherming zou verpakken, en/of door aan te geven dat hij alsnog achter de track en trace code zou aangaan en/of door de Blackberry telefoon in zijn e-mail aan te prijzen en/of door op te geven hoeveel garantie er nog op zat, onderdeel zijn van het zich als bonafide verkoper voordoen, zoals in het middel wordt gesteld, of als een samenweefsel van verdichtsels kunnen worden gekwalificeerd.
13. Volgens vaste jurisprudentie zoals hierboven is aangehaald, is het zich voordoen als bonafide verkoper niet voldoende voor het aannemen van een valse hoedanigheid. De toevoeging “bonafide” impliceert dat er aanvullende handelingen verricht worden, die gepaard gaan met het zich presenteren als verkoper, zonder dat deze onmiddellijk als aparte leugens en onderdeel van een samenweefsel van verdichtsels kunnen worden aangemerkt. Anders zou de toevoeging “bonafide” een loze zijn. Ergens zal immers uit moeten blijken dat de verkoper bonafide is of zich als zodanig voordoet.
14. Voor de bepaling van de grens tussen welke handeling nog bij het zich voordoen als bonafide verkoper hoort en wanneer deze als zelfstandig verdichtsel kan worden aangemerkt, kunnen aanknopingspunten gevonden worden in het arrest van de Hoge Raad van 11 november 2014 waarin het ging om de motivering van de bewezenverklaring van oplichting via marktplaats in een vergelijkbare casus als de onderhavige. Ook in deze zaak had de verdachte een aantal advertenties op Marktplaats.nl of Speurders.nl geplaatst onder vermelding van verschillende e-mailadressen en daarbij telefoons en armbanden te koop aangeboden. Daarbij had hij zijn eigen bankrekeningnummer en naam voor de betaling opgegeven en met sommige kopers contacten per telefoon of e-mail gehad over vragen die de kopers naar aanleiding van zijn advertenties hadden. Na betaling of aanbetaling, bleef levering vervolgens uit en was de verkoper niet meer bereikbaar en reageerde hij niet meer op e-mails. Een verschil met de tenlastelegging in onderhavige zaak was dat de e-mailadressen die de verdachte had gebruikt steeds in de tenlastelegging opgenomen waren. De Hoge Raad overwoog het volgende:
“Het Hof heeft met juistheid geoordeeld dat de enkele omstandigheid dat iemand zich in strijd met de waarheid voordoet als bonafide verkoper die in staat en voornemens is de bij hem gekochte en aan hem vooruitbetaalde goederen te leveren, niet oplevert het aannemen van een valse hoedanigheid in de zin van art. 326 Sr. Voorts heeft het Hof geoordeeld dat de gedragingen van de verdachte in de onderhavige zaak meer omvatten dan het enkele zich voordoen als zo een bonafide verkoper, nu die gedragingen ook inhouden dat de verdachte telkens opzettelijk “foutieve namen en verschillende e-mailadressen” hanteerde met het doel de mogelijkheden van de gedupeerde kopers tot verhaal op de verdachte te bemoeilijken. Gelet hierop moeten ’s Hofs overwegingen aldus worden verstaan dat de door de verdachte aangenomen valse hoedanigheid niet louter bestond uit het zich in strijd met de waarheid voordoen als bonafide verkoper, maar tevens uit het als verkoper verstrekken van onbruikbare contactgegevens aan zijn wederpartij. Aldus verstaan geeft het oordeel van het Hof dat de gedragingen van de verdachte vallen aan te merken als oplichting in de zin van art. 326 Sr niet blijk van een onjuiste rechtsopvatting. Het is ook niet onbegrijpelijk.”5.
15. Ik leid uit deze overweging af dat naast het zich voordoen als bonafide-verkoper het opzettelijk gebruik maken van verschillende e-mailadressen om het gedupeerde kopers lastiger te maken verhaal te halen, een omstandigheid is die maakt dat er sprake is van oplichting. In onderhavige zaak blijkt uit de gebezigde bewijsmiddelen dat de slachtoffers [betrokkene 4], [betrokkene 1], [betrokkene 2] en [betrokkene 3] allen verklaren dat het e-mailadres via hetwelk zij eerder contact hadden met de verdachte niet meer bestond. Deze e-mail-adressen zijn echter niet in de tenlastelegging opgenomen. Het hof heeft evenmin, anders dan in de hiervoor aangehaalde zaak, het feit dat de verdachte e-mailadressen heeft gebruikt die kort na het contact met de kopers bleken te zijn opgeheven (kennelijk met het doel om verhaal te bemoeilijken), in zijn nadere bewijsoverweging betrokken bij het oordeel dat sprake is van oplichting in de zin van art. 326 Sr.
16. Het hof heeft zijn oordeel dat sprake is van oplichting in de zin van art. 326 Sr – ten onrechte – uitsluitend gebaseerd op gedragingen die deel uitmaken van het zich presenteren als bonafide verkoper. Het kenmerk van een bonafide verkoper is immers dat deze toezegt na ontvangst van de koopsom het goed te zullen leveren en er zorg voor zal dragen dat het betreffende goed op een veilige en goede manier bij de koper wordt afgeleverd. De door het hof als zelfstandige verdichtsels aangemerkte opmerkingen van de verdachte ontstijgen dan ook naar mijn mening het niveau van de enkele leugen niet. Zij vormen onderdeel van de leugen dat de verdachte voornemens was de goederen die hij te koop aanbood ook daadwerkelijk zou leveren.
17. Uit de motivering van de bewezenverklaring kan evenmin worden afgeleid dat de mededelingen van de verdachte gelet op de context in het bijzonder vertrouwenwekkend of indringend waren. Zo blijkt bijvoorbeeld niet dat deze erg uitvoerig waren of dat ze veel werden herhaald. Er is eerder sprake van een niet erg opvallend en bij de koop en verkoop op marktplaats gebruikelijk patroon. Met betrekking tot de Blackberry valt uit de gebezigde bewijsmiddelen niet af te leiden of deze Blackberry daadwerkelijk bestond, en zo ja, in welke staat dit toestel verkeerde en hoeveel garantie er nog op zat, zodat daaruit niet kan worden afgeleid dat de mededelingen van de verdachte daaromtrent niet op waarheid berustten.
18. Kortom, verdachte heeft zich weliswaar in strijd met de waarheid voorgedaan als bonafide verkoper, maar dat hij daarbij gebruik heeft gemaakt van een valse naam waardoor de slachtoffers bewogen werden aanbetalingen te doen of dat er sprake was van een samenweefsel van verdichtsels, kan uit de gedragingen van verdachte, zoals deze in de tenlastelegging zijn opgenomen of uit de nadere bewijsmotivering van het hof niet volgen. De door het hof in aanmerking genomen gedragingen zijn derhalve ten onrechte als oplichting aangemerkt in de zin van art. 326 Sr.
19. Het middel is terecht voorgesteld.
20. Gronden waarop de Hoge Raad gebruik zou moeten maken van zijn bevoegdheid de bestreden uitspraak ambtshalve te vernietigen heb ik niet aangetroffen.
21. Deze conclusie strekt tot vernietiging van de bestreden uitspraak en tot terugwijzing van de zaak naar het hof, teneinde deze op het bestaande beroep opnieuw te berechten en af te doen.
De Procureur-Generaal
bij de Hoge Raad der Nederlanden
AG
Voetnoten
Voetnoten Conclusie 31‑03‑2015
Zie A.J. van der Velden, T&C Sr, aant. 8 bij art. 326 Sv en bijvoorbeeld HR 15 oktober 2013, ECLI:NL:HR:2013:952, rov. 2.3. met name de daaraan voorafgaande conclusie van mijn ambtgenoot Knigge onder 4.6 – 4.11.
HR 15 november 2011, ECLI:NL:HR:2011:BQ8600, NJ 2012/279 m.nt. J. Reijntjes.
HR 16 maart 1993, ECLI:NL:HR:1993:AD1846.
HR 11 november 2014, ECLI:NL:HR:2014:3144.