Hof Arnhem, 21-12-2007, nr. 24-002056-05
ECLI:NL:GHARN:2007:BC1666
- Instantie
Hof Arnhem
- Datum
21-12-2007
- Zaaknummer
24-002056-05
- LJN
BC1666
- Vakgebied(en)
Strafrecht algemeen (V)
- Brondocumenten en formele relaties
ECLI:NL:GHARN:2007:BC1666, Uitspraak, Hof Arnhem, 21‑12‑2007; (Hoger beroep)
Conclusie in cassatie: ECLI:NL:PHR:2009:BK7354
Cassatie: ECLI:NL:HR:2009:BK7354, Bekrachtiging/bevestiging
- Wetingang
Arbeidsomstandighedenwet; Wet op de economische delicten
Uitspraak 21‑12‑2007
Inhoudsindicatie
Op grond van de stukken en het verhandelde ter terechtzitting kan de feitelijke toedracht van het ongeval niet worden vastgesteld, daarbij in ogenschouw nemend dat het hoogst onaannemelijk is dat het slachtoffer, gebruik makend van de binnen het bedrijf gebruikelijke procedure zoals zojuist omschreven, in de menger/wolf is kunnen vallen. Er kan derhalve niet worden uitgesloten dat een andere oorzaak heeft geleid tot het fatale gevolg. Het hof acht het daarbij uit hetgeen wél uit het dossier en het verhandelde ter zitting blijkt niet aannemelijk dat in casu het niet uitschakelen of het niet drukloos of spanningsloos maken van het arbeidsmiddel alsmede het negeren van de beveiligingsinrichting van het arbeidsmiddel tot de dood van het slachtoffer heeft geleid.
Partij(en)
Parketnummer: 24-002056-05
Parketnummer eerste aanleg: 07-700058-05
Arrest van 21 december 2007 van het gerechtshof te Arnhem, nevenzittingsplaats Leeuwarden, economische kamer, op het hoger beroep tegen het vonnis van de economische kamer van de rechtbank Zwolle-Lelystad van 20 oktober 2005 in de strafzaak tegen:
[verdachte], CV,
gevestigd te [vestigingsplaats], [adres],
ter terechtzitting vertegenwoordigd door [gemachtigde], operations directeur van verdachte, bijgestaan door haar raadsvrouw B.S. Schnier, advocaat te Amsterdam.
Het vonnis waarvan beroep
De economische kamer van de rechtbank Zwolle-Lelystad heeft de verdachte bij het vonnis vrijgesproken van het ten laste gelegde.
Gebruik van het rechtsmiddel
De officier van justitie is op de voorgeschreven wijze en tijdig in hoger beroep gekomen. Hij heeft dit hoger beroep aan verdachte doen betekenen.
Het onderzoek ter terechtzitting in hoger beroep
Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting in hoger beroep, alsmede het onderzoek op de terechtzitting in eerste aanleg.
De vordering van de advocaat-generaal
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat het hof verdachte ter zake van het aan haar ten laste gelegde zal veroordelen tot een geldboete van € 30.000,-, waarvan € 15.000,- voorwaardelijk, met een proeftijd voor de duur van 2 jaren.
De beslissing op het hoger beroep
Het hof zal het vonnis vernietigen en opnieuw recht doen.
Vrijspraak
Aan verdachte is (na wijziging) ten laste gelegd dat:
"zij op of omstreeks 2 november 2004 in de gemeente [gemeente], in ieder geval in Nederland, als werkgeefster handelingen heeft verricht en/of heeft nagelaten in strijd met de Arbeidsomstandigheden wet 1998 en/of de daarop berustende bepalingen, te weten in strijd met artikel 7.5 lid 2 en/of 3 en/of in strijd met artikel 7.7 lid 4 van het Arbeidsomstandighedenbesluit, terwijl daardoor naar zij, verdachte, wist of redelijkerwijs moest weten, levensgevaar en/of ernstige schade aan de gezondheid van één of meer van haar werknemers ontstond of te verwachten was,
namelijk heeft toen een werknemer van haar, verdachte, te weten [werknemer], in een ruimte van de onderneming gevestigd in/aan perceel [adres] aldaar
- a.
onderhouds- en/of reparatie- en/of reinigingswerkzaamheden en/of productie- en/of afstelwerkzaamheden, te weten het schoonschrapen van een bak, althans werkzaamheden, uitgevoerd met of aan een arbeidsmiddel, te weten een combinatie van een heffer en een menger/wolf waarmee filet-americain werd geproduceerd, terwijl genoemd arbeidsmiddel niet was uitgeschakeld en/of drukloos en/of spanningsloos was gemaakt,
immers heeft voornoemde werknemer bij het uitvoeren van voornoemde werkzaamheden - zoals in de onderneming gebruikelijk was - een trapje gebruikt om bij de bak te kunnen komen, althans heeft deze werknemer geen gebruik gemaakt van het aan dat arbeidsmiddel bevestigde uitklapbare bordesje, waarmee het arbeidsmiddel wel zou worden uitgeschakeld en/of drukloos en/of spanningsloos zou worden gemaakt (artikelen 7.5. lid 2 en/of 3) en/of
- b.
werkzaamheden verricht aan/met een arbeidsmiddel, te weten een combinatie van een heffer en een menger/wolf waarmee filet-americain werd geproduceerd, terwijl één of meer bewegende delen, te weten één of meer mengarmen en/of een wolf, van dat arbeidsmiddel gevaar opleverden en konden de aanwezige schermen en/of beveiligingsinrichtingen van dat arbeidsmiddel op eenvoudige wijze worden genegeerd en/of buiten werking worden gesteld, namelijk kon de beveiligingsinrichting van dat arbeidsmiddel worden genegeerd door gebruik te maken van een trapje, in plaats van gebruik te maken van een aan dat arbeidsmiddel aangebracht beveiligingsbordesje ( artikel 7.7. lid 4),
waardoor levensgevaar en/of ernstige schade aan de gezondheid van voornoemde werknemer ontstond";
Op de in de tenlastelegging genoemde datum is op het bedrijf van verdachte in [gemeente] de werknemer [werknemer] om het leven gekomen. Het slachtoffer is met het hoofd naar beneden aangetroffen in een machine waarin filet américain wordt bereid. Gelet op de verklaring van een der werknemers van verdachte kan er van worden uit gegaan dat op het moment dat het slachtoffer in de machine is geraakt deze in werking was. Verdachte, als werkgeefster, wordt verweten dat zij handelingen heeft verricht/nagelaten, terwijl zij wist of redelijkerwijs moest weten dat daardoor levensgevaar of ernstige schade aan de gezondheid van één of meer van haar werknemers ontstond of te verwachten was.
Dit wordt nader uitgewerkt als volgt: het slachtoffer zou
- a)
werkzaamheden aan een arbeidsmiddel hebben verricht, terwijl dat arbeidsmiddel niet was uitgeschakeld en/of drukloos en/of spanningsloos was gemaakt en/of
- b)
werkzaamheden aan een arbeidsmiddel hebben verricht, terwijl de beveiligingsin-richtingen van dat arbeidsmiddel op eenvoudige wijze konden worden genegeerd,
waardoor genoemd gevaar ontstond.
Aldus wordt in de tenlastelegging een causaal verband gelegd tussen het (nalatig) handelen van verdachte en het uiteindelijk te verwachten/ontstane gevolg, te weten de dood van het slachtoffer. Om tot een bewezenverklaring van het ten laste gelegde te komen zal dit verband uit de bewijsmiddelen moeten blijken.
Uit de stukken en het verhandelde ter zitting is gebleken dat het binnen het bedrijf de gewoonte was de menger/wolf waarin het product werd gemengd, te vullen vanuit een deegbak die daartoe mechanisch werd opgetild en zich dus boven voornoemde menger/wolf bevond op het moment waarop deze werd geledigd. Dit ledigen gebeurde zonder menselijk ingrijpen. Teneinde te voorkomen dat een deel van het halffabricaat de menger/wolf en de omgeving zou verontreinigen was het gebruikelijk met behulp van een schraper een deel van de deegbak te reinigen. Daarbij werd gebruik gemaakt van een losstaande trap en niet van een aan de menger/wolf bevestigde veiligheidvoorziening (trap en bordes) ten gevolge waarvan deze werd uitgeschakeld.
Op grond van de stukken en het verhandelde ter terechtzitting kan de feitelijke toedracht van het ongeval niet worden vastgesteld, daarbij in ogenschouw nemend dat het hoogst onaannemelijk is dat het slachtoffer, gebruik makend van de binnen het bedrijf gebruikelijke procedure zoals zojuist omschreven, in de menger/wolf is kunnen vallen. Er kan derhalve niet worden uitgesloten dat een andere oorzaak heeft geleid tot het fatale gevolg. Het hof acht het daarbij uit hetgeen wél uit het dossier en het verhandelde ter zitting blijkt niet aannemelijk dat in casu het niet uitschakelen of het niet drukloos of spanningsloos maken van het arbeidsmiddel alsmede het negeren van de beveiligingsinrichting van het arbeidsmiddel tot de dood van het slachtoffer heeft geleid.
Verdachte dient op grond van het vorenstaande van het aan haar ten laste gelegde te worden vrijgesproken.
De uitspraak
HET HOF,
RECHT DOENDE OP HET HOGER BEROEP:
vernietigt het vonnis, waarvan beroep, en opnieuw recht doende:
verklaart het verdachte ten laste gelegde niet bewezen en spreekt haar daarvan vrij.
Dit arrest is aldus gewezen door mr. S. Zwerwer, voorzitter, mr. H. Kalsbeek en
mr. J.J. Beswerda, in tegenwoordigheid van mr. M.D. Moeke als griffier.