Einde inhoudsopgave
Verordening (EU) 2017/1004 betreffende de instelling van een Uniekader voor de verzameling, het beheer en het gebruik van gegevens in de visserijsector en voor de ondersteuning van wetenschappelijk advies over het gemeenschappelijk visserijbeleid en tot intrekking van Verordening (EG) nr. 199/2008
Artikel 6 Nationale werkprogramma's
Geldend
Geldend vanaf 14-07-2021
- Bronpublicatie:
07-07-2021, PbEU 2021, L 247 (uitgifte: 13-07-2021, regelingnummer: 2021/1139)
- Inwerkingtreding
14-07-2021
- Bronpublicatie inwerkingtreding:
07-07-2021, PbEU 2021, L 247 (uitgifte: 13-07-2021, regelingnummer: 2021/1139)
- Vakgebied(en)
Dierenrecht / Bijzondere onderwerpen
Natuurbeschermingsrecht / Soortenbescherming
1.
Onverminderd hun uit het Unierecht voortvloeiende verplichtingen op het gebied van gegevensverzameling, verzamelen de lidstaten gegevens in het kader van een werkprogramma dat is opgesteld in overeenstemming met het meerjarenprogramma van de Unie (het ‘nationaal werkprogramma’). De lidstaten dienen uiterlijk op 15 oktober van het jaar voorafgaand aan het jaar waarin het nationaal werkprogramma van kracht zal worden, bij de Commissie elektronisch hun nationale werkprogramma’s in, tenzij er nog een bestaand plan van toepassing is; in dat geval stellen zij de Commissie hiervan in kennis.
2.
De Commissie stelt uiterlijk op 31 december van het jaar voorafgaand aan het jaar waarin het nationaal werkprogramma van kracht wordt, uitvoeringshandelingen vast ter goedkeuring van het in lid 1 bedoelde nationaal werkprogramma. Bij de goedkeuring van de nationale werkprogramma’s houdt de Commissie rekening met de beoordeling die het WTECV volgens artikel 10 heeft verricht. Als uit deze beoordeling blijkt dat het nationaal werkprogramma niet voldoet aan dit artikel of geen garantie biedt voor de wetenschappelijke relevantie van de gegevens of voor voldoende kwaliteit van de voorgestelde methoden en procedures, stelt de Commissie de betrokken lidstaat daarvan onmiddellijk in kennis en noemt zij de wijzigingen in het werkprogramma die zij noodzakelijk acht. De betrokken lidstaat legt vervolgens een herzien werkprogramma aan de Commissie voor.
3.
Nationale werkprogramma's bevatten een gedetailleerde beschrijving van:
- a)
de gegevens die overeenkomstig het meerjarenprogramma van de Unie moeten worden verzameld;
- b)
de verdeling in tijd en ruimte en de frequentie waarmee de gegevens zullen worden verzameld;
- c)
de bron van de gegevens, de procedures en methoden om de gegevens te verzamelen en te verwerken tot de gegevensreeksen die aan de eindgebruikers van wetenschappelijke gegevens zullen worden verstrekt;
- d)
het kader voor kwaliteitsborging en kwaliteitscontrole waarmee overeenkomstig artikel 14 wordt gewaarborgd dat de kwaliteit van de gegevens voldoende hoog is;
- e)
het format waarin en het moment waarop gegevens beschikbaar moeten worden gesteld aan eindgebruikers van wetenschappelijke gegevens, rekening houdend met de behoeften die de eindgebruikers van wetenschappelijke gegevens kenbaar hebben gemaakt, indien die bekend zijn;
- f)
de regelingen voor internationale en regionale samenwerking en coördinatie, met inbegrip van bilaterale en multilaterale overeenkomsten die zijn gesloten om de doelstellingen van deze verordening te verwezenlijken, en
- g)
de manier waarop rekening is gehouden met de internationale verplichtingen van de Unie en de lidstaten.
4.
Bij het opstellen van zijn nationaal werkprogramma werkt elke lidstaat in het kader van de in artikel 9 bedoelde regionale coördinatiegroepen samen en coördineert hij zijn inspanningen met andere lidstaten, met name die in dezelfde mariene regio, om te zorgen voor een toereikende en doeltreffende dekking en om overlapping van gegevensverzamelingsactiviteiten te voorkomen. Daarbij streven de lidstaten er ook naar belanghebbenden op het juiste niveau te betrekken. In voorkomend geval kunnen die samenwerking en coördinatie ook plaatsvinden buiten het kader van de regionale coördinatiegroepen.
5.
De Commissie kan uitvoeringshandelingen vaststellen met voorschriften inzake de procedures, het format en het tijdschema voor de indiening van de in lid 1 bedoelde nationale werkprogramma’s. Deze uitvoeringshandelingen worden vastgesteld volgens de in artikel 25, lid 2, bedoelde onderzoeksprocedure.