Einde inhoudsopgave
Verordening (EU) 2017/1004 betreffende de instelling van een Uniekader voor de verzameling, het beheer en het gebruik van gegevens in de visserijsector en voor de ondersteuning van wetenschappelijk advies over het gemeenschappelijk visserijbeleid en tot intrekking van Verordening (EG) nr. 199/2008
Artikel 9 Regionale coördinatie en samenwerking
Geldend
Geldend vanaf 10-07-2017
- Bronpublicatie:
17-05-2017, PbEU 2017, L 157 (uitgifte: 20-06-2017, regelingnummer: 2017/1004)
- Inwerkingtreding
10-07-2017
- Bronpublicatie inwerkingtreding:
17-05-2017, PbEU 2017, L 157 (uitgifte: 20-06-2017, regelingnummer: 2017/1004)
- Vakgebied(en)
Dierenrecht / Bijzondere onderwerpen
Natuurbeschermingsrecht / Soortenbescherming
1.
Overeenkomstig artikel 25 van Verordening (EU) nr. 1380/2013 coördineren de lidstaten hun gegevensverzamelingsactiviteiten met andere lidstaten in dezelfde mariene regio en stellen zij alles in het werk om hun activiteiten te coördineren met derde landen die soevereiniteit of jurisdictie uitoefenen over wateren in dezelfde mariene regio.
2.
Om de regionale coördinatie te vergemakkelijken, worden in elke mariene regio door de desbetreffende lidstaten regionale coördinatiegroepen opgericht.
3.
Die regionale coördinatiegroepen hebben tot doel procedures, methoden, kwaliteitsborging en kwaliteitscontrole voor het verzamelen en verwerken van gegevens op te stellen en te implementeren, teneinde een verdere verbetering van de betrouwbaarheid van het wetenschappelijk advies mogelijk te maken. Te dien einde zetten de regionale coördinatiegroepen zich in voor het opzetten en implementeren van regionale gegevensbanken.
4.
De regionale coördinatiegroepen bestaan uit door de lidstaten benoemde deskundigen, met inbegrip van de nationale correspondenten, en de Commissie.
5.
Door de regionale coördinatiegroepen wordt een reglement van orde voor hun activiteiten opgesteld en overeengekomen.
6.
Bij kwesties die een invloed hebben op verschillende mariene regio's, coördineren de regionale coördinatiegroepen onderling en met de Commissie.
7.
Indien noodzakelijk worden vertegenwoordigers van betrokken eindgebruikers van wetenschappelijke gegevens, waaronder de in artikel 26 van Verordening (EU) nr. 1380/2013 bedoelde wetenschappelijke instanties, regionale visserijorganisaties, adviesraden en derde landen, uitgenodigd de vergaderingen van de regionale coördinatiegroepen als waarnemers bij te wonen.
8.
De regionale coördinatiegroepen kunnen ontwerpen van regionale werkprogramma's opstellen die stroken met deze verordening en met het meerjarenprogramma van de Unie. Die ontwerpen van regionale werkprogramma's kunnen betrekking hebben op procedures, methoden, kwaliteitsborging en kwaliteitscontrole voor gegevensverzameling en -verwerking als bedoeld in artikel 5, lid 2, onder a) en b), en lid 5, op regionaal gecoördineerde bemonsteringsstrategieën en op voorwaarden voor de levering van gegevens aan regionale gegevensbanken. Zij kunnen ook kostendelingsovereenkomsten voor deelname aan onderzoeksinspecties op zee bevatten.
9.
Wanneer een ontwerp van regionaal werkprogramma wordt opgesteld, dient de betrokken lidstaat dat bij de Commissie in uiterlijk op 31 oktober van het jaar voorafgaand aan het jaar met ingang waarvan het regionaal werkprogramma moet gelden, tenzij er nog een bestaand plan van toepassing is. In dat geval stellen de betrokken lidstaten de Commissie daarvan in kennis. De Commissie kan een ontwerp van regionaal werkprogramma goedkeuren door middel van een uitvoeringshandeling. Die uitvoeringshandeling wordt vastgesteld overeenkomstig de in artikel 25, lid 2, bedoelde onderzoeksprocedure. Daarbij houdt de Commissie, indien van toepassing, rekening met de in artikel 10 bedoelde beoordeling van het WTECV. Als uit die beoordeling blijkt dat een ontwerp van regionaal werkprogramma niet voldoet aan dit artikel of geen garantie biedt voor de wetenschappelijke relevantie van de gegevens of voor voldoende kwaliteit van de voorgestelde methoden en procedures, stelt de Commissie de betrokken lidstaten daarvan onmiddellijk in kennis en vermeldt zij welke wijzigingen in dat ontwerp van werkprogramma zij noodzakelijk acht. Vervolgens leggen de betrokken lidstaten een herzien ontwerp van werkprogramma aan de Commissie voor.
10.
Een regionaal werkprogramma wordt geacht in de plaats te komen van of een aanvulling te vormen op de desbetreffende onderdelen van de door elk van de betrokken lidstaten opgestelde nationale werkprogramma's.
11.
De Commissie kan uitvoeringshandelingen vaststellen met voorschriften inzake de procedures, kostendelingsovereenkomsten voor deelname aan onderzoeksinspecties op zee, het gebied in de mariene regio waar de gegevens zullen worden verzameld, en het format en de tijdschema's voor de indiening en de goedkeuring van de in lid 8 van dit artikel bedoelde regionale werkprogramma's. Die uitvoeringshandelingen worden volgens de in artikel 25, lid 2, bedoelde onderzoeksprocedure vastgesteld.