Rb. Oost-Brabant, 21-07-2022, nr. 21/1258
ECLI:NL:RBOBR:2022:2974
- Instantie
Rechtbank Oost-Brabant
- Datum
21-07-2022
- Zaaknummer
21/1258
- Vakgebied(en)
Bestuursprocesrecht (V)
- Brondocumenten en formele relaties
ECLI:NL:RBOBR:2022:2974, Uitspraak, Rechtbank Oost-Brabant, 21‑07‑2022; (Eerste aanleg - meervoudig)
- Vindplaatsen
Uitspraak 21‑07‑2022
Inhoudsindicatie
In een beheerplan is een grondwater onttrekking ten behoeve van drinkwaterwinning als activiteit beschreven en daarmee uitgezonderd van de vergunningplicht ingevolge artikel 2.7, tweede lid, van de Wnb. Voor deze onttrekking was al in 1986 een vergunning op basis van de Grondwaterwet verleend. Volgens de rechtbank is voldoende dat het project als zodanig is vergund of toegestaan voordat het Natura 2000-gebied is aangewezen. Deze vergunning kan vervolgens worden geacht te zijn betrokken bij de aanwijzing van het Natura 2000-gebied. Dat betekent in dit geval dat de vergunning uit 1986 op basis van de Grondwaterwet in beginsel kan worden aangemerkt als de toestemming voor het project .Dus was er geen vergunning op basis van artikel 2.7, tweede lid van de Wnb nodig. Omdat er geen vergunning nodig was, was er ook geen aanleiding om in het beheerplan dit project te beschrijven en uit te zonderen van de vergunningplicht op basis van artikel 2.7, tweede lid van de Wnb. Verder heeft verweerder in te algemene bewoordingen alle grondwateronttrekkingen ten behoeve van beregening in of bij het Natura 2000-gebied heeft genoemd als project dat wordt vrijgesteld van de vergunningplicht van artikel 2.7, tweede lid, van de Wnb.
RECHTBANK OOST-BRABANT
Zittingsplaats 's-Hertogenbosch
Bestuursrecht
zaaknummer: SHE 21/1258
uitspraak van de meervoudige kamer van 21 juli 2022 in de zaak tussen
IVN Groene Zoom, uit Bergen op Zoom
Stichting Brabantse Wal uit Woensdrecht
Vogelwerkgroep Bergen op Zoom uit Bergen op Zoom
Milieuvereniging Benegora uit Bergen op Zoom
Natuur- en milieuvereniging Namiro uit Woensdrecht,
eisers
(gemachtigde: mr. J.E. Dijk),
en
het college van gedeputeerde staten van de provincie Noord-Brabant, verweerder
(gemachtigden: mr. M. Bouchiba, S.R. de Regt).
Als derde-partijen nemen aan de zaak deel: [naam] N.V. (gemachtigde: mr. M.M. Kaajan) en [naam] N.V. (gemachtigde: mr. A.A. Freriks).
Inleiding
1.1
In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het beroep van eisers tegen de vaststelling van het Natura 2000-beheerplan voor het Natura 2000-gebied ‘Brabantse Wal’ (verder: het beheerplan) door verweerder op 15 april 2021.
1.2
Verweerder heeft op het beroep gereageerd in twee verweerschriften.
1.3
De rechtbank heeft het beroep op 14 juni 2022 op zitting behandeld. Hieraan hebben deelgenomen:
de gemachtigde van eisers,
de gemachtigden van verweerder,
de gemachtigde en [naam] namens [naam] N.V.
[naam] namens [naam] N.V. en de gemachtigde.
Beoordeling door de rechtbank
2. De rechtbank zet hieronder eerst enkele feiten op een rij. Daarna beoordeelt de rechtbank de beroepsgronden tegen het bestreden besluit.
Feiten
3. De rechtbank gaat uit van de volgende feiten.
Het Natura 2000-gebied Brabantse Wal omvat gebieden die zijn aangewezen op basis van de Vogelrichtlijn en de Habitatrichtlijn (HRL). Delen van het gebied zijn aangewezen in het jaar 2000 en het gebied is vervolgens geheel aangewezen in 2004.
[naam] exploiteert een drinkwatervoorziening nabij Bergen op Zoom. Zij onttrekt hiervoor grondwater op de winplaats De Mondaf bij Bergen op Zoom. Op 9 december 1986 heeft verweerder aan de rechtsvoorganger van [naam] een vergunning verleend op basis van de Grondwaterwet voor de onttrekking van 5 miljoen m3 grondwater op de winplaatsen Mondaf en Lievensberg.
Eisers zijn milieu- en natuurverenigingen, gevestigd in de omgeving van de Brabantse Wal.
Een ontwerp van het beheerplan heeft ter inzage gelegen. Eisers hebben hiertegen zienswijzen ingediend.
4. In het bestreden besluit heeft verweerder het beheerplan vastgesteld. In het beheerplan wordt een aantal projecten uitdrukkelijk genoemd, waaronder in paragraaf 5.2.3 van het beheerplan ingrepen met effect op de waterhuishouding. Enkele relevante passages uit deze paragraaf zijn geciteerd in de bijlage bij deze uitspraak.
Behandeling beroepsgronden
5.1
De rechtbank stelt voorop dat niet tegen het gehele beheerplan beroep kan worden ingesteld. De bestuursrechter kan alleen oordelen over beroepen tegen nadrukkelijk in het beheerplangenoemde projecten, die de instandhoudingsdoelstellingen van het Natura 2000-gebied niet in gevaar brengen. Door het beheerplan worden deze projecten dan namelijk uitgezonderd van de vergunningplicht op basis van artikel 2.7, tweede lid van de Wet natuurbescherming (Wnb) of zijn de verboden in hoofdstuk 3 van de Wnb, die zien op soortenbescherming, er niet op van toepassing. Dat volgt ook uit artikel 8.1, tweede lid van de Wnb. Als men van mening is dat door projecten de instandhoudingsdoelstellingen wel in gevaar komen, zal men beroep moeten instellen tegen het beheerplan (zie ook de uitspraak van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State (Afdeling) van 24 januari 20181.).
5.2
De rechtbank stelt vast dat in het beheerplan een aantal activiteiten wordt genoemd die als project zijn te beschouwen, waaronder vijf specifieke drinkwaterwinningen. De drinkwaterwinning van [naam] in Halsteren (Grote Melanen) staat daar niet bij. Deze drinkwaterwinning wordt ook niet genoemd in de bijbehorende passende beoordeling. Ook blijkt niet uit het beheerplan dat een nadrukkelijke keuze is gemaakt om deze drinkwaterwinning niet vrij te stellen. In het beheerplan wordt uitdrukkelijk overwogen: ‘Op basis van dit beheerplan genoemde activiteiten zijn vrijgesteld van vergunningplicht.’ De rechtbank begrijpt deze passage aldus dat uitsluitend de vijf genoemde drinkwaterwinningen zijn vrijgesteld van de vergunningplicht ingevolge artikel 2.7, tweede lid van de Wnb. Dat betekent volgens de rechtbank dat de drinkwaterwinning van [naam] in Halsteren niet is vrijgesteld. Dit is door verweerder bevestigd in de verweerschriften en ter zitting. Ook [naam] heeft dit zo opgevat. De drinkwaterwinning van [naam] in Halsteren kan alleen worden geëxploiteerd met inachtneming van het verbod in artikel 2.7, tweede lid van de Wnb. De rechtbank zal in deze uitspraak niet bespreken of voor de drinkwaterwinning van [naam] in Halsteren een natuurvergunning nodig is of dat [naam] kan terugvallen op een toestemming die is verleend vóór de aanwijzing van het Natura 2000-gebied. Het beroep van eisers is, voor zover gericht tegen de drinkwaterwinning van [naam] in Halsteren, niet-ontvankelijk op basis van artikel 8.1 van de Wnb.
6.1
Eisers vinden dat er onvoldoende maatregelen worden getroffen om de verdroging van de Brabantse Wal te voorkomen of te verminderen, terwijl voor de wateropgave in het gebied de sense of urgency-status geldt. Zij wijzen op het feit dat het habitattype zwak gebufferde vennen het grootste deel van het jaar overstroomd moet zijn; dat is niet het geval. De maatregelen die zijn genomen voor extra wateraanvoer vanaf het gebied Kortenhoeff via het Kleine Meer en met een leiding vanaf de Kalmthoutse Heide hebben geen of onvoldoende effect, omdat het Kleine Meer het grootste deel van het jaar droog staat en er vanaf de Kalmthoutse Heide niet of nauwelijks sprake is geweest van een wateroverschot. Er zijn volgens eisers meer maatregelen nodig dan de getroffen maatregelen om te voorkomen dat de kwaliteit van het habitattype zwak gebufferde vennen verder verslechtert.
6.2
De rechtbank stelt vast dat deze beroepsgrond betrekking heeft op de uitvoering van het beheerplan en niet is gericht tegen een bepaald project genoemd in hoofdstuk 5 van het beheerplan. Het beroep is daarom in zoverre niet-ontvankelijk, vanwege de in artikel 8.1 van de Wnb gemaakte beperking van het beroepsrecht.
7.1
Eisers merken op dat ook toezicht op het beheer van stuwen noodzakelijk is.
7.2
De rechtbank stelt vast dat in paragraaf 5.3.2 van het beheerplan enkele onderbemalingen nadrukkelijk worden beschreven. Het gaat om Zuidhoef (onderbemaling) en Eiland (onderbemaling via gemaal Vos). Dit zijn echter geen stuwen. Het beheer van stuwen is volgens de rechtbank niet beschreven als waterhuishoudkundige activiteit in paragraaf 5.3.2 van het beheerplan en kan dus niet worden beschouwd als een project dat is uitgezonderd van de vergunningplicht ingevolge artikel 2.7, tweede lid, van de Wnb. Het beroep is in zoverre niet-ontvankelijk.
8.1
Eisers vinden dat er een verband had moeten worden gelegd tussen de wateronttrekking binnen het Natura 2000-gebied Brabantse Wal en de verminderde kwel naar het nabijgelegen Natura 2000-gebied Markiezaat.
8.2
Verweerder stelt zich op het standpunt dat de passende beoordeling is uitgevoerd om de gevolgen van de waterwinning voor de Brabantse Wal in kaart te brengen en niet dat van Natura 2000-gebied Markiezaat. De effecten van de maatregelen in het beheerplan op het Natura 2000-gebied Markiezaat komen bij de vaststelling van het beheerplan voor dat gebied aan de orde.
8.3
De rechtbank begrijpt deze beroepsgrond zo dat eisers van mening zijn dat projecten of maatregelen van het beheerplan effect zouden kunnen hebben op een ander Natura 2000-gebied en daarom ten onrechte niet zijn beoordeeld. De rechtbank is van oordeel dat verweerder bij de vaststelling van het beheerplan en het beschrijven en vrijstellen van bepaalde projecten in een beheerplan alleen de gevolgen voor het Natura 2000-gebied kan betrekken waarop het beheerplan betrekking heeft. Indien het betreffende project gevolgen heeft voor een ander Natura 2000-gebied, dan moet nog steeds worden beoordeeld of het desbetreffende project een vergunning op basis van artikel 2.7, tweede lid van de Wnb nodig heeft en of deze vergunning kan worden verleend of niet. Deze beroepsgrond slaagt daarom niet.
9.1
Eisers vinden dat in de passende beoordeling te weinig onderzoek is gedaan naar de effecten van waterwinning van [naam] bij de Mondaf te Bergen op Zoom.
9.2
Verweerder stelt zich in zijn tweede verweerschrift op het standpunt dat voor de waterwinning bij Mondaf vóór de aanwijzing als Natura 2000-gebied van de Brabantse Wal grondwateronttrekkingsvergunningen zijn afgegeven. Voor de waterwinning van [naam] bij de Mondaf te Bergen op Zoom is daarom geen natuurvergunning noodzakelijk, dus was er ook geen aanleiding om de grondwaterwinning uit te zonderen van de vergunningplicht van artikel 2.7, tweede lid, van de Wnb.
9.3
Ook [naam] is van mening dat er geen vergunning op grond van artikel 2.7, tweede lid, van de Wnb noodzakelijk is, gelet op de in het verleden verleende vergunning op basis van de Grondwaterwet.
9.4
De rechtbank stelt vast dat in het beheerplan de waterwinning van [naam] bij de Mondaf te Bergen op Zoom als project is genoemd en is vrijgesteld van de vergunningplicht van artikel 2.7, tweede lid, van de Wnb. In de passende beoordeling bij het beheerplan is de waterwinning van [naam] bij de Mondaf te Bergen op Zoom ook expliciet genoemd. In het beheerplan worden geen andere kaders voor vergunningverlening genoemd en er worden voor deze waterwinning ook geen specifieke maatregelen getroffen.
9.5
Uit het arrest van het Hof van Justitie van de Europese Unie van 23 maart 20062.(Commissie/Oostenrijk) en het arrest van 14 januari 20103.(Stadt Papenburg), punt 48, volgt dat indien voor een project voor afloop van de omzettingstermijn van de HRL, te weten op 10 juni 1994, toestemming is verleend, de in artikel 6, derde en vierde lid, van de HRL vervatte procedure voor voorafgaande beoordeling van de gevolgen van het project voor het Natura 2000-gebied niet geldt. De procedure voor voorafgaande beoordeling als bedoeld in artikel 6, derde en vierde lid, van de HRL is evenmin van toepassing als voor het project toestemming is verleend voor de datum van vaststelling van de lijst van gebieden van communautair belang. Daarbij is in aanmerking genomen dat de procedure voor voorafgaande beoordeling, gelet op artikel 4, vijfde lid, van de HRL pas van toepassing is geworden na de vaststelling van die lijst (zie de uitspraak van de Afdeling van 31 maart 20104.).
9.6
Anders dan eisers stellen, kan uit deze arresten en uit de uitspraak van de Afdeling niet worden afgeleid dat de bovenstaande rechtspraak slechts van toepassing is als een milieuvergunning of een andere milieutoestemming is verleend. Het arrest Commissie/Oostenrijk ging bijvoorbeeld over de bouw en aanleg van een weg. Volgens de rechtbank is voldoende dat het project als zodanig is vergund of toegestaan voordat het Natura 2000-gebied is aangewezen. Deze vergunning kan vervolgens worden geacht te zijn betrokken bij de aanwijzing van het Natura 2000-gebied. Dat betekent in dit geval dat de vergunning uit 1986 op basis van de Grondwaterwet in beginsel kan worden aangemerkt als de toestemming voor het project over de Mondaf. De rechtbank vindt steun voor dit oordeel in de uitspraak van de Afdeling van 14 oktober 2012.5.
9.7
De rechtbank stelt vast dat in de vergunning uit 1986 op basis van de Grondwaterwet ook een vergunning is verleend voor onttrekking uit het gebied De Lievensberg. Dit zijn twee gebieden maar dat is niet van belang, omdat in de vergunning op basis van de Grondwaterwet uit 1986 niet is bepaald welke hoeveelheid uit welk gebied mag worden onttrokken. Met andere woorden, de vergunning op basis van de Grondwaterwet biedt de mogelijkheid om 5 miljoen m3 grondwater te onttrekken uit het gebied De Mondaf. [naam] heeft gesteld dat de tenaamstelling van deze vergunning op basis van de Grondwaterwet nadien enkele malen is gewijzigd, maar dat de hoeveelheid te winnen drinkwater niet is gewijzigd. Zij heeft verder gesteld dat de uitvoering van de drinkwaterwinning sinds 1986 is voortgezet en niet tussentijds is gestaakt. De rechtbank ziet geen aanleiding om hieraan te twijfelen en gaat hier dan ook van uit.
9.8
Dit betekent dat ten tijde van de vaststelling van het beheerplan [naam] voor de waterwinning van [naam] bij de Mondaf te Bergen op Zoom geen vergunning op basis van artikel 2.7, tweede lid van de Wnb nodig was. Omdat er geen vergunning nodig was, was er ook geen aanleiding om in het beheerplan dit project te beschrijven en uit te zonderen van de vergunningplicht op basis van artikel 2.7, tweede lid van de Wnb. De rechtbank neemt hierbij in aanmerking dat een beheerplan wel instandhoudingsmaatregelen kan bevatten die moeten worden uitgevoerd door de daartoe bevoegde bestuursorganen. Door een beheerplan op basis van artikel 2.3 van de Wnb kan een reeds vergund project, dan wel een project waarvoor geen vergunning op basis van artikel 2.7, tweede lid van de Wnb noodzakelijk is vanwege een eerdere toestemming verleend voor de referentiedatum, niet worden beperkt, gewijzigd of ingetrokken. Daarnaast is het in de Wnb niet verboden te handelen in strijd met een beheerplan. Het beheerplan heeft geen gevolgen voor de in 1986 verleende vergunning op basis van de Grondwaterwet (thans een vergunning op grond van de Waterwet) en [naam] kan gebruik maken van die vergunning, ongeacht het beheerplan. Verweerder had de waterwinning van [naam] bij de Mondaf te Bergen op Zoom niet hoeven te beschrijven en daarmee uit te zonderen van de vergunningplicht ingevolge artikel 2.7, tweede lid van de Wnb.
9.9
De rechtbank ziet in dat wat zij hiervoor heeft overwogen aanleiding om het beheerplan te vernietigen, voor zover hierin de waterwinning van [naam] bij de Mondaf te Bergen op Zoom als activiteit is beschreven waarmee het project is vrijgesteld van de vergunningplicht ingevolge artikel 2.7, tweede lid van de Wnb.
10.1
Eisers voeren tot slot aan dat, gelet op de staat van het Natura 2000-gebied, aan de onttrekking van grondwater ten behoeve van beregening door agrariërs nadere voorwaarden hadden moeten worden verbonden.
10.2
De rechtbank stelt vast dat in paragraaf 5.3.2 van het beheerplan grondwateronttrekkingen ten behoeve van beregening, in en nabij beschermd gebied in de orde van meestal 0 tot 100 kubieke meter per jaar en enkele van 100 tot 200 kubieke meter per uur worden beschreven. Dit staat ook in de passende beoordeling bij het beheerplan. Verder staat in het beheerplan dat significante effecten worden voorkomen en/of door in dit beheerplan geborgde maatregelen worden weggenomen en dat op basis van dit beheerplan de genoemde activiteiten zijn vrijgesteld van vergunningplicht. De rechtbank is van oordeel dat grondwateronttrekkingen ten behoeve van beregening in het beheerplan hiermee zijn vrijgesteld van de vergunningplicht van artikel 2.7, tweede lid van de Wnb.
10.3
De rechtbank is van oordeel dat verweerder in te algemene bewoordingen alle grondwateronttrekkingen ten behoeve van beregening in of bij het Natura 2000-gebied heeft genoemd als project dat wordt vrijgesteld van de vergunningplicht van artikel 2.7, tweede lid, van de Wnb. Het is onduidelijk of er sprake is van onttrekkingen ten behoeve van beregening die voor de aanwijzing van het Natura 2000-gebied zijn vergund en doorlopend zijn voortgezet. Overigens valt niet uit te sluiten dat grondwateronttrekkingen ten behoeve van beregening als onderdeel van een ander project (bijvoorbeeld de exploitatie van een agrarisch bedrijf) al zijn vergund. De rechtbank neemt bij dit oordeel in aanmerking dat verweerder in andere beheerplannen wel heeft getracht onderscheid te maken in verschillende gevallen van beregening. De rechtbank verwijst naar haar uitspraak van 20 december 20186.en de uitspraak van de Afdeling van 24 februari 2021.7.
10.4
De mogelijkheid zou natuurlijk kunnen bestaan dat (al dan niet op voorhand) is uitgesloten dat enige vorm en hoeveelheid van grondwateronttrekking voor beregening in of nabij het Natura 2000-gebied een significant effect heeft op dit gebied. De rechtbank is echter van oordeel dat onvoldoende is onderbouwd dat door grondwateronttrekkingen ten behoeve van beregening geen significant gevolg optreedt. In hoofdstuk 7 van de passende beoordeling bij het beheerplan is aangegeven dat niet is uit te sluiten dat voor twee habitattypes en leefgebieden van vier soorten gevolgen kunnen optreden door grondwateronttrekkingen. Weliswaar is aangegeven dat deze onttrekkingen afnemen sinds 2008 maar door de grondwateronttrekking voor beregening als project te beschrijven en vrij te stellen van de vergunningsplicht, valt niet uit te sluiten en is ook niet geborgd dat de grondwateronttrekking niet zal toenemen.
In de kaders voor vergunningverlening en handhaving in hoofdstuk 6 van het beheerplan wordt verder verwezen naar een beregeningsbeleid van de betrokken waterschappen van 1 maart 2015 ter bescherming van de grondwatervoorraad. Onderdeel van het beleid is het voortzetten van het standstill beleid binnen beschermingszones rondom Natura 2000-gebieden, gecombineerd met een flexibeler beregeningsbeleid buiten deze zones. Deze algemene verwijzing naar het beregeningsbeleid van de waterschappen leidt de rechtbank niet tot een ander oordeel. Er kunnen bijzondere omstandigheden zijn om af te wijken van het beregeningsbeleid of het beregeningsbeleid kan worden gewijzigd. Omdat de grondwateronttrekking ten behoeve van beregening is uitgezonderd van de vergunningsplicht ingevolge artikel 2.7, tweede lid, van de Wnb, zou een dergelijke wijziging kunnen plaatsvinden zonder passende beoordeling van de gevolgen van deze afwijking of wijziging. De rechtbank acht dit niet juist. Het kan niet categorisch worden uitgesloten en van geval tot geval zal moeten worden bekeken of voor een grondwateronttrekking ten behoeve van een beregening een natuurvergunning (als bedoeld in artikel 2.7, tweede lid van de Wnb) noodzakelijk is en kan worden verleend.
10.5
De rechtbank concludeert dat het beroep tegen de beschrijving van de activiteit beregening slaagt.
Conclusie en gevolgen
11.1
De rechtbank trekt de volgende conclusies:
Het beroep, voor zover gericht tegen de uitvoering van het beheerplan, tegen de drinkwaterwinning door [naam] bij Halsteren en tegen (het beheer van) de stuwen is niet-ontvankelijk, omdat dit beroep niet is gericht tegen beschrijvingen van projecten of handelingen als bedoeld in artikel 2.9 van de Wnb.
Het beroep tegen de beschrijving van de activiteit “drinkwaterwinning Mondaf door [naam] bij Bergen op Zoom” in paragraaf 5.3.2 van het beheerplan is gegrond. De beschrijving van dit project en de daarmee samenhangende uitzondering van de vergunningplicht ingevolge artikel 2.7, tweede lid, van de Wnb in het beheerplan wordt vernietigd, omdat voor het project geen vergunning is vereist. Dat betekent dat [naam] gebruik kan blijven maken van de in 1986 verleende vergunning en de waterwinning daar kan voortzetten.
Het beroep gericht tegen de beschrijving van de activiteit ‘beregening’ in paragraaf 5.3.2 van het beheerplan is gegrond. De beschrijving van dit project en de daarmee samenhangende uitzondering van de vergunningplicht ingevolge artikel 2.7, tweede lid, van de Wnb in het beheerplan wordt vernietigd, omdat deze beschrijving onvoldoende duidelijk is en omdat op basis van de passende beoordeling en de maatregelen in het beheerplan onvoldoende zeker is dat geen significante gevolgen door grondwateronttrekkingen ten behoeve van beregening kunnen optreden. Dat betekent dat, voor zover grondwateronttrekkingen ten behoeve van beregening niet door middel van de vaststelling van het beheerplan categorisch zijn uitgezonderd van de vergunningsplicht in artikel 2.7, tweede lid van de Wnb. Of voor grondwateronttrekkingen ten behoeve van beregening een natuurvergunning nodig is, zal van geval tot geval moeten worden bekeken.
De beroepsgronden tegen de overige beschrijvingen in het beheerplan slagen niet en de rechtbank laat het beheerplan voor het overige deel dus in stand.
11.2
De rechtbank ziet geen reden om verweerder op te dragen om het gebrek te herstellen met een betere motivering of een ander besluit (een zogenoemde bestuurlijke lus). Verweerder heeft al aangekondigd dat hij een wijziging van het beheerplan gaat vaststellen. De rechtbank bepaalt met toepassing van artikel 8:72, vierde lid, van de Algemene wet bestuursrecht dat verweerder een nieuw besluit moet nemen met inachtneming van deze uitspraak. De rechtbank geeft verweerder hiervoor zes maanden.
11.3
Omdat het beroep gegrond is, moet verweerder het griffierecht aan eisers vergoeden en krijgen eisers ook een vergoeding voor hun proceskosten. Deze kosten bestaan uit door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand en begroot de rechtbank op € 759,00 (1 punt voor het bijwonen van de zitting).
Beslissing
De rechtbank:
verklaart het beroep van eisers tegen de uitvoering van het beheerplan, tegen de drinkwaterwinning door [naam] bij Halsteren en tegen (het beheer van) de stuwen niet-ontvankelijk;
verklaart het beroep van eisers tegen het beheerplan gegrond;
vernietigt paragraaf 5.3.2 van het beheerplan voor zover hierin de activiteit “drinkwaterwinning Mondaf door [naam] bij Bergen op Zoom” en de activiteit “beregening” zijn beschreven en deze projecten zijn uitgezonderd van de vergunningsplicht ingevolge artikel 2.7, tweede lid van de Wnb;
laat het beheerplan voor het overige in stand;
draagt verweerder op binnen zes maanden na de dag van verzending van deze uitspraak een nieuw besluit te nemen op het bezwaar met inachtneming van deze uitspraak;
bepaalt dat verweerder het griffierecht van € 720,00 aan eisers moet vergoeden;
veroordeelt verweerder in de proceskosten van eisers, begroot op € 759,00.
Deze uitspraak is gedaan door mr. M.J.H.M Verhoeven, voorzitter, en mr. D.J. de Lange en mr. J.H.G van den Broek, leden, in aanwezigheid van R.G. van der Korput, griffier. De uitspraak is uitgesproken in het openbaar op 21 juli 2022.
griffier | voorzitter |
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:
Informatie over hoger beroep
Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hoger beroepschrift sturen naar de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met deze uitspraak. Het hoger beroepschrift moet worden ingediend binnen zes weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden.
Bijlage
Artikel 2.9 lid 1 WnbHet verbod, bedoeld in artikel 2.7, tweede lid, is niet van toepassing op projecten die zijn beschreven in en worden gerealiseerd overeenkomstig een beheerplan als bedoeld in artikel 2.3 of een programma als bedoeld in artikel 1.13, eerste, zevende, of achtste lid, of een plan of programma als bedoeld in artikel 2.3, vijfde lid, indien:
a. a) ten aanzien van het plan of het programma, althans het desbetreffende onderdeel, een passende beoordeling van projecten is uitgevoerd waaruit de zekerheid is verkregen dat het project de natuurlijke kenmerken van het Natura 2000-gebied niet zal aantasten, en
b) het bestuursorgaan dat het plan of het programma heeft vastgesteld tevens bevoegd is voor de verlening van een vergunning als bedoeld in artikel 2.7, tweede lid, voor een dergelijk project, of, als dat niet het geval is, het laatstbedoelde bestuursorgaan heeft ingestemd met het onderdeel van het plan of programma dat betrekking heeft op het project.
Artikel 8.1 Wnb
Een beroep tegen een besluit tot vaststelling van een beheerplan als bedoeld in artikel 2.3, eerste lid, of van een programma als bedoeld in artikel 1.13 heeft uitsluitend betrekking op de beschrijvingen van projecten als bedoeld in artikel 2.9, eerste lid, handelingen als bedoeld in artikel 3.3, zevende lid, onderdeel b, artikel 3.8, zevende lid, onderdeel b, al dan niet in samenhang met artikel 3.10, tweede lid.
Passages uit paragraaf 5.3.2 van het beheerplan.
Tenslotte is in 2017 in opdracht van provincie Noord-Brabant door RHDHV er KWR een passende beoordeling uitgevoerd naar de effecten van grondwateronttrekkingen op de instandhoudingsdoelstellingen voor de Brabantse Wal (RHDHV en KWR 2017). Relevante activiteiten die in het kader van dit onderzoek zijn meegenomen en als huidig gebruik gelden, zijn:
Drinkwaterwinningen
Er zijn een vijftal relevante drinkwaterwinningen uit grondwater. De onttrekkingen van Ossendrecht en Huijbergen omvatten gezamenlijk, op basis van het convenant, 10,5 miljoen per jaar gedurende de 1 e beheerplanperiode. Winning Mondaf te Bergen op Zoom heeft een vergunde hoeveelheid van 5 miljoen kubieke meter per jaar. Aan Belgische zijde is de onttrekking van Essen-De Wildert teruggebracht tot 2,2 miljoen kubieke meter per jaar. Kapelle Putte heeft een vergunningsomvang van 5,5 miljoen kubieke meter per jaar.
Industriële winningen
Op vijf locaties net buiten beschermd gebied vinden industriële winningen plaats. Vier bedrijven hebben een vergund gebruik tot maximaal 15.300 kubieke meter per jaar of minder;
Aan één bedrijf in de Noordpolder is 78.000 kubieke meter per jaar vergund.
Vliegbasis Woensdrecht heeft tweemaal een vergunning voor onttrekking van bijna 0,3 miljoen kubieke meter per jaar.
Beregeningen
In de omgeving van het Natura 2000-gebied vinden periodiek onttrekkingen ten behoeve van beregening plaats, in en nabij beschermd gebied in de orde van meestal 0 tot 100 kubieke meter per jaar en enkele van 100 tot 200 kubieke meter per uur (Wateratlas, Provincie Noord-Brabant).
Onderbemalingen
Waterschap Brabantse Delta voert het beheer over de waterlopen in en om het Natura
2000-gebied. Er vindt onder andere ontwatering plaats van landbouwgebieden in de
omgeving zoals bij Zuidhoef (onderbemaling) en Eiland (onderbemaling via gemaal Vos).
(…)
Conclusie
Waterhuishoudkundige ingrepen zijn met dit beheerplan vrijgesteld onder de voorwaarde dat het gaat om huidige activiteiten die zijn vergund of vrijgesteld onder de Waterwet op het moment van definitieve vaststelling van dit beheerplan. Mogelijk dat een aanpassing van de huidige activiteiten wel noodzakelijk is voor het uitvoeren van de benodigde hydrologische maatregelen.
Een mogelijk (significant) negatief effect wordt met genoemde voorwaarden voorkomen en/of door in dit beheerplan geborgde maatregelen weggenomen. Op basis van dit beheerplan zijn genoemde activiteiten vrijgesteld van vergunningplicht.
(…)
Passage uit 6.2.2. van het beheerplan
Kaders voor vergunningverlening
Beregenen uit grondwater
De Waterschappen hebben op 1 maart 2015 een nieuw beregeningsbeleid vastgesteld. Doel van het nieuwe beregeningsbeleid is de grondwatervoorraad te beschermen. Op deze manier wordt herstel van grondwaterafhankelijke natuurwaarden in Natura-2000 gebieden geborgd en gelijktijdig een economisch gezonde agrarische bedrijfsvoering behouden. Onderdeel van het 'nieuwe' beleid is het voortzetten van het stand-still beleid binnen beschermingszones rondom Naura-2000 gebieden, gecombineerd met een flexibeler beregeningsbeleid buiten deze zones. Het beleid biedt voldoende zekerheid dat beregening niet ten koste gaat van de instandhoudingsdoelen. De beschermingszones rondom Natura-2000 gebieden worden ook door de provincie Noord-Brabant gebruikt bij de uitvoering van de wet Natuurbescherming. Hiervoor is de beleidsregel Natuurbeschermingswet 1998 'Beregenen uit grondwater' in juli 2014 door de provincie vastgesteld, deze kaders zijn per 1-1-2017 opgenomen in de Verordening natuurbescherming en bijbehorende Regeling.
Voetnoten