Waar in het citaat eiseres wordt vermeld, is EFG bedoeld en waar gedaagde wordt vermeld, is Novalock bedoeld.
Rb. Overijssel, 29-07-2020, nr. C/08/250579 / KG ZA 20-134
ECLI:NL:RBOVE:2020:2547
- Instantie
Rechtbank Overijssel
- Datum
29-07-2020
- Zaaknummer
C/08/250579 / KG ZA 20-134
- Vakgebied(en)
Civiel recht algemeen (V)
- Brondocumenten en formele relaties
ECLI:NL:RBOVE:2020:2547, Uitspraak, Rechtbank Overijssel, 29‑07‑2020; (Kort geding)
- Vindplaatsen
JBPr 2020/83 met annotatie van Westenberg, J.W.
Uitspraak 29‑07‑2020
Inhoudsindicatie
Vorderingen op grond van artikel 475g van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering (Rv) en op artikel 843a Rv (gedeeltelijk) toegewezen.
Partij(en)
vonnis
RECHTBANK OVERIJSSEL
Team kanton en handelsrecht
Zittingsplaats Almelo
zaaknummer / rolnummer: C/08/250579 / KG ZA 20-134
Vonnis in kort geding van 29 juli 2020
in de zaak van
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
EVENT FACILITY GROUP B.V.,
gevestigd te Erp,
eiseres,
advocaat mr. R.M. Berndsen te Nijmegen,
tegen
1. de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
NOVALOCK B.V.,
gevestigd te Rijssen,
2. de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
[gedaagde sub 2] B.V.,
gevestigd te [woonplaats] ,
3. [gedaagde sub 3],
wonende te [woonplaats] ,
gedaagden,
advocaat mr. F.J. Bleker te Almelo.
Partijen zullen hierna EFG, Novalock, [gedaagde sub 2] , [gedaagde sub 3] en Novalock c.s. (gedaagden gezamenlijk) genoemd worden.
1. De procedure
1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- -
de dagvaarding met producties;
- -
de producties van de zijde van Novalock c.s.;
- -
de mondelinge behandeling op 15 juli 2020, alwaar zijn verschenen:
- EFG in de persoon van haar bestuurder de heer [A] , bijgestaan door mr. Berndsen;
- de [gedaagde sub 3] , in privé en als vertegenwoordiger van Novalock en[gedaagde sub 2] , bijgestaan door mr. Bleker;
- partijen hebben hun standpunten toegelicht, mede aan de hand van pleitnota’s. Deze pleitnota’s zijn naderhand, vanwege maatregelen in verband met het Corona-virus, digitaal toegezonden.
1.2.
Na verder debat is tevergeefs een vergelijk beproefd. Ten slotte is vonnis bepaald op vandaag.
2. Waarvan kan worden uitgegaan
2.1.
EFG faciliteert onder meer verhuurbare lockers (kluisjes) voor bezoekers van
festivals en andere evenementen.
2.2.
Novalock is aanbieder van diverse sluitsystemen (sloten) voor lockers.[gedaagde sub 2] is enig aandeelhouder en bestuurder van Novalock. [gedaagde sub 3] is enig aandeelhouder en bestuurder van [gedaagde sub 2] .
2.3.
De besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid Wewo Europe B.V., gevestigd te Rijssen (hierna: Wewo) is op 18 mei 2006 opgericht en houdt zich blijkens haar inschrijving in het Handelsregister bezig met interieurbouw. Enig aandeelhouder en bestuurder is [gedaagde sub 2] .
2.4.
Begin 2016 heeft Novalock 6.000 sluitsystemen aan EFG geleverd.
2.5.
Bij schriftelijke verklaring van 22 juni 2018 heeft EFG de overeenkomst met Novalock ontbonden omdat Novalock volgens haar tekort schoot in de nakoming van haar verplichtingen.
2.6.
Bij verstekvonnis van 16 januari 2019 is door deze rechtbank, locatie Almelo, onder meer en voor zover van belang, het volgende tussen EFG en Novalock beslist1.:
“3.1. verklaart voor recht dat de overeenkomst tussen partijen betreffende de levering van 6000 sloten door de schriftelijke verklaring van 22 juni 2018 is ontbonden en dat gedaagde jegens eiseres aansprakelijk is voor de schade die dientengevolge is ontstaan en nog zal ontstaan door het tekortschieten van gedaagde;
3.2.
veroordeelt gedaagde te betalen aan eiseres een bedrag van € 37.150,00 ter zake schadevergoeding, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 22 juni 2018 tot de dag van voldoening;
3.3.
veroordeelt gedaagde tot terugbetaling aan eiseres van een bedrag van € 300.000,00 te vermeerderen met de wettelijke handelsrente vanaf 22 juni 2018 tot de dag van voldoening;
3.4.
veroordeelt gedaagde om de 6000 sloten binnen één maand na betekening van dit vonnis bij eiseres af te halen op straffe van verbeurte van een dwangsom van € 1.000,00 per dag met een maximum van € 20.000,00;
3.5.
veroordeelt gedaagde in de proceskosten(…)”.
2.7.
Novalock is tegen het vonnis van 16 januari 2019 in verzet gekomen.
2.8.
Bij e-mailbericht van 11 april 2019 is door (de advocaat van) Novalock - onder meer en voor zover nu van belang - aan (de (toenmalige) advocaat van) EFG meegedeeld dat Novalock niet aan de betalingsveroordelingen van het verstekvonnis kan voldoen.
2.9.
Op 20 mei 2019 heeft EFG executoriaal derdenbeslag gelegd op de bankrekening
van Novalock. Dit beslag heeft slechts voor een minimaal bedrag doel getroffen.
2.10.
Bij vonnis in verzet van 10 juli 2019 heeft deze rechtbank, locatie Almelo, onder meer, Novalock veroordeeld tot betaling aan EFG van een bedrag van ruim € 280.000,-- (exclusief rente en kosten). Het vonnis in verzet van 10 juli 2019 is onherroepelijk geworden.
2.11.
Bij brief van 21 augustus 2019 heeft de toenmalige advocaat van EFG Novalock (onder meer) gesommeerd om tot betaling over te gaan. Bij e-mailbericht van28 augustus 2019 heeft de advocaat van Novalock op voornoemde brief gereageerd en onder meer meegedeeld dat Novalock na het verstekvonnis haar activiteiten heeft gestaakt, dat zij geen verhaal biedt voor de vordering van EFG en dat het voornemen bestaat om Novalock op korte termijn te ontbinden.
2.12.
Bij e-mailbericht van 3 september 2019 heeft de toenmalige advocaat van EFG gereageerd op het voornoemde e-mailbericht van 28 augustus 2019 en nadere informatie opgevraagd. Bij e-mailbericht van 13 september 2019 heeft de advocaat van Novalock de bedrijfsverzekeringspolis van Novalock toegezonden en meegedeeld dat zodra hij de beschikking heeft over (meer) financiële stukken, hij nader zal informeren.
2.13.
Bij (afzonderlijke) e-mailberichten van 6 januari 2020 heeft de advocaat van Novalock de voorraadlijst per 29 augustus 2019 van Novalock, de publicatiebalans van 2018 van Novalock en de balans per 30 september 2019 en per 31 december 2018 van Novalock aan de toenmalige advocaat van EFG toegezonden.
2.14.
Bij e-mailbericht van 6 februari 2020 heeft de advocaat van Novalock aan de (toenmalige) advocaat van EFG (opnieuw) gevraagd of EFG de nog te liquideren activa van Novalock wenst over te nemen of dat Novalock zelf tot liquidatie en vereffening zal overgaan.
2.15.
Bij e-mailbericht van 14 februari 2020 heeft de toenmalige advocaat van EFG gereageerd op de eerdere e-mailberichten van de advocaat van Novalock. Bij e-mailbericht van 14 februari 2020 heeft de advocaat van Novalock gereageerd op het voornoemde mailbericht van EFG.
2.16.
Bij e-mailbericht van 20 februari 2020 heeft de advocaat van Novalock de advocaat van EFG meegedeeld dat de resterende activa van Novalock bestaan uit een kleine verzekeringsuitkering en de restvoorraad, dat deze voorraad inmiddels via een veiling is geëxecuteerd en dat de opbrengst en de uitkering van de verzekeraar van Novalock op de derdengeldrekening van de advocaat van Novalock staan.
2.17.
Op 27 februari 2020 heeft EFG deze rechtbank, locatie Almelo, verzocht om Novalock in staat van faillissement te verklaren. Bij beschikking van 11 maart 2020 heeft deze rechtbank, locatie Almelo, dit verzoek afgewezen omdat - kort gezegd - niet is voldaan aan het pluraliteitsvereiste. Het verzoek om EFG te veroordelen in de kosten van de procedure is afgewezen omdat Novalock tot 14 februari 2020 heeft volgehouden dat er sprake was van meer schuldeisers en pas tijdens de behandeling van het faillissementsverzoek door de advocaat van Novalock namens Novalock is meegedeeld dat alle schuldeisers, behoudens EFG, zijn voldaan.
2.18.
Bij brief van 20 mei 2020 heeft de advocaat van EFG de advocaat van Novalock meegedeeld dat zij geen genoegen neemt met de verstrekte toelichtingen over het ontbreken van eigen vermogen bij Novalock, dat EFG er recht op heeft om nader geïnformeerd te worden over de vermogenspositie van Novalock en over de oorzaken van de voorgenomen ontbinding en dat EFG op basis daarvan kan bepalen of Novalock daadwerkelijk geen verhaal biedt en/of dat het bestuur van Novalock hiervan een verwijt te maken valt. Om die reden wordt verzocht de navolgende stukken te verstrekken: de jaarrekeningen van Novalock over 2017 en indien opgemaakt over 2019, de meest recente kolommenbalans, de grootboekadministratie vanaf 2018, en afschriften van alle bankrekeningen van Novalock vanaf 1 januari 2018. Daarnaast wordt verzocht de volgende vragen te beantwoorden: wat is de reden dat onderneming van Novalock is/wordt gestaakt, is de bestuurder van Novalock op dit moment direct of indirect betrokken bij een bedrijf dat vergelijkbare activiteiten verricht als Novalock en zo ja, welk bedrijf betreft dit?
2.19.
Bij e-mailbericht van 8 juni 2020 heeft de advocaat van Novalock gereageerd op voornoemde brief van 20 mei 2020.
3. Het geschil
3.1.
EFG vordert samengevat weergegeven -:
Primair:
I. Novalock c.s., hoofdelijk, althans ieder voor zich, te veroordelen om binnen
zeven dagen na het te wijzen vonnis de navolgende bescheiden, vergezeld met een verklaring van haar accountant dat de verstrekte gegevens juist zijn, aan EFG te verstrekken:
a. de volledige jaarrekeningen van Novalock over de jaren 2017 en 2019;
b. de kolommenbalans van Novalock vanaf 1 januari 2017;
c. de grootboekadministratie van Novalock vanaf 1 januari 2017;
d. een gespecificeerd overzicht van de activa van Novalock per 31 december 2017, 2018 en 2019;
e. alle bankafschriften van Novalock vanaf 1 januari 2017;
f. een overzicht van de crediteuren en debiteuren van Novalock per 31 december 2017, 2018 en 2019;
g. een verklaring van de accountant van Novalock dat haar activiteiten niet zijn overgedragen aan Wewo, dan wel aan een andere vennootschap;
II. te bepalen dat de stukken genoemd onder I. digitaal dienen te worden aangeleverd in een gebruikelijk en leesbaar bestandsformaat per e-mail aan de advocaat van EFG of op een USB-stick of andere bruikbare gegevensdrager dienen te worden bezorgd ten kantore van de advocaat van EFG en dat bescheiden waarvan geen digitale versie beschikbaar is of eenvoudig kan worden gemaakt, op papier dienen te worden bezorgd ten kantore van de advocaat van EFG;
III. Novalock c.s. hoofdelijk te veroordelen tot betaling aan EFG van een dwangsom van € 50.000,- te vermeerderen met een bedrag van € 5.000,- voor elke dag, of gedeelte van een dag dat zij niet of niet geheel aan het gevorderde onder I. en II. voldoen;
subsidiair:
IV. dat de voorzieningenrechter zodanige voorzieningen treft die hij geraden acht ter verkrijging van een antwoord op de vragen als genoemd in randnummer 36 van de
dagvaarding, op straffe van verbeurte van een dwangsom;
primair en subsidiair:
V. Novalock c.s. hoofdelijk te veroordelen in de (na)kosten van deze procedure, te vermeerderen met de wettelijke rente daarover.
3.2.
Novalock c.s. voeren gemotiveerd verweer.
3.3.
Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan.
4. De beoordeling in kort geding
4.1.
Naar het oordeel van de voorzieningenrechter heeft EFG, anders dan van de zijde van Novalock is betoogd, voldoende aannemelijk gemaakt een spoedeisend belang te hebben bij haar vorderingen. Reeds gelet op de tijd die is verstreken na het onherroepelijk geworden vonnis van 10 juli 2019 van deze rechtbank, waarin Novalock onder meer is veroordeeld om aan EFG te voldoen een bedrag van ruim € 280.000,-- (exclusief rente en kosten) en alle moeite die EFG nadien heeft gedaan om haar vorderingen betaald te krijgen, is het spoedeisend belang van EFG bij de onderhavige vorderingen gegeven.
4.2.
Het betoog van Novalock c.s. dat [gedaagde sub 2] en [gedaagde sub 3] rauwelijks zijn gedagvaard, onderschrijft de voorzieningenrechter niet. Door (de (toenmalige) advocaat van) EFG en de advocaat van Novalock is veelvuldig gecorrespondeerd en in de brief van 20 mei 2020 heeft de advocaat van EFG (de advocaat van) Novalock verzocht om nader omschreven informatie te verstrekken om op basis daarvan te bepalen of Novalock daadwerkelijk geen verhaal biedt en/of dat het bestuur van Novalock hiervan een verwijt te maken valt. [gedaagde sub 2] en [gedaagde sub 3] zijn (middellijk) bestuurder van Novalock en er mag worden verwacht dat zij op de hoogte zijn dan wel op de hoogte worden gehouden van de kwestie met EFG, temeer nu deze kwestie, naar Novalock stelt, ertoe heeft geleid dat Novalock begin 2019 genoodzaakt was om haar activiteiten te staken en dat het voornemen bestaat om Novalock te ontbinden. In dit verband kan er ook niet aan voorbij worden gegaan dat uit de zich in het dossier bevindende stukken blijkt dat [gedaagde sub 3] op11 maart 2020 is verschenen bij de behandeling van het verzoekschrift strekkende tot faillietverklaring van Novalock.
4.3.
EFG heeft haar vordering gebaseerd op artikel 475g van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering (Rv) en op artikel 843a Rv.
4.4.
Op grond van artikel 475g Rv en de jurisprudentie ter zake is een schuldenaar in beginsel verplicht een schuldeiser die een veroordeling tot betaling van een geldsom jegens hem verkreeg, inlichtingen omtrent zijn inkomens- en vermogenspositie en omtrent voor verhaal vatbare goederen te verschaffen. Hoe ver deze op de redelijkheid en billijkheid gebaseerde verplichting in een voorliggend geval reikt, hangt af van de concrete omstandigheden van dat geval. Bij het bepalen van de (reikwijdte van de) verplichting dient de rechter zich er rekenschap van te geven dat het wettelijk stelsel van informatie- en verantwoordingsverplichtingen niet wordt doorkruist (HR 20 september 1991, LJN: ZC0338). Indien aannemelijk is dat sprake is van het onttrekken van vermogensbestanddelen aan verhaal kan een verdergaande informatieverstrekking gerechtvaardigd zijn, zoals volgt uit, onder meer, ECLI:NL:GHAMS:2011:BV0492. Ook dan gaat de, verdergaande, informatieplicht echter niet zover dat een schuldenaar gehouden is rekening en verantwoording af te leggen van zijn financiële handel en wandel.
4.5.
Artikel 843a Rv voorziet niet in een onbeperkt recht op inzage van bescheiden jegens degene die deze te zijner beschikking of onder zijn berusting heeft, maar stelt het recht op inzage, afschrift of uittreksel van bepaalde bescheiden afhankelijk van een aantal cumulatieve vereisten. Op grond van het eerste lid van artikel 843a Rv moet de eiser een rechtmatig belang hebben bij de inzage, het afschrift of het uittreksel en moet hij inzage, afschrift of uittreksel vorderen van bepaalde bescheiden aangaande een rechtsbetrekking waarin hij of zijn rechtsvoorgangers partij zijn. Ook indien aan voormelde vereisten is voldaan, kan de vordering wegens gewichtige redenen of omdat redelijkerwijs kan worden aangenomen dat ook zonder de gevorderde gegevens een behoorlijke rechtsbedeling is gewaarborgd, worden afgewezen.
4.6.
EFG heeft aan haar vordering(en) - samengevat weergegeven - ten grondslag gelegd dat zij op grond van het onherroepelijk geworden vonnis een opeisbare vordering op Novalock heeft van ruim € 280.000,-- (vermeerderd met rente en kosten), die zij tot op heden niet heeft kunnen incasseren. De jurisprudentie hieromtrent en de redelijkheid en de billijkheid strekken ertoe dat Novalock c.s. niet alleen gehouden zijn om inzage te geven in de huidige inkomens en vermogenspositie van Novalock, maar ook in die posities in het recente verleden. Redenen daarvoor zijn dat Novalock op dit moment mogelijk geen enkel
verhaal biedt, het actief van Novalock (waarschijnlijk) te gelde is gemaakt in de periode waarin gedaagden bekend waren met de vordering van EFG en de aanhangige procedure en dat er mogelijk sprake is van onrechtmatig handelen door Novalock c.s.. Volgens EFG blijkt uit de overgelegde screenshots van de website van Wewo dat (nu) Wewo zich (grotendeels) bezighoudt met het aanbieden van lockers, terwijl deze activiteiten hiervoor in Novalock waren ondergebracht. Uit de door Novalock verstrekte (financiële) gegevens, meer in het bijzonder de jaarrekening van 2018, de (concept)jaarrekening 2019 en de balans per 30 september 2019, blijkt (aldus EFG) dat, terwijl Novalock bekend was met de substantiële vordering van EFG, alle vorderingen op derden (ter hoogte van € 55.821,-- op 31 december 2018) van de balans zijn verdwenen en dat, behoudens EFG, alle andere schuldeisers zijn voldaan, waaronder de rekening-courantschulden van Wewo en [gedaagde sub 2] . Volgens EFG volgt hieruit dat er mogelijk sprake is van onrechtmatig handelen, op grond van onder andere betalingsonwil, selectieve betaling van schuldeisers dan wel doorbreking van de ‘paritas creditorum’ en onttrekking van actief aan het vermogen van (de onderneming van) Novalock. EFG ziet zich echter geconfronteerd met het feit dat zij niet beschikt over voldoende informatie om te kunnen beoordelen of er al dan niet sprake is van onrechtmatig handelen van alle drie gedaagden. Daarom is afgifte en inzage van de stukken zoals weergegeven onder rechtsoverweging 3.1. noodzakelijk, aldus EFG.
4.7.
Novalock c.s. stellen in de kern dat er geen sprake is van betalingsonwil, maar van betalingsonmacht. Er is volgens hen bij Novalock geen inkomen en geen vermogen om aan de veroordeling(en) tot betaling te voldoen. Novalock c.s. stellen dat zij dit naar EFG toe ook met stukken hebben onderbouwd. Volgens Novalock c.s. bestaat er voor hen geen verplichting om naast de reeds door Novalock verstrekte informatie de door EFG verzochte aanvullende informatie te verstrekken.
4.8.
Voor zover het verzoek is gebaseerd op artikel 475g Rv stellen Novalock c.s. dat er zich géén deurwaarder tot Novalock heeft gericht met het verzoek inzage te verstrekken in diens bronnen van inkomsten. Op [gedaagde sub 2] en [gedaagde sub 3] in persoon, heeft EFG überhaupt géén vordering uit hoofde van een executoriale titel. Het verzoek van EFG heeft niet tot doel de inkomens- en vermogenspositie van Novalock te bepalen. Feitelijk wil EFG de gehele bedrijfsvoering van Novalock doorlichten teneinde te verifiëren of zij een vordering heeft op Novalock, althans haar (indirect) bestuurder, vanwege de aangekondigde liquidatie van de vennootschap, uit hoofde van bestuurdersaansprakelijkheid. Dit doel wordt echter niet gediend door artikel 475g Rv. De door EFG gevorderde bescheiden strekken ook veel verder dan bronnen van inkomsten. EFG wil een geheel boekenonderzoek uitvoeren bij Novalock en daarbij inzage in de gehele financiële handel en wandel van Novalock over de afgelopen jaren. EFG wenst ook een zeer uitgebreide toelichting op de wijze waarop Novalock de afgelopen jaren haar onderneming heeft gedreven en de wijze waarop zij haar activa heeft ingezet. Tekenend in dat kader is dat EFG zelfs inzage verzoekt in alle bankafschriften van Novalock vanaf 1 januari 2017. Voorts wenst EFG een verklaring van de accountant van Novalock omtrent haar bedrijfsvoering, terwijl de accountant de jaarrekeningen al heeft ondertekend.
4.9.
Voor zover het verzoek is gebaseerd op artikel 843a Rv stellen Novalock c.s. dat niet aan alle wettelijke vereisten wordt voldaan. In de eerste plaats wordt opgemerkt dat EFG “afgifte” vordert. Feitelijk vordert EFG overlegging van de gehele administratie. De reikwijdte van het begrip bescheiden gaat bovendien niet zo ver dat met een beroep op artikel 843a Rv verstrekking kan worden verlangd van bescheiden die nog moeten worden vervaardigd. De gevorderde verklaringen van de accountant bestaan (nog) niet en zijn reeds daarom niet toewijsbaar. EFG stelt dat tussen haar en [gedaagde sub 2] en [gedaagde sub 3] een rechtsbetrekking bestaat op basis van een 'concreet' vermoeden van een onrechtmatige daad. Op welke vermoedens EFG zich baseert onderbouwt zij echter niet. Novalock c.s. menen dat EFG bezig is met een fishing expedition in een poging om iets te vinden om [gedaagde sub 2] en [gedaagde sub 3] als (indirect) bestuurders te kunnen aanspreken. EFG wekt in dit verband voorts de suggestie dat de activiteiten van Novalock zouden zijn voortgezet in Wewo. Dit is onjuist. Wewo houdt zich (onder meer) bezig met algehele interieuroplossingen, waartoe lockers en kluisjes behoren. Wewo handelt echter niet in sloten, zoals Novalock wel deed. Novalock is c.q. was een handelsbedrijf en één van de afnemers was Wewo, welke de sluitingen van Novalock verwerkte in haar interieuroplossingen zoals lockers. De activiteiten zijn derhalve totaal verschillend en het is niet verwonderlijk en zelfs gebruikelijk dat dergelijke verschillende activiteiten in verschillende vennootschappen worden ondergebracht. De door EFG gevorderde bescheiden hebben géén betrekking op een rechtsbetrekking waarbij EFG partij is. Tussen EFG en Novalock bestaat geen rechtsverhouding meer. EFG heeft immers de overeenkomst met Novalock ontbonden. Ook geldt dat er géén verband bestaat tussen de gevorderde bescheiden en de rechtsverhouding tussen EFG en Novalock uit hoofde van het vonnis in de verzetsprocedure.
4.10.
EFG wenst vooral ook inzage om te kunnen beoordelen of de (indirect) bestuurders op enigerlei grond aansprakelijk zouden kunnen zijn tegenover EFG. Nu EFG géén afgifte vordert van bescheiden van [gedaagde sub 2] en [gedaagde sub 3] , dient EGF reeds om die redenniet-ontvankelijk te worden verklaard in haar vorderingen jegens deze partijen, aangezien artikel 843a Rv slechts kan worden ingeroepen met betrekking tot bescheiden die berusten onder de aangesproken partij of waarover die aangesproken partij kan beschikken.Novalock c.s. betwisten dat EFG zodanige feiten en omstandigheden heeft gesteld en met voorhanden bewijsmateriaal heeft onderbouwd dat voldoende aannemelijk is dat sprake is van een vordering op [gedaagde sub 2] en [gedaagde sub 3] . De gestelde rechtsbetrekking tussen EFG en [gedaagde sub 2] en [gedaagde sub 3] is uitsluitend gebaseerd op speculaties en wordt niet met bewijzen gestaafd. Ten aanzien van de gestelde rechtsbetrekking tussen EFG en Novalock geldt dat EFG géén rechtmatig belang heeft op inzage in de gehele financiële handel en wandel van Novalock. Novalock heeft ruimschoots voldaan aan haar informatieverplichting jegens EFG, indien een dergelijke verplichting überhaupt op Novalock zou rusten. Daarbij geldt dat via de omweg van artikel 843a Rv niet tot een ruimere informatieverplichting kan worden gekomen dan de informatieverplichting die de regeling van artikel 475a Rv biedt voor dit specifieke geval.
4.11.
De voorzieningenrechter overweegt hieromtrent als volgt.
4.12.
De voorzieningenrechter is allereerst van oordeel dat de omstandigheid dat er zich (nog) geen deurwaarder tot Novalock heeft gewend met een verzoek tot het verstrekken van informatie als bedoeld in artikel 475g Rv er niet aan in de weg staat dat EFG dit artikel aan het door haar gevorderde ten grondslag legt en kan leggen.
4.13.
Naar het oordeel van de voorzieningenrechter zijn er, hoewel Novalock voorafgaande aan deze procedure al diverse stukken heeft verstrekt aan EFG, redenen om te veronderstellen dat Novalock (nog) geen volledige openheid van zaken (heeft) verschaft. De door Novalock verstrekte stukken bevatten weliswaar een deel van de gevraagde informatie, maar laten ook vragen onbeantwoord en roepen zelfs vragen op. Naar het oordeel van de voorzieningenrechter heeft EFG er dan ook belang bij informatie te verkrijgen over de mogelijke verhaalsmogelijkheden, nu voldoende aannemelijk is gemaakt dat deze mogelijk (nog) aanwezig zijn. In dit kader acht de voorzieningenrechter van belang dat de door Novalock aan EFG verstrekte gegevens - voorshands oordelend - grondslag bieden voor vermoeden dat er vermogensverschuivingen hebben plaatsgevonden en bedragen aan het verhaal van EFG zijn onttrokken. Verder is van belang dat de hierna beschreven vermogensonderdelen ook kunnen worden aangemerkt als bronnen in de zin vanartikel 475g Rv. Anders dan Novalock c.s. aanvoeren, kan niet worden aangenomen dat Novalock daarmee - in strijd met de strekking van artikel 475g lid 1 Rv - rekening en verantwoording aflegt betreffende haar financiële positie. Een groot deel van de gevorderde informatie is met het oog op het onder 4.4. genoemde doel ook proportioneel te noemen.
4.14.
Voor een vergaande informatieplicht is in dit geval te meer reden nu EFG infebruari/maart 2020 het faillissement van Novalock heeft aangevraagd, maar dit verzoek is afgewezen, omdat tijdens de mondelinge behandeling van dat verzoek namens Novalock is meegedeeld dat alle schuldeisers, behoudens EFG, zijn voldaan (uit bestaande middelen), terwijl er op het moment van indiening sprake was van een onbetwiste vordering van EFG en daarnaast was er - naar zeggen van de advocaat van Novalock blijkens de overgelegde beschikking van 11 maart 2020 - sprake van in elk geval één steunvordering. Het is derhalve niet mogelijk om te bewerkstelligen dat een curator onderzoek doet naar de (financiële) gang van zaken in Novalock en de handelwijze van haar (middellijk) bestuurders en op die wijze een vergaande opening van (financiële) zaken te verkrijgen.
4.15.
Onder de geschetste omstandigheden en alles overziend dient naar het voorlopig oordeel van de voorzieningenrechter het belang van EFG te prevaleren boven het belang van Novalock.
4.16.
Op grond van het vorenstaande zal de vordering dan ook worden toegewezen, zij het niet volledig. De voorziening zal (bovendien) worden beperkt wat betreft de periode en de momenten waarop inzicht zal moeten worden verstrekt. De voorzieningenrechter ziet aanleiding om aansluiting te zoeken bij de periode vanaf omstreeks het verstekvonnis van 16 januari 2019, waarbij er voor enkele onderdelen zal worden gekozen voor 31 december 2018 dan wel 1 januari 2019 in verband met het einde/begin van een jaar, tot aan uiterlijk de datum van het onderhavige vonnis dan wel een eerder moment voor zover een kwartaal eerder eindigt. Dit zal op na te melden wijze tot uitdrukking worden gebracht in het dictum. Een verdergaande verplichting (over een verdergaande voorliggende periode in het verleden) zou erop neer komen dat Novalock rekening en verantwoording af zou moeten leggen, wat – zoals hiervoor reeds is overwogen – niet tot de mogelijkheden behoort.
4.17.
Wat betreft de vorderingen jegens [gedaagde sub 2] en [gedaagde sub 3] , overweegt de voorzieningenrechter dat deze, zoals Novalock c.s. ook terecht als verweer hebben aangevoerd, niet op grond van artikel 475g Rv kunnen worden toegewezen, zoals EFG primair heeft betoogd. In het eerdergenoemde vonnis van 10 juli 2019 is immers geen veroordeling uitgesproken jegens [gedaagde sub 2] en [gedaagde sub 3] . Dit betekent dat zij niet als schuldenaar in de zin van artikel 475g Rv zijn aan te merken, zodat de vorderingen jegens [gedaagde sub 2] en [gedaagde sub 3] reeds gelet daarop niet op grond van artikel 475g Rv kunnen worden toegewezen.
4.18.
Los van het vorenoverwogene is de voorzieningenrechter voorshands van oordeel dat (ook) artikel 843a Rv jegens Novalock c.s. voldoende grond biedt om het gevorderde door EFG op hierna te melden wijze toe te wijzen. Daartoe acht de voorzieningenrechter het volgende redengevend.
4.19.
Aan Novalock c.s. kan worden toegegeven dat EFG in het petitum van haar dagvaarding niet expliciet afschrift van dan wel inzage in bepaalde - nader omschreven - bescheiden heeft gevorderd. EFG heeft verstrekking van deze bescheiden gevorderd. Naar het oordeel van de voorzieningenrechter is, het gehele petitum in ogenschouw nemend (in het licht van het lichaam van de dagvaarding en in onderlinge samenhang beschouwd), voldoende duidelijk dat EFG afschrift (in digitale vorm of in papieren vorm) en daarmee ook inzage beoogt in de verlangde informatie. Het in het bezit hebben van afschriften van de stukken zou namelijk zinledig zijn, als inzage (vervolgens) niet mogelijk is.
4.20.
Het betoog van Novalock dat EFG niet-ontvankelijk is in haar vordering op grond van artikel 843a Rv jegens [gedaagde sub 2] en [gedaagde sub 3] omdat er geen afgifte van bescheiden van hen wordt gevorderd faalt. [gedaagde sub 2] en [gedaagde sub 3] zijn (middelijk) bestuurders van Novalock en zij hebben uit hoofde van die hoedanigheid over de gevorderde bescheiden beschikkingsmacht.
4.21.
Hoewel de vordering van EFG ziet op een groot aantal bescheiden, kan niet worden geoordeeld dat zij onvoldoende bepaald is.
4.22.
Naar het oordeel van de voorzieningenrechter is er, anders dan Novalock c.s. hebben betoogd, sprake van een rechtsbetrekking tussen EFG en Novalock, reeds omdat EFG schuldenaar is van Novalock. Voorts heeft EFG voldoende concreet met feiten en omstandigheden onderbouwd dat er sprake zou kunnen zijn van onrechtmatig handelen door [gedaagde sub 3] Rijsssen en [gedaagde sub 3] in hun hoedanigheid van (middellijk) bestuurder(s) van Novalock (onder andere) omdat het vermoeden bestaat en is blijven bestaan dat er selectief is betaald aan schuldeisers. Dat is voldoende om een rechtsbetrekking aan te nemen in de zin van artikel 843a Rv.
4.23.
Naar het oordeel van de voorzieningenrechter heeft EFG ook rechtmatig belang bij de verstrekking van bepaalde (financiële en administratieve) bescheiden omdat EFG een redelijk vermoeden heeft dat Novalock c.s. jegens haar onrechtmatig handelen doordat zij (onder meer) actief aan het vermogen van Novalock hebben onttrokken dan wel onttrekken dan wel selectief aan schuldeisers hebben betaald en daarmee de verhaalsmogelijkheden van EFG aanzienlijk hebben beperkt. Dit redelijke vermoeden heeft EFG genoegzaam geconcretiseerd en onderbouwd door onder meer te wijzen op de gang van zaken tijdens de faillissementsaanvraag en bepaalde zaken in de verstrekte gegevens die (mogelijk) aanwijzingen vormen voor vermogensverschuivingen. In dit verband wordt ook meegewogen dat het voornemen bestaat om Novalock op korte termijn te ontbinden.
Onder de geschetste omstandigheden moet EFG de mogelijkheid hebben om dit in een bodemprocedure te kunnen aantonen. EFG heeft er dan ook rechtmatig belang bij om inzicht te krijgen in bepaalde financiële en administratieve bescheiden van Novalock om (mede) aan de hand daarvan te kunnen beoordelen of Novalock werkelijk geen verhaal biedt en om de hoogte van haar (mogelijke) vordering uit onrechtmatige daad jegens [gedaagde sub 2] en [gedaagde sub 3] te kunnen vaststellen.
4.24.
De voorzieningenrechter ziet echter, onder verwijzing naar dat wat hij heeft overwogen onder 4.16., wel aanleiding om de te treffen voorzieningen te beperken wat betreft de periode en de momenten waarop inzicht zal moeten worden verstrekt en zal daarbij aansluiting zoeken bij het overwogene in 4.16.. Dit zal op na te melden wijze tot uitdrukking worden gebracht in het dictum. Naar het oordeel van de voorzieningenrechter heeft EFG geen rechtmatig belang bij afgifte van de overigens gevorderde bescheiden. Toewijzing daarvan zou neerkomen op een “fishing expedition”, hetgeen niet kan worden toegelaten.
4.25.
Hetgeen Novalock c.s. overigens hebben aangevoerd is tegen de achtergrond van het voorgaande niet van zodanig gewicht, dat dit kan leiden tot een ander oordeel omtrent het rechtmatig belang.
4.26.
Dat Novalock c.s. jegens EFG tot geheimhouding zijn gehouden, of dat er anderszins gewichtige redenen zijn op grond waarvan Novalock c.s. niet zijn gehouden aan de vordering te voldoen, is gesteld noch gebleken. Dat neemt niet weg dat EFG behoedzaam met de aan haar verstrekte informatie dient om te gaan. De voorzieningenrechter zal daarom bepalen dat EFG de informatie uit de bescheiden niet mag delen met anderen dan zijn advocaat en een eventueel door hem in te schakelen financiële deskundige, zoals een accountant.
4.27.
De gevorderde accountantsverklaringen zoals verwoord in het petitum onder 3.1. onder I. in de aanhef en onder sub g zullen worden afgewezen nu artikel 475g Rv voor dergelijke verklaringen geen grondslag biedt. Ook artikel 843a Rv biedt hier geen soelaas, aangezien het om een bevel tot informatieverstrekking gaat en niet om bestaande stukken.
4.28.
De voorzieningenrechter ziet aanleiding om de termijn voor veroordeling te stellen op vier weken na betekening van dit vonnis.
4.29.
De gevorderde dwangsommen zullen gelet op het vorenstaande eveneens worden toegewezen, met dien verstande dat zij op de na te melden wijze worden beperkt en gemaximeerd.
4.30.
Novalock c.s. zullen als de grotendeels in het ongelijk gestelde partij hoofdelijk worden veroordeeld in de proceskosten van EFG. EFG heeft verzocht om het maximale liquidatietarief van € 11.379,--, althans een door de voorzieningenrechter redelijk vast te stellen bedrag. Novalock c.s. hebben hiertegen gemotiveerd verweer gevoerd. Anders dan Novalock c.s. stellen is het door EFG verzochte bedrag van € 11.379,-- wel te herleiden tot een liquidatietarief, namelijk het maximale liquidatietarief voor een kort geding2.. Gelet op het belang en de aard van de zaak acht de voorzieningenrechter in het onderhavige geval een bedrag van € 2.500,-- aan salaris van de advocaat gerechtvaardigd. Dit betekent dat de kosten aan de zijde van EFG worden begroot op € 3.239,38 (€ 656,-- aan griffierecht,€ 83,38 aan explootkosten dagvaarding en € 2.500,-- aan salaris advocaat). De gevorderde nakosten en de wettelijke rente zullen ook worden toegewezen op de wijze zoals hierna wordt vermeld.
5. De beslissing
De voorzieningenrechter rechtdoende in kort geding:
5.1.
veroordeelt Novalock c.s. hoofdelijk om binnen vier weken na betekening van dit vonnis de navolgende bescheiden aan EFG, op de wijze zoals hierna vermeld, te verstrekken:
- a.
de volledige jaarrekening van Novalock over het jaar 2019,
- b.
de kwartaalgewijze kolommenbalans van Novalock, en wel per 1 april 2019, per1 juli 2019, per 1 oktober 2019, per 1 januari 2020, per 1 april 2020 en per1 juli 2020;
- c.
alle grootboekrekeningen (in de administratie van Novalock) vanaf 16 januari 2019 tot de datum van dit vonnis;
- d.
een gespecificeerd overzicht van de activa van Novalock per 31 december 2018 en31 december 2019;
- e.
alle bankafschriften van op Novalocks naam staande binnen- en buitenlandse bankrekeningen vanaf 16 januari 2019 tot datum van dit vonnis;
- f.
een overzicht van alle crediteuren en debiteuren van Novalock per31 december 2018 en per 31 december 2019;
5.2.
bepaalt dat de stukken genoemd onder 5.1. digitaal dienen te worden aangeleverd in een gebruikelijk en leesbaar bestandformaat per e-mail (via het mailadres van de advocaat van EFG zoals vermeld in het petitum van de dagvaarding) of op een USB-stick of een andere bruikbare gegevensdrager dienen te worden bezorgd ten kantore van de advocaat van EFG (op het adres zoals vermeld in het petitum van de dagvaarding) en dat de bescheiden waarvan geen digitale versie beschikbaar is, in de vorm van een papieren afschrift dienen te worden bezorgd ten kantore van de advocaat van EFG;
5.3.
bepaalt dat EFG door haar uit hoofde van dit vonnis te verkrijgen informatie met geen ander mag delen dan met haar advocaat en met een eventueel door haar aangezochte financieel deskundige;
5.4.
veroordeelt Novalock c.s. hoofdelijk om aan EFG een dwangsom te betalen van€ 25.000,--, te vermeerderen met een bedrag van € 5.000,-- voor elke dag, of een gedeelte van een dag, dat Novalock c.s. niet voldoen aan de hiervoor onder 5.1 en 5.2. uitgesproken hoofdelijke veroordelingen, totdat een maximum van € 300.000,-- is bereikt;
5.5.
veroordeelt Novalock c.s. hoofdelijk in de proceskosten, die aan de zijde van EFG tot op heden moeten worden begroot op € 3.239,38, te vermeerderen met de wettelijke rente ex artikel 6:119 van het Burgerlijk Wetboek (BW) daarover met ingang van veertien dagen na de betekening van dit vonnis tot de dag van volledige betaling;
5.6.
veroordeelt Novalock c.s. hoofdelijk in de na dit vonnis ontstane kosten, begroot op € 157,-- aan salaris advocaat, te vermeerderen, onder de voorwaarde dat Novalock c.s. niet binnen veertien dagen na aanschrijving aan het vonnis heeft voldaan en er vervolgens betekening van de uitspraak heeft plaatsgevonden, met een bedrag van € 82,-- aan salaris advocaat en de explootkosten van betekening van de uitspraak en te vermeerderen met de wettelijke rente ex artikel 6:119 BW daarover met ingang van veertien dagen na de betekening van dit vonnis tot de dag van volledige betaling;
5.7.
verklaart dit vonnis tot zover uitvoerbaar bij voorraad;
5.8.
wijst af het meer of anders gevorderde.
Dit vonnis is gewezen door mr. M.L.J. Koopmans en in het openbaar uitgesproken op 29 juli 2020.3.
Voetnoten
Voetnoten Uitspraak 29‑07‑2020
type:coll: