Einde inhoudsopgave
Regeling voertuigen
Artikel 5.3.29 [Stuurinrichting]
Geldend
Geldend vanaf 20-05-2018
- Bronpublicatie:
11-05-2017, Stcrt. 2017, 27126 (uitgifte: 12-05-2017, regelingnummer: IENM/BSK-2017/117058)
- Inwerkingtreding
20-05-2018
- Bronpublicatie inwerkingtreding:
11-05-2017, Stcrt. 2017, 27126 (uitgifte: 12-05-2017, regelingnummer: IENM/BSK-2017/117058)
- Vakgebied(en)
Verkeersrecht / Voertuigeisen
Vervoersrecht / Bijzondere onderwerpen
Eisen | Wijze van Keuren | |
---|---|---|
1. | De bestuurde wielen van bedrijfsauto's moeten goed reageren op de draaiing van het stuurwiel. | Visuele controle waarbij, met de wielen in de stand van rechtuitrijden, het stuurwiel naar links en naar rechts wordt gedraaid met een hoekverdraaiing van ten hoogste 15°, bij bedrijfsauto's met een toegestane maximummassa van niet meer dan 3.500 kg en 30° bij bedrijfsauto's met een toegestane maximummassa van meer dan 3.500 kg, zo nodig met draaiende motor. De bestuurde wielen moeten hierbij van stand veranderen. |
2. | Bij draaiing van het stuurwiel tot aan de aanslagen mogen geen weerstanden voelbaar zijn en moeten de wielen onderscheidenlijk de banden vrij kunnen draaien. | Visuele controle, terwijl de bedrijfsauto zich boven een inspectieput of op een hefinrichting bevindt waarbij de stuurbekrachtiging buiten werking is gesteld. De bestuurde wielen worden naar de uiterste linker- en rechterstuurstand bewogen waarbij de bestuurde wielen gedeeltelijk mogen worden ontlast. |
3. | De voor de overbrenging van de stuurbeweging bestemde onderdelen moeten deugdelijk zijn bevestigd met alle daarvoor bestemde bevestigings- en borgmiddelen, mogen geen breuken of scheuren vertonen, mogen niet zijn vervormd en mogen niet ernstig door corrosie zijn aangetast. Indien sprake is van corrosie is het bepaalde in bijlage VIII, hoofdstuk 1, titel 2, afdelingen 1, 2 en 3, van toepassing. | Visuele controle, terwijl de bedrijfsauto zich boven een inspectieput of op een hefinrichting bevindt. Het stuurwiel wordt met krachtige korte bewegingen naar links en naar rechts gedraaid, waarbij de massa van de bedrijfsauto op de wielen rust. |
4. | Stofhoezen van het stuurhuis en de stuurkogels moeten deugdelijk zijn bevestigd en mogen niet zodanig zijn beschadigd dat de hoezen niet meer afdichten. | Visuele controle, terwijl de bedrijfsauto zich boven een inspectieput of op een hefinrichting bevindt. |
5. | Koppelingen moeten een zichtbaar spelingsvrije overbrenging kunnen bewerkstelligen. | Leden 5 en 6: visuele controle, terwijl de bedrijfsauto zich boven een inspectieput of op een hefinrichting bevindt. Hierbij wordt het stuurwiel langzaam naar links en naar rechts gedraaid en axiaal bewogen. |
6. | Flexibele koppelingen mogen niet in ernstige mate zijn gescheurd en de vulkanisatie mag niet in ernstige mate zijn losgeraakt. Hierbij is het bepaalde in bijlage VIII, artikel 51, van toepassing | |
7. | De verbindingen in het stangenstelsel mogen niet te veel speling vertonen. Hierbij is het bepaalde in bijlage VIII, artikel 52, van toepassing. |
|
8. | Indien een gedeelte van de binnenkant van het stuurkogelhuis en van de stuurkogel zichtbaar is doordat de hoes is beschadigd of ontbreekt, mag dit gedeelte geen corrosie vertonen. | Indien de hoes is beschadigd of ontbreekt, vindt visuele controle plaats, terwijl de bedrijfsauto zich boven een inspectieput of op een hefinrichting bevindt. |
9. | De stuurbekrachtiger moet goed functioneren. | Voor de controle van de stuurbekrachtiger wordt bij uitgeschakelde motor het stuurwiel naar links en rechts bewogen. Vervolgens wordt met draaiende motor het stuurwiel opnieuw naar links en rechts bewogen, hierbij moet de werking van de stuurbekrachtiger voelbaar zijn. |
10. | Slangen ten behoeve van de stuurbekrachtiging mogen geen beschadigingen vertonen waarbij het wapeningsmateriaal zichtbaar is en mogen geen bewegende delen raken. | De wijze van keuren bij het vierde lid is van toepassing. |
11. | De onderdelen van de stuurbekrachtiging mogen geen ernstige lekkage vertonen. | Visuele controle, terwijl de bedrijfsauto zich boven een inspectieput of op een hefinrichting bevindt. Het stuurwiel wordt bij stationair draaiende motor in de uiterste stand gedraaid en gehouden. |
12. | De waarschuwingsinrichting van de elektronische stuurbekrachtiging van bedrijfsauto’s in gebruik genomen na 31 december 2017, mag geen defect aangeven. | Visuele en auditieve controle. Wanneer na het starten van de motor een optisch of akoestisch waarschuwingssignaal wordt afgegeven dat het systeem niet goed functioneert, wordt ervan uitgegaan dat niet aan deze eis is voldaan. Indien het een bedrijfsauto met een toegestane maximummassa van niet meer dan 3.500 kg betreft, wordt in geval van twijfel een rijproef uitgevoerd. |