Einde inhoudsopgave
Wet wapens en munitie
Artikel 3a [Uitzonderingen]
Geldend
Geldend vanaf 01-02-2022
- Bronpublicatie:
15-05-2019, Stb. 2019, 186 (uitgifte: 07-06-2019, kamerstukken: 34558)
- Inwerkingtreding
01-02-2022
- Bronpublicatie inwerkingtreding:
22-12-2021, Stb. 2022, 3 (uitgifte: 04-01-2022, kamerstukken/regelingnummer: -)
- Vakgebied(en)
Bijzonder strafrecht / Wapens en munitie
1.
De artikelen 9, eerste lid, 13, eerste lid, 14, eerste lid, 20a, tweede lid22, eerste lid, 26, eerste lid, 27, eerste lid, 32a, eerste lid, en 32b, eerste lid, zijn niet van toepassing op de krijgsmacht. Zij zijn evenmin van toepassing op personen die daarvan deel uitmaken of daarvoor werkzaam zijn, voor zover Onze Minister van Defensie dit bij regeling heeft bepaald.
2.
De artikelen 9, eerste lid, 13, eerste lid, 14, eerste lid, 20a, tweede lid22, eerste lid, 26, eerste lid, 27, eerste lid, 32a, eerste lid, en 32b, eerste lid, zijn niet van toepassing op de politie. Zij zijn evenmin van toepassing op personen die daarvan deel uitmaken of daarvoor werkzaam zijn, voor zover Onze Minister dit bij regeling heeft bepaald.
3.
De artikelen 13, eerste lid, 14, eerste lid, 20a, tweede lid22, eerste lid, 26, eerste lid, 27, eerste lid, 32a, eerste lid, en 32b, eerste lid, zijn niet van toepassing op de overige openbare dienst en op personen die daarvan deel uitmaken of daarvoor werkzaam zijn, daaronder begrepen opsporingsambtenaren van de bijzondere opsporingsdiensten, bedoeld in artikel 2 van de Wet op de bijzondere opsporingsdiensten en buitengewone opsporingsambtenaren, voor zover Onze Minister dit bij regeling heeft bepaald.
4.
Voor de toepassing van dit artikel wordt onder krijgsmacht, politie en overige openbare dienst mede verstaan niet-Nederlandse krijgsmacht, politie of openbare dienst.
5.
De artikelen 26, eerste lid en 27, eerste lid, zijn niet van toepassing op particulier maritiem beveiligingspersoneel dat optreedt krachtens het bepaalde in de Wet ter Bescherming Koopvaardij.