Einde inhoudsopgave
Wet wapens en munitie
Artikel 8 [Bewaring]
Geldend
Geldend vanaf 01-01-1998
- Bronpublicatie:
04-12-1997, Stb. 1997, 580 (uitgifte: 01-01-1997, kamerstukken: 25464)
- Inwerkingtreding
01-01-1998
- Bronpublicatie inwerkingtreding:
11-12-1997, Stb. 1997, 581 (uitgifte: 01-01-1997, kamerstukken/regelingnummer: -)
- Vakgebied(en)
Bijzonder strafrecht / Wapens en munitie
1.
Hij die een wapen of munitie voorhanden heeft, zonder daartoe gerechtigd te zijn, is verplicht deze terstond bij de korpschef in bewaring te geven.
2.
Indien dringende, aan het algemeen belang ontleende, gronden daartoe aanleiding geven is de korpschef bevoegd bij besluit, gericht tot degene die een wapen of munitie voorhanden heeft, te gelasten deze binnen een in dat besluit gestelde termijn bij hem in bewaring te geven.
3.
Indien dringende, aan het algemeen belang ontleende, gronden daartoe aanleiding geven, kan Onze Minister gelasten dat personen die een wapen of munitie voorhanden hebben, deze binnen een bepaalde termijn bij de korpschef in bewaring geven.
4.
Het in bewaring gegeven wapen en de munitie worden, voor zover de korpschef dat nodig acht, voor onmiddellijk gebruik ongeschikt gemaakt.
5.
Over het in bewaring gegeven wapen en de munitie kan de rechthebbende beschikken met goedvinden van de korpschef.
6.
De eigendom van het in bewaring gegeven wapen en de munitie gaat nadat de bewaring vijf jaren heeft geduurd over op de Staat, tenzij de rechthebbende binnen drie maanden voor het verstrijken van die termijn heeft verklaard daartegen bedenkingen te hebben. Door een verklaring als hiervoor bedoeld vangt een nieuwe termijn van vijf jaren aan.
7.
Voor in bewaring gegeven wapens of munitie is een bewaarloon verschuldigd aan de korpschef, overeenkomstig bij regeling van Onze Minister gestelde regels.
8.
Bij regeling van Onze Minister worden regels gegeven over een door de korpschef te verstrekken ontvangstbewijs en een door hem bij te houden register met betrekking tot in bewaring gegeven wapens of munitie.