V-N 2015/20.7
Unierechtelijk verdedigingsbeginsel volgens A-G ook inroepbaar bij naheffing van OB, ook bij – verdenking op – betrokkenheid bij (carrousel)fraude
HR (A-G) 30-03-2015, ECLI:NL:PHR:2015:362, m.nt. Redactie Vakstudie Nieuws
- Instantie
Hoge Raad (Advocaat-Generaal)
- Datum
30 maart 2015
- Zaaknummer
14/04046
- Conclusie
A-G Van Hilten
- Noot
Redactie Vakstudie Nieuws
- Folio weergave
- Deze functie is alleen te gebruiken als je bent ingelogd.
- JCDI
JCDI:ADS920654:1
- Vakgebied(en)
Omzetbelasting (V)
Fiscaal procesrecht (V)
- Brondocumenten
Beroepschrift, Hoge Raad, 10‑04‑2015
ECLI:NL:PHR:2015:362, Conclusie, Hoge Raad (Advocaat-Generaal), 30‑03‑2015
- Wetingang
art. 15 Wet OB 1968
Essentie
Advocaat-generaal Van Hilten concludeert dat X bv het Unierechtelijke verdedigingsbeginsel mag inroepen. Ook in gevallen van fraude en misbruik kan namelijk een beroep op het Unierechtelijke verdedigingsbeginsel worden gedaan.
Samenvatting
Belanghebbende exploiteert een auto-, garage- en autoschadeherstelbedrijf en is als zodanig ondernemer in de zin van art. 7 Wet OB 1968. Wegens vermoedens van deelname aan carrouselfraude met auto’s zijn aan haar twee naheffingsaanslagen omzetbelasting opgelegd, waarvan één zonder voorafgaande aankondiging onmiddellijk invorderbaar is (naheffingsaanslag I). De andere naheffingsaanslag isopgelegd na afronding van het boekenonderzoek, waarbij belanghebbende voorafgaand aan de aanslagoplegging enige tijd heeft gekregen om ... Verder lezen? Log in om dit document te bekijken.