V-N 2014/47.21
Tijdsverloop van ruim één jaar en negen maanden is geen beletsel voor BPM-naheffing
HR 19-09-2014, ECLI:NL:HR:2014:2707, m.nt. Redactie Vakstudie Nieuws
- Instantie
Hoge Raad
- Datum
19 september 2014
- Magistraten
Overgaauw, Van Vliet, Punt, Fierstra, Koopman
- Zaaknummer
13/02558
- Noot
Redactie Vakstudie Nieuws
- JCDI
JCDI:ADS919053:1
- Vakgebied(en)
Fiscaal procesrecht / Algemeen
Fiscaal bestuursrecht / Algemeen
Belastingheffing van motorrijtuigen / Belasting van personenauto's en motorrijwielen
Europees belastingrecht / Algemeen
- Brondocumenten
ECLI:NL:HR:2014:2707, Uitspraak, Hoge Raad, 19‑09‑2014
Beroepschrift, Hoge Raad, 19‑09‑2014
- Wetingang
art. 1 lid 5 en art. 10 lid 2 Wet BPM 1992
Essentie
De Hoge Raad oordeelt dat art. 41 van het Handvest van de Grondrechten van de EU niet is gericht tot de lidstaten, maar uitsluitend tot de instellingen, organen en instanties van de EU. X stelt vergeefs dat de aanslag niet voortvarend genoeg is vastgesteld.
Samenvatting
De heer X woont in Nederland en wordt begin 2008 tot twee keer toe aangetroffen als bestuurder in een auto met een Luxemburgs kenteken. In geschil is de in januari 2010 aan X opgelegde BPM-naheffingsaanslag. Rechtbank Breda oordeelt dat geen sprake is van een verhuursituatie. Hof ’s-Hertogenbosch oordeelt dat X niet ... Verder lezen? Log in om dit document te bekijken.