Het bewijs is terug te vinden in het in de wettelijke vorm opgemaakt proces-verbaal van politie Oost-Nederland, genummerd PL0600-2018329891, gesloten op 23 juli 2018 en in de bijbehorende in de wettelijke vorm opgemaakte processen-verbaal en overige schriftelijke bescheiden, tenzij anders vermeld. De vindplaatsvermeldingen betreffen (verkorte) verwijzingen naar de pagina’s van de doorgenummerde dossierdelen, tenzij anders vermeld. In de aan dit arrest gehechte bijlage staat vermeldt wat de volledige vindplaats is van elk dossierdeel.
Hof Arnhem-Leeuwarden, 10-08-2021, nr. 21-001158-19
ECLI:NL:GHARL:2021:7620
- Instantie
Hof Arnhem-Leeuwarden
- Datum
10-08-2021
- Zaaknummer
21-001158-19
- Vakgebied(en)
Strafrecht algemeen (V)
- Brondocumenten en formele relaties
ECLI:NL:GHARL:2021:7620, Uitspraak, Hof Arnhem-Leeuwarden, 10‑08‑2021; (Hoger beroep)
Cassatie: ECLI:NL:HR:2023:688
Eerste aanleg: ECLI:NL:RBGEL:2019:667
Conclusie in cassatie: ECLI:NL:PHR:2023:253
- Wetingang
Uitspraak 10‑08‑2021
Inhoudsindicatie
Veroordeling in hoger beroep voor het overdragen van vijf wapens op twee tijdstippen. Onvoldoende bewijs voor medeplegen en handelen uit gewoonte of beroep. Het hof legt dezelfde gevangenisstraf op als de rechtbank, namelijk achttien maanden.
Afdeling strafrecht
Parketnummer: 21-001158-19
Uitspraak d.d.: 10 augustus 2021
TEGENSPRAAK (art. 279 WvSv)
Arrest van de meervoudige kamer voor strafzaken van het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, zittingsplaats Arnhem, gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de rechtbank Gelderland, zittingsplaats Arnhem, van 19 februari 2019 met parketnummer 05-881645-17 in de strafzaak tegen
[voornamen & achternaam verdachte B],
geboren op [geboortedatum en -plaats] 1971,
wonende aan de [woonplaats].
Het hoger beroep
De verdachte en de officier van justitie hebben tegen het hiervoor genoemde vonnis hoger beroep ingesteld.
Onderzoek van de zaak
Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzittingen van het hof van 8 januari 2020 en 27 juli 2021 en, overeenkomstig het bepaalde bij artikel 422 van het Wetboek van Strafvordering, het onderzoek op de terechtzittingen in eerste aanleg.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal. Deze vordering is na voorlezing aan het hof overgelegd.
Het hof heeft voorts kennis genomen van hetgeen namens verdachte door zijn raadsman, mr. B.J. de Pree, naar voren is gebracht.
Het vonnis waarvan beroep
De rechtbank heeft verdachte veroordeeld voor – kort gezegd – het medeplegen van het voorhanden hebben en overdragen van vuurwapens van categorie III met betrekking tot een tweetal pseudokopen. Daarvoor heeft de rechtbank verdachte een gevangenisstraf voor de duur van achttien maanden, met aftrek van het voorarrest, opgelegd.
Het hof zal het vonnis waarvan beroep vernietigen omdat het een andere bewezenverklaring ten aanzien van het medeplegen en tot een andere kwalificatie komt. Het hof zal daarom opnieuw rechtdoen.
De tenlastelegging
Aan verdachte is – na wijziging van de tenlastelegging ter terechtzitting in eerste aanleg en in hoger beroep – tenlastegelegd dat:
op meer tijdstippen in de periode van 16 april 2017 tot en met 26 februari 2018 te Nijmegen en/of Beuningen en/of Plasmolen en/of Malden en/of Heumen, in elk geval in Nederland, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, meermalen wapens van categorie II en/of categorie III, te weten in elk geval
- -
Een machinepistool, merk IMI, type Uzi, kaliber 9 x 19 mm met bijbehorend patroonmagazijn;
- -
Twee, althans één, pisto(o)l(en), merk Zastava, type M57, kaliber 7.62 x 25 mm;
- -
Een revolver, merk Umarex, type Little Joe, kaliber .22 Lr;
- -
Een (gedemonteerd) pistool, merk CZ, type 100, kaliber 9 x 19 mm;
- -
Een machinepistool, merk CZ, type Scorpion, kaliber 7.65 mm, met bijbehorend patroonmagazijn;
en/of munitie van categorie II en/of categorie III, te weten in elk geval
- -
50 stuks munitie, type volmantel van het kaliber 9 x 19 mm;
- -
49 stuks munitie, type volmantel van het kaliber 9 mm;
- -
81 stuks munitie, type volmantel van het kaliber 7.62 x 25 mm;
- -
50 kogelpatronen van het kaliber .22; - 150 stuks munitie, type volmantel, kaliber 7.65 mm;
- -
50 stuks munitie, type volmantel van het kaliber 7.62 x 25 mm;
- -
50 stuks munitie, type volmantel, van het kaliber 7.62 mm Nagant;
- -
25 kogelpatronen van het kaliber 7.62 x 25 Tokarev;
heeft overgedragen en/of voorhanden heeft gehad, terwijl hij, verdachte van het verhandelen van wapens en/of munitie een beroep of een gewoonte heeft gemaakt.
Het bewijs1.
De advocaat-generaal heeft zich op het standpunt gesteld dat de volledige ten laste gelegde periode kan worden bewezen verklaard. Verder heeft de advocaat-generaal zich op het standpunt gesteld dat het dossier voldoende wettig en overtuigend bewijs bevat voor de betrokkenheid van verdachte bij de pseudokopen op 12 december 2017, 9 en 16 februari 2018. Tot slot heeft de advocaat-generaal zich nog op het standpunt gesteld dat het bestanddeel dat verdachte handelde in beroep of gewoonte bewezen moet worden verklaard, ook als het hof – net als de rechtbank in eerste aanleg – slechts de betrokkenheid van verdachte bij twee pseudokopen aanneemt.
De verdediging heeft zich primair op het standpunt gesteld dat verdachte moet worden vrijgesproken van de gehele tenlastelegging, nu op basis van het dossier slechts bewezen kan worden verklaard dat verdachte één slede van een vuurwapen heeft geleverd en deze slede niet expliciet is opgenomen in de gedachtestreepjes in de tenlastelegging. Subsidiair heeft de verdediging zich op het standpunt gesteld dat hoogstens kan worden bewezen verklaard dat verdachte één slede van een vuurwapen heeft geleverd. Meer subsidiair heeft de verdediging er nog op gewezen dat als het hof de bewezenverklaring van de rechtbank zou overnemen, het hof door de in hoger beroep gewijzigde tenlastelegging slechts kan komen tot een bewezenverklaring van betrokkenheid bij de levering van één Little Joe op 11 december 2017 omdat de tenlastelegging slechts één Little Joe noemt in de gedachtestreepjes.
Het hof overweegt als volgt.
Voor enige betrokkenheid van verdachte bij de eerste pseudokoop (op 20 november 2017) ziet het hof geen aanwijzingen in het dossier. Met betrekking tot de tweede pseudokoop (op 12 december 2017) overweegt het hof als volgt.
Op 12 december 2017 heeft medeverdachte [naam verdachte A] aan een pseudokoper in Nijmegen, voor een revolver, merk Umarex, type Little Joe, kaliber .22 Lr verkocht. Dit betreft een vuurwapen als bedoeld in categorie III onder 1 van de Wet wapens en munitie.2.
De dag voor deze pseudokoop vonden de volgende telefoongesprekken plaats:
- Op 11 december 2017 om 14:52 uur tussen verdachte (N) en medeverdachte [naam verdachte A] (T):
“N: kom je effe bij mijn effe bij de loods effe die remblokken kijken van mijn auto
T: uhhh ja, is het een beetje te rijden (...)ja oke luister bij mijn loods?
(...)
N: Nee kom dan maar eerst effe kijken bij mij als de remblokken goed zijn dan kan je daar effe kijken want anders blijf ik op en neer aan het rijden met die blokken versleten.’’3.
- Op diezelfde dag om 15:05 uur tussen [naam verdachte A] (T) en zijn vriendin [naam vriendin verdachte A] (G):
“T: Ik rij nu richting de loods (...) Die Jong die belde op (...) Of ik effekes wilde kijken in verband met zijn remmen en effe zijn winterbanden erop wilde zetten. Want hij ging. Hij moest naar Duitsland (...) Dus ik ben even aan het kijken schat. Snapje?
G: Oh ja.“4.
Uit peilbakengegevens van de Audi van [naam verdachte A] volgt dat [naam verdachte A] op 11 december 2017 naar Malden is gereden. Omstreeks 15:11 uur is hij het industrieterrein De Hoge Brug in Malden opgereden. Tussen 15:13:38 en 15:14:31 uur heeft de Audi daar stilgestaan. Vervolgens is hij naar het industrieterrein aan de Sluisweg gereden en heeft hij daar van 15:24:22 tot 15:28:36 uur stilgestaan.5.Het hof overweegt dat uit de website Google Maps volgt dat de Sluisweg een zijweg is van de Schutkolk, aan welke straat, gelegen in Heumen, verdachte een loods huurt.6.Uit deze bevindingen, bezien in combinatie met het eerdere telefoongesprek tussen verdachte en [naam verdachte A], leidt het hof af dat [naam verdachte A] naar de loods van verdachte is geweest. Omstreeks 15:31 uur heeft [naam verdachte A] de Sluisweg verlaten en is vervolgens naar Nijmegen gereden. Omstreeks 15:54 uur heeft [naam verdachte A] zijn auto weer voor zijn eigen woning geparkeerd.7.
Vervolgens heeft [naam verdachte A] diezelfde dag op meerdere tijdstippen met zijn vriendin [naam vriendin verdachte A] gebeld:
- Om 16:13 uur:
“T: Ik ben eventjes de boel op orde aan het maken (...) Ik heb ook Little Jo hahahaha (...) ook een paar meegenomen, ja toch?”
- Om 19:53 uur:
“T: (...) Ik was naar hem geweest (...) Eerst spreek ik hem af in Malden. (...) Sta ik daar te wachten, zegt hij je moet naar mijn loods komen. Moest ik helemaal de andere kant weer rijden. Toen liep hij weer te hannissen en te stressen En op een gegeven moment heb ik toch even alles nagekeken en dit en dat. Dat ging allemaal beetje zo vlot. Dus ik kom thuis he he vier van die kleine dingetjes helemaal nieuw. Dus heb ik 2. 2 weggebracht. En la maar zeggen dat he ander. ander dingetje. Zo‘n klein MP3 spelertje ook gelijk weggedouwd. Heb ik nog zo’n grote en twee van die hele kleintjes over. (…) ik heb ze gekocht voor twee en een halve euro. Doe ze weg voor drie en halve euro. Meiertje winst per dingetje.”8.
Op 12 december 2017 heeft [naam verdachte A] tegenover de pseudokoper verklaard dat hij een druk weekend had gehad. Hij had een aantal wapens gekregen die hij ook direct weer had doorverkocht. Hij had nog twee wapens liggen waarvan hij er één, een .22 revolver, kon verkopen aan de pseudokoper.9.De revolver die [naam verdachte A] uiteindelijk voor € 350,- heeft verkocht aan de pseudokoper, bleek een revolver van het type Little Joe, kaliber .22 te zijn.10.Verdachte heeft die dag nog met zijn vriendin [naam vriendin verdachte A] gebeld en in dit gesprek onder andere het volgende gezegd:
“zo’n kleintje heb ik aan hem verkocht voor 3,5 (…) 3,5 honderd voor zo’n klein dingetje.’’11.
Op basis van voorgaande bewijsmiddelen acht het hof wettig en overtuigend bewezen dat verdachte op 11 december 2017 vier revolvers van het type Little Joe heeft verkocht aan [naam verdachte A]. Het hof heeft daarbij voorts acht geslagen op de verklaring van [naam verdachte A] dat hij over de telefoon altijd over auto-onderdelen spreekt en nooit over wapens. Met mensen waarvoor hij echt auto’s repareert spreekt hij over de telefoon nooit over auto-onderdelen.12.Daarnaast heeft het hof nog acht geslagen op het korte tijdsbestek van vier minuten dat [naam verdachte A] bij verdachte in zijn loods is geweest. Een tijdsverloop van vier minuten is relatief kort om te parkeren, richting de loods te lopen en te kijken of de remblokken van een aldaar aanwezige auto nog goed zijn. Dat korte tijdsbestek past beter bij het ophalen van wapens. Daar komt bij dat [naam verdachte A], kort nadat hij is teruggekomen van zijn bezoek aan de loods van verdachte, tegen zijn vriendin heeft gezegd dat hij Little Joes heeft meegenomen. Daarbij heeft hij het tevens gehad over een inkoopprijs van tweeënhalve euro en een verkoopprijs van drieënhalve euro, hetgeen gelet op de vermelding van ‘een meiertje winst per dingetje’ moet worden begrepen als een afkorting van € 350,-. Dit komt overeen met de prijs die de pseudokoper voor de Little Joe-revolver heeft moeten betalen op 12 december 2017. Uit peilbakengegevens van de Audi van [naam verdachte A] blijkt niet dat [naam verdachte A] tussen het moment dat hij bij de loods van verdachte is weggereden en weer thuis heeft geparkeerd nog op een andere locatie is geweest, waardoor aannemelijk is dat [naam verdachte A] de vier revolvers van het type Little Joe bij verdachte heeft opgehaald. Het telefoongesprek tussen [naam verdachte A] en [naam vriendin verdachte A] op 11 december 2017 om 19:53 uur sterkt het hof in die conclusie, aangezien [naam verdachte A] daarin vertelt dat hij eerst in Malden op ‘hem’ heeft staan wachten en toen toch naar ‘zijn’ loods is gegaan, waarna hij thuis kwam met vier van die kleine dingetjes. Hieruit leidt het hof af dat [naam verdachte A] bij zijn eerste bestemming in Malden heeft bedoeld verdachte te ontmoeten en dat hij, nadat hij van verdachte hoorde dat hij toch naar zijn loods in Heumen moest gaan, pas richting de loods is gegaan en dat hij daarna thuiskomt met ‘vier kleine dingetjes’. Dat [naam verdachte A] met ‘kleine dingetjes’ revolvers van het type Little Joe bedoelt volgt uit het feit dat hij op 12 december 2017 een Little Joe aan de pseudokoper heeft verkocht en daarna in een telefoongesprek tegen zijn vriendin heeft gezegd dat hij net ‘een klein dingetje’ aan hem heeft verkocht.
Anders dan de raadsman is het hof van oordeel dat de tenlastelegging ruimte laat voor een bewezenverklaring die ziet op meer dan één Little Joe-revolver door de zinsnede ‘in elk geval’.
Op 9 februari 2018 heeft medeverdachte [naam verdachte A] aan een pseudokoper in Nijmegen, voor een bedrag van € 850,- een gedemonteerd wapen verkocht. Dit betrof een pistool van het merk CZ type 100, kaliber 9 x 19 mm, hetgeen een vuurwapen is in de zin van categorie III onder 1 van de Wet wapens en munitie.13.
Uit het proces-verbaal van de pseudokoper volgt dat [naam verdachte A] op 9 februari 2018 in Nijmegen onderdelen van het hiervoor genoemde vuurwapen heeft laten zien aan de pseudokoper. Hierbij heeft [naam verdachte A] verteld dat het pistool van zijn maat was die daar even daarvoor was. Toen de pseudokoper binnen kwam vertelde [naam verdachte A] de pseudokoper al dat hij zijn maatje [korte aanduiding die duidt op naam verdachte B] net had gemist.14.[naam verdachte A] heeft verder bovendien over zijn maat verteld dat hij onder andere wel eens Little Joes heeft.15.Het hof heeft hiervoor al vastgesteld dat verdachte op 11 december 2017 vier Little Joe-revolvers aan [naam verdachte A] heeft geleverd. Verdachte heeft verklaard dat hij die dag rond 12:15 uur bij [naam verdachte A] is geweest om een onderdeel van een wapen af te leveren.16.Het hof heeft op basis daarvan de overtuiging dat [naam verdachte A] met ‘zijn maatje [korte aanduiding die duidt op naam verdachte B]’ en ‘pistool van zijn maat’ heeft gedoeld op verdachte.
Die dag heeft de pseudokoper tegen [naam verdachte A] verteld dat hij de eerder genoemde wapenonderdelen wel wilde overnemen, waarop de deal wordt gesloten voor € 850,-.
Op diezelfde dag heeft om 14:12 uur het volgende telefoongesprek plaatsgevonden tussen verdachte (D) en [naam verdachte A] (NNM6828):
“NNM6828: Tering leier hahaha
D: ... onverstaanbaar … ja
NNM6828: Luister pielepapper luister...
D: ja jij had hem al besteld jongen, dat weet ik zeker..
NNM6828: nee, nee nee pieleman, nee luister nee luister, ik moet daar voor naar andere mensen en hij moet eventjes nog gemaakt worden, maar luister toevallig is een kameraad van
mijn, die is ff hier, en ik zeg wel luister, ik liet dat ding zien en luister, ik in principe aan onderdelen kom hij ik zeg ik heb net zelfde toestel maar bij mij ontbreken 2 onderdelen, dus wat bij jou ontbreekt…
D: maakt mij niet uit.. ja ja. Hmmm Ja laat hem dan dat ding aan mij verkopen
NNM6828: ja dat kan ook je kan ook der een van hem kopen voor een rooitje, maar dat is, bij hem eentje, maar hij is al weg en hij is al verkocht, acht en halve meier ligt hier op tafel voor je, ken je vanavond ophalen
D: Teringleier (...) ding is gewoon 2 en halve rooie waard man (...) daarom was ik zo happig om dat ding klaar te maken, want als die klaar was gemaakt, had ik 2 en halve rug kunnen beuren (...)
NNM6828: nee maar luister, deze man is blij want, want dat langwerpige chromen staafje, kan die man heel goed gebruiken en wat er onder hangt, dus die man is, maar de rest gaat gewoon, naar dat oud ijzer boertje..
D: Gvd man waarom heb je mij niet die bovenste slee verkocht dan man.. (...) Ik zie je zo, ik kom nou naar Nijmegen ja.“17.
Uit de observatie van verdachte blijkt dat hij omstreeks 15:13 uur weer de woning van [naam verdachte A] is binnengegaan.18.Verdachte heeft verklaard dat hij denkt dat hij toen het geld bij [naam verdachte A] heeft opgehaald.19.
Op basis van voorgaande bewijsmiddelen acht het hof wettig en overtuigend bewezen dat verdachte op 9 februari 2018 wapenonderdelen van een CZ100-pistool aan [naam verdachte A] heeft geleverd en dat hij daarvoor uiteindelijk € 850,- heeft gekregen. Verdachte heeft verklaard dat hij maar één onderdeel heeft geleverd, namelijk de slede van het wapen. Het hof acht dat niet aannemelijk. Het hof wijst er daartoe op dat [naam verdachte A] vanaf het moment dat hij het wapen aan de pseudokoper heeft laten zien heeft verklaard dat dit het pistool is van zijn maatje, waarvan het hof eerder reeds heeft geconcludeerd dat hiermee verdachte wordt bedoeld. Voorts past het telefoongesprek dat [naam verdachte A] en verdachte hebben gevoerd veel beter bij meerdere onderdelen die verdachte geleverd zou hebben dan bij één enkele slede. Zo heeft [naam verdachte A] het in dit gesprek over ‘dat langwerpige chromen staafje, dat die man heel goed kan gebruiken’, welk onderdeel dus kennelijk door verdachte is afgeleverd, en heeft verdachte het er in dit gesprek over dat hij ‘happig is om dat ding klaar te maken, want als die klaar was had ie meer opgeleverd’ en vraagt verdachte aan [naam verdachte A] ‘waarom heb je mij niet die bovenste slee verkocht’. Dat alles past naar het oordeel van het hof niet bij de verkoop van een enkele slede van een vuurwapen.
Met de advocaat-generaal constateert het hof dat het dossier aanwijzingen bevat dat verdachte betrokken is bij meer strafbare leveringen dan de hierboven genoemde pseudokopen. Het hof is evenwel van oordeel dat wat zich over elk van die aanwijzingen in het dossier bevindt, zowel op zichzelf als in samenhang bezien, onvoldoende concreet is om te dienen als wettig en overtuigend bewijs voor betrokkenheid van verdachte bij andere wapen- en/of munitieleveringen. Het enkele feit dat verdachte als leverancier voor [naam verdachte A] heeft gefungeerd bij deze twee pseudokopen acht het hof daartoe onvoldoende, nu daaruit niet ondubbelzinnig van een vaste werkwijze is gebleken, mede tegen de achtergrond van [naam verdachte A] (sterk) wisselende verklaringen op het vlak van zijn leverancier(s). Ook het feit dat verdachte is herkend als de koper van zogenoemde Little Joe-revolvers in Duitsland kan niet bijdragen aan dat bewijs, nu daarmee niet vaststaat dat verdachte deze wapens ook daadwerkelijk heeft gekocht en voorhanden heeft gehad in Nederland, noch dat hij die wapens in Nederland heeft overgedragen. Het hof zal daarom slechts de periode van de twee hiervoor genoemde pseudokopen bewezen verklaren.
Anders dan de rechtbank ziet het hof onvoldoende wettig en overtuigend bewijs voor een bewuste en nauwe samenwerking tussen verdachte en [naam verdachte A] bij de twee pseudokopen. Het hof stelt vast dat bij beide pseudokopen geen sprake is van een gezamenlijke uitvoering en dat van nauwe betrokkenheid van verdachte bij een vooropgezet plan niet is gebleken. Het hof ziet verdachte daarom slechts als leverancier van de wapens aan verdachte.
Nu het hof uitgaat van slechts twee leveringen van wapens aan [naam verdachte A] voorafgaand aan de pseudokopen op respectievelijk 12 december 2017 en 9 februari 2018 door [naam verdachte A], ziet het hof onvoldoende aanknopingspunten dat verdachte van deze leveringen een beroep of gewoonte zou hebben gemaakt. Daarbij acht het hof voorts van belang dat bij verdachte geen (grote aantallen) wapens of wapengerelateerde attributen zijn aangetroffen, dat van meer leveringen niet wettig en overtuigend is gebleken en dat niet is komen vast te staan dat verdachte de enige leverancier is geweest van [naam verdachte A].
Bewezenverklaring
Door wettige bewijsmiddelen, waarin zijn vervat de redengevende feiten en omstandigheden waarop de bewezenverklaring steunt, acht het hof wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het tenlastegelegde heeft begaan, met dien verstande dat:
hij op meer tijdstippen in de periode van 11 december 2017 tot en met 9 februari 2018 te Nijmegen en/of Beuningen en/of Plasmolen en/of Malden en/of Heumen, in elk geval in Nederland, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, meermalen wapens van categorie II en/of categorie III, te weten in elk geval:
- -
Een machinepistool, merk IMI, type Uzi, kaliber 9 x 19 mm met bijbehorend patroonmagazijn;
- -
Twee, althans één, pisto(o)l(en), merk Zastava, type M57, kaliber 7.62 x 25 mm;
- -
Een revolver, merk Umarex, type Little Joe, kaliber .22 Lr;
- -
Een (gedemonteerd) pistool, merk CZ, type 100, kaliber 9 x 19 mm;
- -
Een machinepistool, merk CZ, type Scorpion, kaliber 7.65 mm, met bijbehorend patroonmagazijn;
en/of munitie van categorie II en/of categorie III, te weten in elk geval
- -
50 stuks munitie, type volmantel van het kaliber 9 x 19 mm;
- -
49 stuks munitie, type volmantel van het kaliber 9 mm;
- -
81 stuks munitie, type volmantel van het kaliber 7.62 x 25 mm;
- -
50 kogelpatronen van het kaliber .22; - 150 stuks munitie, type volmantel, kaliber 7.65 mm;
- -
50 stuks munitie, type volmantel van het kaliber 7.62 x 25 mm;
- -
50 stuks munitie, type volmantel, van het kaliber 7.62 mm Nagant;
- -
25 kogelpatronen van het kaliber 7.62 x 25 Tokarev;
heeft overgedragen en/of voorhanden heeft gehad, terwijl hij, verdachte van het verhandelen van wapens en/of munitie een beroep of een gewoonte heeft gemaakt.
Indien in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. De verdachte is daardoor niet geschaad in de verdediging.
Het hof acht niet bewezen hetgeen verdachte meer of anders is tenlastegelegd dan hierboven is bewezenverklaard, zodat deze daarvan behoort te worden vrijgesproken.
Strafbaarheid van het bewezenverklaarde
Het bewezenverklaarde levert op:
de eendaadse samenloop van handelen in strijd met artikel 26, eerste lid, van de Wet wapens en munitie en het feit begaan met betrekking tot een vuurwapen van categorie III, meermalen gepleegd,
en
handelen in strijd met artikel 31, eerste lid, van de Wet wapens en munitie en het feit begaan met betrekking tot een vuurwapen van categorie III, meermalen gepleegd.
Strafbaarheid van de verdachte
Verdachte is strafbaar aangezien geen omstandigheid is gebleken of aannemelijk geworden die verdachte niet strafbaar zou doen zijn.
Oplegging van straf en/of maatregel
De rechtbank Gelderland heeft de verdachte voor het in eerste aanleg bewezenverklaarde veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van achttien maanden, met aftrek van het voorarrest.
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat de verdachte voor het tenlastegelegde zal worden veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van veertig maanden, met aftrek van het voorarrest.
Namens verdachte is verzocht rekening te houden met zijn persoonlijke omstandigheden, waaronder de gevolgen die de voorlopige hechtenis voor verdachte heeft gehad, waaronder psychische problemen waarvoor verdachte onder behandeling is. De raadsman heeft – in navolging van de bewijsverweren en gelet op de persoonlijke omstandigheden en de overschrijding van de redelijke termijn – verzocht een gevangenisstraf voor de duur van maximaal tien maanden, met aftrek van het voorarrest, op te leggen.
Het hof heeft in hoger beroep de op te leggen straf bepaald op grond van de ernst van het feit en de omstandigheden waaronder dit is begaan en gelet op de persoon van de verdachte. Het hof heeft daarbij het volgende in beschouwing genomen.
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan het voorhanden hebben en overdragen van vier Little Joe-revolvers en onderdelen van één CZ100-pistool. Het ongecontroleerde bezit van vuurwapens en munitie brengt grote risico’s met zich voor de veiligheid van personen. Het bezit daarvan leidt maar al te vaak tot het gebruik daarvan, met alle mogelijke gevolgen van dien. Dit is een groeiend maatschappelijk probleem. Door de hiervoor genoemde vuurwapens te verkopen aan een wapenhandelaar heeft verdachte als onmisbare schakel bijgedragen aan deze ernstige problematiek. Het hof tilt dan ook zwaar aan dergelijke feiten.
Naar het oordeel van het hof kan gelet op de aard en ernst van het bewezenverklaarde, zoals onder meer tot uitdrukking komt in het hierop gestelde wettelijk strafmaximum, niet worden volstaan met een andere of lichtere sanctie dan een straf die een onvoorwaardelijke vrijheidsbeneming met zich brengt.
Het hof weegt verdachtes proceshouding in strafverhogende zin mee. Verdachte heeft geen openheid van zaken gegeven en heeft zijn handelen op volstrekt onaannemelijke wijze ontkend en gebagatelliseerd. Het hof heeft verder acht geslagen op verdachtes strafblad waaruit blijkt dat het plegen van misdrijven hem niet vreemd is.
Het hof heeft verder acht geslagen op wat andere rechters in vergelijkbare zaken hebben opgelegd.
In hetgeen namens verdachte naar voren is gebracht over zijn persoonlijke omstandigheden ziet het hof geen aanleiding tot strafmatiging.
Alles afwegend is het hof van oordeel dat een gevangenisstraf voor de duur van achttien maanden passend en geboden is.
Het hof constateert dat bij het wijzen van dit arrest op 10 augustus 2021 een periode van meer dan twee jaren is verstreken sinds het instellen van het hoger beroep op 5 maart 2019. Het hof stelt de mate van overschrijding daarbij vast op een periode van vijf maanden. In dat verband heeft het hof er tevens acht op geslagen dat namens verdachte in hoger beroep is verzocht om nader onderzoek, waaronder de aansluiting bij de getuigenverhoren in de zaak van medeverdachte [naam verdachte A] bij de raadsheer-commissaris. Bij de planning van deze getuigenverhoren is, door de landelijke maatregelen die zijn genomen in het kader van de bestrijding van het Covid19-virus en welke maatregelen het plannen en behandelen van strafzaken in aanzienlijke mate hebben beperkt, vertraging ontstaan. Het hof is daarom van oordeel dat deze situatie een zodanig bijzondere en onvoorzienbare omstandigheid betreft, dat de vertraging die daarvan het gevolg is niet in zijn geheel in het voordeel van verdachte kan of moet worden gerekend. Het hof ziet daarin en in de relatief beperkte mate van overschrijding aanleiding om in dit geval te volstaan met de enkele constatering dat er sprake is van een overschrijding van de redelijke termijn.
Tenuitvoerlegging van de op te leggen gevangenisstraf zal volledig plaatsvinden binnen de penitentiaire inrichting, tot het moment dat de verdachte in aanmerking komt voor deelname aan een penitentiair programma, als bedoeld in artikel 4 van de Penitentiaire beginselenwet, dan wel de regeling van voorwaardelijke invrijheidsstelling, als bedoeld in artikel 6:2:10 van het Wetboek van Strafvordering, aan de orde is.
Beslag
De advocaat-generaal en de raadsman hebben zich op het standpunt gesteld dat de in beslag genomen schoonmaakattributen voor wapens kunnen worden onttrokken aan het verkeer. Tevens hebben zij geconcludeerd tot de teruggave van de in beslag genomen Alcatel-telefoon.
Het hof zal de in beslag genomen en nog niet teruggegeven schoonmaakattributen voor wapens, zoals genoemd onder 2.) en 3.) op de aan dit arrest gehechte beslaglijst, onttrekken aan het verkeer omdat zij tot het begaan van het bewezenverklaarde zijn bestemd en aangezien het ongecontroleerde bezit daarvan in strijd is met het algemeen belang.
Het hof tevens de teruggave gelasten van de in beslag genomen en nog niet teruggegeven Alcetel-telefoon, zoals genoemd onder 1.) op de aan dit arrest gehechte beslaglijst.
Toepasselijke wettelijke voorschriften
Het hof heeft gelet op de artikelen 36b, 36c, 55, 57 en 63 van het Wetboek van Strafrecht en de artikelen 26, 31 en 55 van de Wet wapens en munitie.
Deze voorschriften zijn toegepast, zoals zij golden ten tijde van het bewezenverklaarde.
BESLISSING
Het hof:
Vernietigt het vonnis waarvan beroep en doet opnieuw recht:
Verklaart zoals hiervoor overwogen bewezen dat de verdachte het tenlastegelegde heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders is tenlastegelegd dan hierboven is bewezenverklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart het bewezenverklaarde strafbaar, kwalificeert dit als hiervoor vermeld en verklaart de verdachte strafbaar.
Veroordeelt de verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van 18 (achttien) maanden.
Beveelt dat de tijd die door de verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in enige in artikel 27, eerste lid, van het Wetboek van Strafrecht bedoelde vorm van voorarrest is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering zal worden gebracht, voor zover die tijd niet reeds op een andere straf in mindering is gebracht.
Beveelt de onttrekking aan het verkeer van de in beslag genomen, nog niet teruggegeven voorwerpen, te weten de op de aan dit arrest gehechte beslaglijst onder 2.) en 3.) genoemde schoonmaakattributen voor wapens.
Gelast de teruggave aan de verdachte van het in beslag genomen, nog niet teruggegeven voorwerp, te weten de op de aan dit arrest gehechte beslaglijst onder 1.) genoemde telefoon Alcatel 4034D.
Aldus gewezen door
mr. R.D.J. Visschers, voorzitter,
mr. R.M. Maanicus en mr. D. Visser, raadsheren,
in tegenwoordigheid van mr. R. van Maaren, griffier,
en op 10 augustus 2021 ter openbare terechtzitting uitgesproken.
Bijlage I:
De verkorte verwijzingen verwijzen naar de volgende dossierdelen:
- het in de wettelijke vorm opgemaakte proces-verbaal van de politie Oost-Nederland, door verbalisant [naam verbalisant], brigadier bij politie Oost-Nederland, proces-verbaalnummer 20180626.1200.1434 (2e aankoop), onderzoek Cuijk/Dumas, gesloten op 12 juli 2018 en in de bijbehorende in wettelijke vorm opgemaakte processen-verbaal en overige schriftelijke bescheiden, tenzij anders vermeld, een en ander zoals opgenomen in ordner 1. De vindplaatsvermeldingen verwijzen naar de pagina’s van het doorgenummerde dossier, tenzij anders vermeld. Naar dit dossierdeel is in het arrest verkort verwezen als ZD03;
- het in de wettelijke vorm opgemaakte proces-verbaal van de politie Oost-Nederland, door verbalisant [naam verbalisant], brigadier bij politie Oost-Nederland, proces-verbaalnummer 20180626.0830.1434 (3e aankoop), onderzoek Cuijk/Dumas, gesloten op 12 juli 2018 en in de bijbehorende in wettelijke vorm opgemaakte processen-verbaal en overige schriftelijke bescheiden, tenzij anders vermeld, een en ander zoals opgenomen in ordner 1. De vindplaatsvermeldingen verwijzen naar de pagina’s van het doorgenummerde dossier, tenzij anders vermeld. Naar dit dossierdeel is in het arrest verkort verwezen als ZD04;
- het in de wettelijke vorm opgemaakte proces-verbaal van de politie Oost-Nederland, door verbalisant [naam verbalisant], brigadier bij politie Oost-Nederland, proces-verbaalnummer 20180626.0930.1434 (WOD Cuijk-Dumas), onderzoek Cuijk/Dumas, gesloten op 12 juli 2018 en in de bijbehorende in wettelijke vorm opgemaakte processen-verbaal en overige schriftelijke bescheiden, tenzij anders vermeld, een en ander zoals opgenomen in ordner 2. De vindplaatsvermeldingen verwijzen naar de pagina’s van het doorgenummerde dossier, tenzij anders vermeld. Naar dit dossierdeel is in het arrest verkort verwezen als WOD;
- het in de wettelijke vorm opgemaakte proces-verbaal van de politie Oost-Nederland, door verbalisant [naam verbalisant], brigadier bij politie Oost-Nederland, proces-verbaalnummer 20180626.1145.1434 (proces-verbaal IBN dossier objecten WW, XX, YY en ZZ), onderzoek Cuijk/Dumas, gesloten op 11 juli 2018 en in de bijbehorende in wettelijke vorm opgemaakte processen-verbaal en overige schriftelijke bescheiden, tenzij anders vermeld, een en ander zoals opgenomen in ordner 3. De vindplaatsvermeldingen verwijzen naar de pagina’s van het doorgenummerde dossier, tenzij anders vermeld. Naar dit dossierdeel is in het arrest verkort verwezen als DZK-W;
- het in de wettelijke vorm opgemaakte proces-verbaal van de politie Oost-Nederland, proces-verbaalnummer PL0600-2018320891 (Documentendossier), onderzoek Cuijk/Dumas, gesloten op 24 juli 2018 en in de bijbehorende in wettelijke vorm opgemaakte processen-verbaal en overige schriftelijke bescheiden, tenzij anders vermeld, een en ander zoals opgenomen in ordners 12 en 13. De vindplaatsvermeldingen verwijzen naar de pagina’s van het doorgenummerde dossier, tenzij anders vermeld. Naar dit dossierdeel is in het arrest verkort verwezen als DD;
- het in de wettelijke vorm opgemaakte proces-verbaal van de politie Oost-Nederland, door verbalisant [naam verbalisant], brigadier bij politie Oost-Nederland, proces-verbaalnummer 20180626.1140.1434 (persoonsdossier verdachte [naam verdachte B]), onderzoek Cuijk/Dumas, gesloten op 23 juli 2018 en in de bijbehorende in wettelijke vorm opgemaakte processen-verbaal en overige schriftelijke bescheiden, tenzij anders vermeld, een en ander zoals opgenomen in ordner 15. De vindplaatsvermeldingen verwijzen naar de pagina’s van het doorgenummerde dossier, tenzij anders vermeld. Naar dit dossierdeel is in het arrest verkort verwezen als PD04.
Voetnoten
Voetnoten Uitspraak 10‑08‑2021
Proces-verbaal van bevindingen politieel pseudokoper WOD-51, proces-verbaal van bevindingen en inbeslagname DZK-W-6-7 en proces-verbaal onderzoek wapen ZD03-12-13.
Proces-verbaal van bevindingen DD-106-107, proces-verbaal verhoor verdachte PD04-75 en proces-verbaal verhoor verdachte PD04-84.
Gesprek ON5R016074 Cuijk DD-1078.
Proces-verbaal van bevindingen DD-107-109.
Proces-verbaal van verhoor getuige [naam getuige Y] PD04-64.
Proces-verbaal van bed DD-107-109.
Proces-verbaal van bevindingen DD-109-111.
Proces-verbaal van bevindingen politieel pseudokoper WOD-50-51.
Proces-verbaal onderzoek wapen ZD03-12.
Gesprek ON5R016074 Cuijk DD-1086.
Proces-verbaal van bevindingen politieel pseudokoper WOD-45.
Proces-verbaal van bevindingen politieel pseudokoper WOD-82-83, proces-verbaal van bevindingen inbeslagneming vuurwapen DZK-W-5 en proces-verbaal onderzoek wapen ZD04-12.
Proces-verbaal van bevindingen politieel pseudokoper WOD-82.
Proces-verbaal van bevindingen politieel pseudokoper WOD-82-83 en proces-verbaal van bevindingen WOD-88.
Verklaring van verdachte afgelegd ter terechtzitting van de rechtbank Gelderland, zittingsplaats Arnhem op 29 januari 2019 en proces-verbaal van observatie DD-191.
Proces-verbaal van bevindingen DD-138-139.
Proces-verbaal van observatie DD-195.
Verklaring van verdachte afgelegd ter terechtzitting van de rechtbank Gelderland, zittingsplaats Arnhem op 29 januari 2019.