Einde inhoudsopgave
Rijkswet Onderzoeksraad voor veiligheid
Artikel 82
Geldend
Geldend vanaf 01-01-2021
- Bronpublicatie:
28-10-2020, Stb. 2020, 442 (uitgifte: 13-11-2020, kamerstukken: 35106)
- Inwerkingtreding
01-01-2021
- Bronpublicatie inwerkingtreding:
04-12-2020, Stb. 2020, 513 (uitgifte: 14-12-2020, kamerstukken/regelingnummer: -)
- Vakgebied(en)
Openbare orde en veiligheid / Bijzondere onderwerpen
Staatsrecht / Bestuur
1.
Met de opsporing van de bij artikel 81 strafbaar gestelde feiten, alsmede de feiten strafbaar gesteld in de artikelen 179 tot en met 182 en 184 van het Nederlandse Wetboek van Strafrecht, voor zover deze feiten betrekking hebben op artikel 40, eerste lid, zijn, onverminderd de ambtenaren, bedoeld in artikel 141 van het Nederlandse Wetboek van Strafvordering, belast de door Onze Minister aangewezen ambtenaren.
2.
Met de opsporing van de bij artikel 81 strafbaar gestelde feiten, alsmede de feiten strafbaar gesteld in de artikelen 185 tot en met 188 en 190 van het Wetboek van Strafrecht BES, voor zover deze feiten betrekking hebben op artikel 40, eerste lid, zijn tevens belast de door Onze Minister en Onze Minister van Justitie aangewezen ambtenaren.
3.
Met de opsporing van de bij artikel 81 strafbaar gestelde feiten, alsmede de feiten strafbaar gesteld in de artikelen 2:132 tot en met 2:135 en 2:137 van het Wetboek van Strafrecht van Aruba, de artikelen 2:132 tot en met 2:135 en 2:137 van het Wetboek van Strafrecht van Curaçao en de artikelen 2:132 tot en met 2:135 en 2:137 van het Wetboek van Strafrecht van Sint Maarten, voor zover deze feiten betrekking hebben op artikel 40, eerste lid, zijn tevens respectievelijk belast de daartoe door de overheid in Aruba, Curaçao en Sint Maarten aangewezen personen.
4.
Van een besluit als bedoeld in het eerste en tweede lid wordt mededeling gedaan door plaatsing in de Staatscourant.