Hof Den Haag, 18-12-2018, nr. 200.228.180/01
ECLI:NL:GHDHA:2018:3932
- Instantie
Hof Den Haag
- Datum
18-12-2018
- Zaaknummer
200.228.180/01
- Vakgebied(en)
Civiel recht algemeen (V)
Goederenrecht (V)
- Brondocumenten en formele relaties
ECLI:NL:GHDHA:2018:3932, Uitspraak, Hof Den Haag, 18‑12‑2018; (Hoger beroep)
Cassatie: ECLI:NL:HR:2020:1275, Bekrachtiging/bevestiging
Uitspraak 18‑12‑2018
Inhoudsindicatie
beroep op nietigheid danwel vernietiging van besluit van vergadering van eigenaars, vraag of ventitatieschacht hoort tot gemeenschappelijke gedeelten, uitleg splitsingsreglement
GERECHTSHOF DEN HAAG
Afdeling Civiel recht
Zaaknummer : 200.228.180/01
Zaaknummer rechtbank : 6244182 RP VERZ 17-50473
beschikking van 18 december 2018 (bij vervroeging)
inzake
[appellant],
wonende te [woonplaats] alsmede [woonplaats],
appellant,
hierna te noemen: [appellant],
advocaat: mr. P.S. Kamminga te Den Haag,
tegen
Vereniging van Eigenaren [...straat] nummers […] te
’s-Gravenhage,
gevestigd te Den Haag,
geïntimeerde,
hierna te noemen: de VvE,
advocaat: mr. Y.H. van Ballegooijen te Breda.
Het geding
1. Bij beroepschrift, ingekomen bij de griffie van het hof op 24 november 2017, heeft [appellant] beroep ingesteld tegen de beschikking van 27 oktober 2017 van de kantonrechter in de rechtbank Den Haag (hierna: de kantonrechter). Door de VvE is vervolgens een verweerschrift ingediend dat bij het hof is ingekomen op 9 maart 2018.
2. Partijen hebben hun standpunten uiteengezet tijdens de mondelinge behandeling op 12 november 2018. Alle eigenaren van de VvE zijn als belanghebbenden voor de mondelinge behandeling opgeroepen. Verschenen zijn […] (eigenaar nr. 35), […] (eigenaar nr. 51), […] (eigenaar nr. 55), […] (eigenaar nr. 59), […] en […] (eigenaars nrs. 61 en 71) en […] (echtgenoot van […], eigenaar van nr. 73). Van de mondelinge behandeling is proces-verbaal opgemaakt. Ten slotte is een datum voor beschikking bepaald.
De feiten
3. Het hof gaat uit van de volgende feiten.
4. [appellant] is eigenaar van het appartementsrecht, rechtgevende op het uitsluitend gebruik van het appartement aan de [...straat] 63 te Den Haag, gelegen op de derde verdieping (met daarboven gelegen vliering), tevens bovenste verdieping, van het appartementencomplex. Het appartementencomplex is in 1955 gesplitst.
5. Bij notariële akte van 18 februari 1981 is het splitsingsreglement gewijzigd in die zin dat het model-splitsingsreglement van februari 1973 van toepassing wordt verklaard met inachtneming van de in laatstgenoemde akte vermelde aanvullingen en wijzigingen. Het splitsingsreglement dat thans van toepassing is (hierna: het splitsingsreglement) bevat onder het kopje “Definities” onder meer het volgende:
“Artikel 1
In het reglement wordt verstaan onder:
a. “de akte”: de akte van splitsing;
(...)
d. “gemeenschappelijke gedeelten”: die gedeelten van het gebouw (…) die blijkens de akte niet bestemd zijn of worden om als afzonderlijk geheel te worden gebruikt;
e. “gemeenschappelijke zaken”: alle zaken die niet bestemd zijn of worden om door alle eigenaars of een bepaalde groep van eigenaars gebruikt te worden voor zover niet vallende onder d;”
Onder het kopje “Regeling omtrent het gebruik, het beheer en het onderhoud van de gemeenschappelijke gedeelten en de gemeenschappelijke zaken” staan de volgende bepalingen:
“Artikel 2
Tot de gemeenschappelijke gedeelten worden onder meer gerekend:
a. (...) de daken, schoorstenen en ventilatiekanalen (...)
(…)
Artikel 6
1. Iedere op-, aan of onderbouw zonder toestemming van de vergadering is verboden.
(…)”
Bij de bepalingen over de vergadering van eigenaars is onder meer opgenomen:
“Artikel 36
1. Alle besluiten, waarvoor in dit reglement of krachtens de wet geen afwijkende regeling is voorgeschreven, worden genomen met volstrekte meerderheid der uitgebrachte stemmen.
(…)
Artikel 37
(...)
5. Besluiten door de vergadering tot het doen van uitgaven die een in de akte nader te bepalen bedrag te boven gaan, kunnen slechts worden genomen met een meerderheid van tenminste drie/vierde van het aantal uitgebrachte stemmen in een vergadering, waarin een aantal eigenaars tegenwoordig of vertegenwoordigd is, dat tenminste twee/derde van het totaal aantal stemmen kan uitbrengen. (…)
(…)
8. Het in lid 5 bepaalde geldt eveneens voor besluiten tot verbouwing of voor besluiten tot het aanbrengen van nieuwe installaties of tot het wegbreken van bestaande installaties, voorzover deze niet als een uitvloeisel van het normale beheer zijn te beschouwen.
De eigenaar, die van zodanige maatregel geen voordeel trekt, is niet verplicht in de kosten hiervan bij te dragen.”
6. [eigenaar nr. 59] (hierna: [eigenaar nr. 59]; in de stukken ook wel aangeduid als […]) is eigenaresse van het appartementsrecht recht gevende op het appartement [...straat] 59, gelegen op de eerste verdieping, onder het appartement van [appellant].
7. [eigenaar nr. 59] heeft in 2015/2016 verbouwingswerkzaamheden verricht in haar appartement. Daarbij heeft zij de cv-ketel die zich aanvankelijk in de keuken bevond, vervangen. De nieuwe cv-ketel is verplaatst naar de balkonkast. Bij het aanbrengen van de toe- en afvoer van deze ketel is, zonder de vereiste toestemming van de VvE, door de (gemeenschappelijke) buitengevel geboord en is de rookgasafvoer door de buitengevel naar buiten geleid.
8. Op de vergadering van de VvE van 20 april 2016 is met algemene stemmen het besluit genomen dat [eigenaar nr. 59] voor eigen rekening de gevel in de oude staat moet terugbrengen.
9. Direct achter de door [eigenaar nr. 59] geplaatste cv-ketel bevindt zich een gemetselde schacht die vanuit de parkeergarage naar boven loopt, uitmondend in een schoorsteen op het dak. Naast de schoorsteen bevinden zich twee dakkapellen. Een daarvan is van [appellant]. [eigenaar nr. 59] heeft voorgesteld het probleem van de rookgasafvoer op te lossen door vanaf haar cv-ketel via een opening in de muur een pijp aan te brengen in deze ventilatieschacht, uitmondend in de schoorsteen op het dak. De kosten daarvan zullen door haar worden gedragen.
10. Tijdens de vergadering van de VvE van 11 april 2017 is het bestuur van de VvE afgetreden. Blijkens het door [appellant] overgelegde uittreksel uit het handelsregister fungeert sindsdien de Verenigde Administratiekantoren voor VVE-Beheer B.V. als (waarnemend) bestuurder. Namens de bestuurder treedt [X] (hierna: [X]) op. [X] heeft in die functie opdracht verstrekt aan PBS Vastgoed B.V. (hierna: PBS) om de situatie met betrekking tot de cv-ketel van [eigenaar nr. 59] zowel bouwkundig als wettelijk te beoordelen. Het rapport van PBS van 23 mei 2017 houdt, voor zover hier van belang, het volgende in:
“- Achter de balkonkast van app. 59 bevind zich een gemetselde stenen schacht. Deze schacht begint in de ondergrondse parkeergarage en loopt geheel door naar het dak.
- Op het dak staat een gemetselde schoorsteen met betonnen afdekplaat, en staat direct in verbinding met deze schacht. Direct naast de schoorsteen bevinden zich 2 dakkapelen van de bovenste etage
- In deze schacht loopt een afvoerkanaal van de mechanische ventilatie van de parkeergarage.
(…)
De ketel hangt momenteel in een positie waarbij het relatief eenvoudig is om de toe- en afvoer van het RGA (hof: rookgasafvoer) via de achtergelegen schacht te laten lopen. De binnenmaat van de schacht biedt voldoende ruimte om hier een RGA kanaal in te monteren. (…)
Het RGA kanaal komt dan uit in de schoorsteen op het dak. Hier zal een gat in de betonnen afdekplaat moeten worden gemaakt waarna het RGA moet worden aangesloten op een nieuw te plaatsen schoorsteen op de beton afdekplaat.
(…)
Kijkend naar een oplossing die redelijk en billijk is, binnen de wettelijke kaders valt, met zo min mogelijk kosten en grote bouwkundige aanpassingen, is naar ons inziens het gebruik maken van de schacht achter de balkonkast de meest logische en efficiënte oplossing. Het afvoeren van de rookgassen via de nieuwe schoorsteen is wettelijk toegestaan en voldoet aan de NEN normering.”
11. Op 27 juni 2017 is een extra vergadering van de VvE gehouden. Agendapunt 5 was de besluitvorming naar aanleiding van de rapportage van PBS, waarbij het voorstel aan de vergadering was om de aanbeveling van PBS te volgen.
12. De concept notulen van deze vergadering zijn bij brief van 17 juli 2017 aan de leden van de VvE verstuurd. Deze notulen houden onder meer het volgende in:
“4. ROOKGASPROBLEMATIEK MEVROUW [eigenaar nr. 59], RAPPORTAGE ONAFHANKELIJKE BOUWKUNDIGE PBS VASTGOED
Ter vergadering is aanwezig de [bouwkundige PBS] van PBS Vastgoed. Deze geeft een zeer uitgebreide toelichting over de rapportage die is meegestuurd met de uitnodiging. De [bouwkundige PBS] geeft aan dat hij als onafhankelijke bouwkundige van het uitgangspunt is gegaan om een redelijke en zo goedkoop mogelijke oplossing aan te dragen, met daarbij de zekerheid dat aan de NEN voorwaarden voor rookgasafvoer voldaan zal worden. Hij legt uit dat bij de installatie van de nieuwe afvoer (…) er gegarandeerd wordt dat er een verdunningsfactor optreedt, waardoor er geen schadelijke stoffen meer zullen zijn voor de naburige (dakkapel) eigenaren, mits de afstand hart tot hart van minimaal 1 meter in acht wordt genomen.
[appellant] vraagt aan de [bouwkundige PBS] of hij kan garanderen dat er geen schadelijke gassen bij de dakkapel naar binnen kunnen komen. De [bouwkundige PBS] laat weten dat hij dit met 100% zekerheid kan bevestigen. De gestelde ruimte die in de norm vermeld staat is voldoende om de rookgasafvoer te neutraliseren. Hiervoor zijn er bestaande formules die deze berekening helemaal kunnen staven. (…)
(…)
De [bouwkundige PBS] vraagt aan [appellant] waarom hij dit nieuwe voorstel absoluut niet wil, zoals hij steeds in alle mails heeft aangegeven. [appellant] stelt dat hij niet de dupe/het slachtoffer wil zijn. De [bouwkundige PBS] stelt voor via berekeningen aan te tonen dat [appellant] er geen schadelijke gevolgen van zal krijgen. [appellant] is niet overtuigd.
(…)
5. BESLUITVORMING NAAR AANLEIDING VAN DEZE RAPPORTAGE
Als de vergadering klaar is om over te gaan tot stemming (…) komt [appellant] met een email (…) waarin staat dat de eigenaar van de garage geen toestemming geeft aan [eigenaar nr. 59] een buis te laten plaatsen in de ventilatieschacht.
(...)
[appellant] eist dat er niet tot stemming kan worden overgegaan, door deze nieuwe informatie.
(…)
De bestuurder geeft aan dat zij niet in de gelegenheid is gesteld om op deze mail te reageren en na te gaan wie nu eigenaar van deze schacht is. (…)
Er wordt besloten tot stemming over te gaan onder voorbehoud. De bestuurder zal na gaan of de schacht gemeenschappelijk is (…).
[Hof: de volgende twee alinea’s betreffen de uitkomst van het door [X] na de vergadering verrichte onderzoek.]
NB. Conform artikel 2a. Van het Reglement van Splitsing van Eigendom, wordt tot de gemeenschappelijke gedeelten onder meer gerekend: - de daken, schoorstenen en ventilatiekanalen-.
Voor het te nemen besluit is derhalve geen toestemming nodig van de garage-eigenaar.
(…)
Na telling blijken er van de 30 uit te brengen stemmen, 20 stemmen voor het voorstel van PBS Vastgoed te zijn, 9 stemmen tegen en er is 1 onthouding. Op basis van deze stemming is het voorstel onder het gemaakte voorbehoud aangenomen.”
Het verzoek en de beslissing in eerste aanleg
13. [appellant] heeft de kantonrechter verzocht om, voor zover mogelijk uitvoerbaar bij voorraad:
(1) te vernietigen het besluit genomen onder agendapunt 5 van de algemene vergadering van eigenaren van 27 juni 2017 van de VvE;
(2) te verklaren voor recht dat het voorstel onder agendapunt 5 van de algemene vergadering van eigenaren van 27 juni 2017 van de VvE aan de hand van 20 stemmen voor, 9 tegen en 1 ongeldig met 30 uitgebrachte stemmen, als verworpen is aan te merken;
(3) de VvE te veroordelen in de proceskosten.
14. [appellant] kwalificeert zijn verzoek als een verzoek tot vernietiging van het besluit tot het aanbrengen van een rookgasafvoer ten behoeve van de cv-ketel van [eigenaar nr. 59] in de ventilatieschacht (hierna: het besluit) op grond van artikel 5:130 BW. Uit de stukken blijkt dat [appellant] in eerste aanleg hiertoe het volgende heeft aangevoerd. De ventilatieschacht is niet gemeenschappelijk, maar behoort tot het privé gedeelte van appartement 1, de garage. Dit betekent dat de VvE niet bevoegd is om een beslissing te nemen over het aanbrengen van een rookgasafvoer in die schacht. Alleen de eigenaar van de garage was daartoe bevoegd en die heeft geen toestemming gegeven. Als de ventilatieschacht wel gemeenschappelijk zou zijn, dan geldt in de eerste plaats dat het besluit niet geldig is, en moet worden aangemerkt als een verwerping van het voorstel. Artikel 37 lid 8 (juncto lid 5) van het splitsingsreglement is van toepassing en dat vereist dat het besluit wordt genomen met tenminste drie/vierde meerderheid van het aantal uitgebrachte stemmen in een vergadering, waarin ten minste twee/derde van het aantal eigenaars tegenwoordig of vertegenwoordigd is. Die meerderheid is niet gehaald. In de tweede plaats geldt dat het besluit in strijd is met de redelijkheid en billijkheid omdat de rookgasafvoer die in de buurt van de dakkapel van [appellant] zal uitkomen gevaar en hinder voor [appellant] zal opleveren. In het besluit wordt onvoldoende rekening gehouden met de individuele belangen van [appellant]. Daarnaast is het in strijd met de redelijkheid en billijkheid dat de eigenaar van de garage kennelijk niet is uitgenodigd voor de vergadering, terwijl het besluit ook de belangen van deze eigenaar bij uitstek raakt.
15. De VvE, alsmede de eigenaren [eigenaar nr. 59], [eigenaars nrs. 61 en 71] hebben verweer gevoerd.
16. De kantonrechter heeft beslist dat [appellant] niet ontvankelijk is in zijn verzoek op grond van het volgende. Artikel 5:130 lid 2 BW vereist dat het verzoek tot vernietiging wordt gedaan binnen een maand na de dag waarop de verzoeker van het besluit kennis heeft genomen of kennis heeft kunnen nemen. Het besluit, met ontbindende voorwaarde, is genomen tijdens de vergadering van 27 juni 2017 waarbij [appellant] aanwezig was. Het verzoek van [appellant] is gedaan op 15 augustus 2017 en dat is dus te laat. Ten overvloede overweegt de kantonrechter verder dat als [appellant] wel ontvankelijk zou zijn geweest, dan zou gelden dat de kantonrechter niet bevoegd is. Volgens de kantonrechter moet het verzoek van [appellant] namelijk (uitsluitend) worden aangemerkt als een verzoek tot nietigverklaring van het besluit op grond van artikel 2:14 BW. De kantonrechter merkt daarbij op dat [appellant] weliswaar een beroep heeft gedaan op strijdigheid met de beginselen van redelijkheid en billijkheid - wat als een beroep op vernietigbaarheid (en niet op nietigheid) van het besluit moet worden aangemerkt - maar [appellant] heeft dit volgens de kantonrechter in het geheel niet gemotiveerd, zodat daaraan voorbij moet worden gegaan. Nu [appellant] slechts een beroep doet op nietigheid, had hij de zaak in een dagvaardingsprocedure bij de rechtbank moeten aanbrengen, aldus de kantonrechter.
De beoordeling in hoger beroep
17. Met grief 1 komt [appellant] op tegen de niet-ontvankelijk verklaring. Volgens [appellant] heeft de kantonrechter ten onrechte geoordeeld dat het besluit is genomen op 27 juni 2017: het gemaakte voorbehoud is geen ontbindende, maar een opschortende voorwaarde. Voor zover het besluit wel op 27 juni 2017 zou zijn genomen, geldt dat de termijnoverschrijding verschoonbaar is, nu [appellant] expliciet is meegedeeld door [X], dat de termijn om tegen het besluit op te komen pas zou ingaan na kennisname van de concept notulen waarin de uitkomst van het door haar te verrichten onderzoek zou zijn neergelegd. Grief 2 richt zich tegen de overweging ten overvloede dat de kantonrechter niet bevoegd zou zijn. In dit verband wijst [appellant] er onder meer op dat hij wel degelijk uitgebreid heeft toegelicht dat het besluit in strijd met de redelijkheid en billijkheid is. Ook meent hij dat hetgeen hij ten aanzien van de ongeldigheid van het besluit heeft aangevoerd niet moet worden aangemerkt als een beroep op nietigheid van het besluit in de zin van artikel 2:14 BW, maar dat het valt onder artikel 2:15 BW.
18. [appellant] verzoekt om vernietiging van het besluit met een beroep op artikel 5:130 BW. Bij de beoordeling of dat verzoek is gedaan binnen de in dat artikel gestelde termijn, is in dit geval doorslaggevend de datum waarop [appellant] er kennis van nam dat sprake was van een besluit waar hij het niet mee eens was. Naar het oordeel van het hof was hiervan pas sprake na kennisname van de op 18 juli 2017 toegezonden concept-notulen, waarin de bestuurder heeft opgenomen dat zij uit het door haar na de vergadering verrichte onderzoek had geconcludeerd dat de ventilatieschacht gemeenschappelijk is. Dit betekent dat [appellant] zijn verzoek tijdig heeft ingediend. Grief 1 slaagt dan ook.
19. De VvE heeft terecht aangevoerd dat voor zover het verzoek van [appellant] is gebaseerd op de stelling dat voor het besluit een gekwalificeerde meerderheid vereist was en deze niet is gehaald, dat moet worden gezien als een beroep op nietigheid van het besluit in de zin van artikel 2:14 BW. Anders dan [appellant] heeft betoogd, kan dit gestelde gebrek in de besluitvorming niet worden geschaard onder de in artikel 2:15 BW bedoelde schending van bepalingen ‘die de totstandkoming van een besluit regelen’. Dit betekent dat [appellant] dit bezwaar, op zich beschouwd, in een dagvaardingsprocedure bij de rechtbank had moeten aankaarten.
20. [appellant] heeft in zijn verzoekschrift echter ook bezwaren aangevoerd die wel zien op een beroep op vernietiging in de zin van artikel 2:15 BW (juncto artikel 5:130 BW) dat in een verzoekschriftprocedure bij de kantonrechter gedaan moet worden. Het hof kan hier de redenering van de kantonrechter ten aanzien van het beroep op strijdigheid van het besluit met de redelijkheid en billijkheid niet volgen: het hof leest in de in eerste aanleg overlegde stukken dat [appellant] hierop een duidelijk en onderbouwd beroep doet (zie hierboven bij nr. 14).
21. Met het voorgaande staat vast dat [appellant] in dit geval naast het beroep op nietigheid van het besluit ook een beroep op vernietiging van het besluit heeft gedaan, beide op basis van een samenhangend feitencomplex. Met name gelet op deze samenhang is het hof van oordeel dat [appellant] beide kwesties tezamen in één verzoekschriftprocedure mocht aankaarten en dat de kantonrechter bevoegd was om daarop vervolgens te beslissen (zie bijvoorbeeld ook Asser/Bartels & Van Velten 5 2017/561). Nu de kantonrechter bevoegd was, geldt dat ook het hof in hoger beroep over beide kwesties zal beslissen in de bij hem aanhangig gemaakte verzoekschriftprocedure. Dat een van partijen hierdoor in zijn verdediging is of wordt benadeeld is niet gesteld of gebleken; beide partijen zijn inhoudelijk op de verschillende kwesties ingegaan, zowel in eerste aanleg als in hoger beroep. Dat de kantonrechter niet aan een inhoudelijke beoordeling is toegekomen omdat zij [appellant] niet ontvankelijk heeft verklaard, maakt dit niet anders.
22. De conclusie tot zover is dat de beschikking van de kantonrechter niet in stand kan blijven. Het hof zal het geschil van partijen verder beoordelen.
23. De eerste vraag die hierbij moet worden beantwoord is of de ventilatieschacht die vanuit de garage naar het dak loopt gemeenschappelijk is. Volgens de VvE is dit het geval terwijl [appellant] betoogt dat dit niet zo is.
24. Het hof stelt voorop dat het bij de uitleg van het uit de openbare registers kenbare splitsingsreglement aankomt op de daarin tot uitdrukking gebrachte bedoeling van degenen die tot vaststelling van het splitsingsreglement zijn overgegaan. Deze bedoeling dient naar objectieve maatstaven te worden afgeleid uit de omschrijving in de notariële akte en het daarin opgenomen splitsingsreglement, bezien in het licht van de gehele inhoud daarvan.
25. Voor zover [appellant] zich heeft beroepen op het in de splitsingsakte in 1955 opgenomen splitsingsreglement (meer specifiek op artikel 1), overweegt het hof dat het in de akte van 1955 opgenomen splitsingsreglement door de wijziging in 1981 is komen te vervallen, waardoor [appellant] hierop geen beroep meer kan doen. Artikel 1 van het thans toepasselijke splitsingsreglement (weergegeven hierboven bij nr. 5), waarop [appellant] zich ook beroept, bevat slechts een algemene omschrijving van gemeenschappelijke gedeelten. Dit splitsingsreglement bevat daarentegen in artikel 2 een meer precieze opsomming van wat in ieder geval tot de gemeenschappelijke gedeelten worden gerekend. Uit de akte uit 1981 waarin het splitsingsreglement wordt gewijzigd, blijkt dat degene die de wijziging heeft doorgevoerd expliciet heeft gekeken naar deze opsomming, aangezien hier enkele wijzigingen zijn aangebracht ten opzichte van het algemene model-reglement 1973. Uit de opsomming in het splitsingsreglement volgt duidelijk dat de ventilatiekanalen (zie artikel 2 sub a) tot de gemeenschappelijke gedeelten behoren. Dat dit voor de ventilatieschacht vanuit de garage niet zou gelden blijkt daaruit niet, en dit blijkt evenmin uit (de rest van) de splitsingsakte, het splitsingsreglement of de splitsingstekeningen. Gelet op het voorgaande concludeert het hof dat de ventilatieschacht vanuit de garage naar het dak tot de gemeenschappelijke gedeelten behoort.
26. [appellant] heeft vervolgens aangevoerd dat het aanbrengen van de rookgasafvoer in de ventilatieschacht valt onder artikel 37 lid 8 van het splitsingsreglement. Er wordt een opening gecreëerd in de ventilatieschacht, daarin wordt een afzonderlijk binnenkanaal aangebracht en de schoorsteenkap wordt weggebroken zodat de afvoer er doorheen kan. Dit is aan te merken als verbouwing dan wel het aanbrengen van een nieuwe installatie of het wegbreken van een bestaande installatie in een gemeenschappelijke zaak als bedoeld in artikel 37 lid 8 van het splitsingsreglement. Artikel 37 lid 8 juncto lid 5 houdt in dat voor een besluit hierover een meerderheid van tenminste drie/vierde van het aantal uitgebrachte stemmen vereist is en daaraan is niet voldaan, aldus [appellant]. De VvE betoogt daartegen dat artikel 37 hier niet van toepassing is, omdat het via de muur aanbrengen van een extra kanaal in de ventilatieschacht met een uitgang door het dak valt onder artikel 6 van het splitsingsreglement dat ziet op de op-, aan- of onderbouw aan gemeenschappelijke gedeelten. Hiervoor is een gewone meerderheid van stemmen voldoende.
27. Ook hier geldt, kort gezegd, dat het bij de uitleg van de bepalingen van het splitsingsreglement aankomt op wat naar objectieve maatstaven kan worden afgeleid uit de omschrijving van het splitsingsreglement, bezien in het licht van de gehele inhoud daarvan. Toepassing van deze uitlegmaatstaf leidt ertoe dat niet kan worden geconcludeerd dat het enkele aanbrengen van een afvoerkanaal in de bestaande (gemeenschappelijke) ventilatieschacht en het aanpassen van de bestaande schoorsteenuitgang (waarvan de kosten bovendien geheel gedragen worden door [eigenaar nr. 59] en niet ten laste komen van de VvE) zodanig ingrijpend is dat dit moet worden aangemerkt als een verbouwing danwel het aanbrengen of verwijderen van een installatie als bedoeld in artikel 37 lid 8. Naar het oordeel van het hof heeft de VvE terecht aangevoerd dat het hier gaat om een aanpassing als bedoeld in artikel 6 van het splitsingsreglement, waarvoor de toestemming van een gewone meerderheid van stemmen voldoende is.
28. Het argument van [appellant] dat het besluit niet in stand kan blijven omdat de eigenaar van de garage niet (op de juiste wijze) voor de vergadering is opgeroepen, faalt reeds omdat [appellant] niet heeft onderbouwd - bij 20 stemmen vóór en 9 tegen - dat als deze eigenaar wel aan de stemming zou hebben deelgenomen, de uitslag per saldo anders zou zijn uitgevallen. Dat is voor vernietiging van het besluit wel vereist. Daarbij komt dat de VvE heeft weersproken dat de eigenaar niet goed zou zijn opgeroepen. De VvE heeft in de stukken een met name genoemd e-mailadres gebruikt dat van de eigenaar is en dat van een vorige bestuurder van de VvE is overgenomen. Daarnaast is per post een uitnodiging gestuurd naar het adres dat door de beheerder van de garage is opgegeven, waarin die beheerder een typefout heeft gemaakt door als huisnummer 10 in plaats van 110 te vermelden. Deze fout komt voor rekening en risico van de betreffende eigenaar. De VvE heeft een en ander onderbouwd met stukken. [appellant] heeft nagelaten om hier tijdens de mondelinge behandeling op te reageren, zodat ook hierom zijn stelling moet worden verworpen.
29. Ook het argument van [appellant] dat het besluit in strijd is met de redelijkheid en billijkheid omdat hij gevaar en overlast zal ondervinden gaat niet op. Uit het rapport van PWS blijkt dat de beoogde afvoer van de rookgassen via een aan te brengen kanaal in de ventilatieschacht en de aangepaste schoorsteen wettelijk is toegestaan en voldoet aan de NEN-normen. Uit de notulen van de VvE vergadering van 27 juni 2017 blijkt bovendien dat het rapport toen uitgebreid is toegelicht door [bouwkundige PBS] van PBS. Daarbij heeft [bouwkundige PBS], naar aanleiding van vragen van [appellant], bevestigd dat hij met 100% zekerheid kan garanderen dat er geen schadelijke gassen bij de dakkapel van [appellant] naar binnen kunnen komen. [appellant] heeft hiertegenover van zijn kant niet, althans onvoldoende onderbouwd gesteld dat er voor hem toch gevaar of overlast zal optreden danwel dat [bouwkundige PBS] van PWS onvoldoende deskundig zou zijn om te oordelen over deze kwestie.
30. Het voorgaande leidt er alles bij elkaar genomen toe dat de beschikking van de kantonrechter niet in stand kan blijven omdat [appellant] ten onrechte niet ontvankelijk is verklaard, en dat de verzoeken van [appellant] moeten worden afgewezen. Bij deze uitkomst past dat [appellant] als de grotendeels in het ongelijk gestelde partij wordt veroordeeld in de proceskosten in eerste aanleg en in hoger beroep.
Beslissing
Het hof:
- vernietigt de bestreden beschikking voor zover [appellant] niet ontvankelijk is verklaard in zijn verzoek;
en in zoverre opnieuw rechtdoende:
- wijst de verzoeken af;
- bekrachtigt de bestreden beschikking voor het overige;
- veroordeelt [appellant] in de kosten van de procedure in hoger beroep, tot op heden aan de zijde van de VvE begroot op € 726 aan griffierecht en € 2.148 aan salaris advocaat (2 punten x tarief II).
Deze beschikking is gegeven door mrs. H.J.M. Burg, A.A. Muilwijk-Schaaij en P. van der Kolk-Nunes en is uitgesproken ter openbare terechtzitting van 18 december 2018 in aanwezigheid van de griffier.