Einde inhoudsopgave
Verdrag houdende het Statuut van de Europese Scholen
Artikel 9
Geldend
Geldend vanaf 01-10-2002
- Bronpublicatie:
21-06-1994, Trb. 1994, 250 (uitgifte: 23-11-1994, kamerstukken/regelingnummer: -)
- Inwerkingtreding
01-10-2002
- Bronpublicatie inwerkingtreding:
25-10-2002, Trb. 2002, 191 (uitgifte: 01-01-2002, kamerstukken/regelingnummer: -)
- Vakgebied(en)
EU-recht / Bijzondere onderwerpen
Onderwijsrecht / Algemeen
1.
Behalve in de gevallen waarin uit hoofde van dit Verdrag eenstemmigheid vereist is, worden de besluiten van de Raad van Bestuur genomen met een meerderheid van tweederde van de samenstellende leden, onder voorbehoud van de volgende bepalingen:
- a.
voor de goedkeuring van een besluit dat de specifieke belangen van een Lid-Staat raakt, met inbegrip van een belangrijke uitbreiding van de gebouwen of de sluiting van een op zijn grondgebied gevestigde school, is vereist dat de vertegenwoordiger van de betrokken Lid-Staat voor dit besluit stemt;
- b.
voor de sluiting van een school is vereist dat het lid van de Commissie voor dit besluit stemt;
- c.
de vertegenwoordiger van een publiekrechtelijke organisatie die uit hoofde van een op artikel 28 gebaseerde overeenkomst een zetel en een stem heeft gekregen in de Raad van Bestuur, neemt deel aan de stemming over alle aangelegenheden in verband met de School waarop deze overeenkomst betrekking heeft;
- d.
het stemrecht van de in artikel 8, lid 1, onder c., bedoelde vertegenwoordiger van het Personeelscomité en van de in artikel 8, lid 1, onder d., bedoelde vertegenwoordiger van de ouders van de leerlingen geldt uitsluitend voor de aanneming van besluiten over de in artikel 11 genoemde pedagogische aangelegenheden, met uitsluiting van besluiten betreffende aanpassingen van de Overeenkomst betreffende het Europees baccalaureaatsexamen en besluiten die financiële of budgettaire gevolgen hebben.
2.
In de gevallen waarin krachtens dit Verdrag eenparigheid van stemmen vereist is, wordt de goedkeuring van de besluiten van de Raad van Bestuur niet belet door onthoudingen van aanwezige of vertegenwoordigde leden.
3.
Bij elke stemming beschikt elk van de aanwezige of vertegenwoordigde leden over één stem, onverminderd artikel 8, lid 1, onder a.