Rijkswet consulaire bescherming EU-burgers
Artikel 5
Geldend
Geldend vanaf 01-05-2018
- Bronpublicatie:
20-12-2017, Stb. 2018, 5 (uitgifte: 17-01-2018, kamerstukken: 34733)
- Inwerkingtreding
01-05-2018
- Bronpublicatie inwerkingtreding:
20-12-2017, Stb. 2018, 5 (uitgifte: 17-01-2018, kamerstukken: 34733)
- Vakgebied(en)
EU-recht / Bijzondere onderwerpen
Internationaal publiekrecht / Diplomatiek en consulair recht
1.
Voor het verlenen van consulaire bescherming op grond van artikel 2 is de krachtens de Rijkswet op de consulaire tarieven verschuldigde vergoeding verschuldigd, op gelijke voet als waarop Onze Minister dergelijke kosten in rekening brengt aan Nederlanders.
2.
Onze Minister kan de vergoeding, bedoeld in het eerste lid, in rekening brengen bij de lidstaat waarvan de betrokken EU-burger de nationaliteit draagt.
3.
Indien Onze Minister toepassing geeft aan het tweede lid, neemt de betrokken EU-burger door middel van een schuldverklaring overeenkomstig het door Onze Minister vastgestelde model de verplichting op zich om het verschuldigde bedrag te vergoeden aan de bevoegde autoriteit van de lidstaat te wiens laste de kosten worden gebracht.
4.
De Nederlander aan wie door een andere lidstaat consulaire bescherming is verleend, vergoedt Onze Minister de daarvoor door die lidstaat aan Onze Minister in rekening gebrachte kosten.