Rb. Leeuwarden, 19-10-2011, nr. 102569 / HA ZA 10-131
ECLI:NL:RBLEE:2011:BU1277
- Instantie
Rechtbank Leeuwarden
- Datum
19-10-2011
- Magistraten
Mrs. J.A. Werkema, S.B. van Baalen, M.R. Gans
- Zaaknummer
102569 / HA ZA 10-131
- LJN
BU1277
- Vakgebied(en)
Insolventierecht (V)
- Brondocumenten en formele relaties
ECLI:NL:RBLEE:2011:BU1277, Uitspraak, Rechtbank Leeuwarden, 19‑10‑2011
Uitspraak 19‑10‑2011
Inhoudsindicatie
Opzegging kredietovereenkomst met onmiddellijke ingang door Rabobank. Bank spreekt borg aan. Zorgplicht bank in het kader van het aangaan van een borgstelling.
Mrs. J.A. Werkema, S.B. van Baalen, M.R. Gans
Partij(en)
Vonnis van 19 oktober 2011
in de zaak van
de coöperatie
COÖPERATIEVE RABOBANK TILBURG EN OMSTREKEN U.A.,
gevestigd te Tilburg,
eiseres in conventie,
verweerster in reconventie,
advocaat mr. F.J. Laagland, kantoorhoudende te Eindhoven,
tegen
[A],
wonende te [woonplaats],
gedaagde in conventie,
eiser in reconventie,
advocaat mr. R.S. van der Spek, kantoorhoudende te Leeuwarden.
Partijen zullen hierna de Rabobank en [A] genoemd worden.
1. De procedure
1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- —
de dagvaarding
- —
de conclusie van antwoord in conventie en van eis in reconventie
- —
de conclusie van repliek in conventie en van antwoord in reconventie
- —
de conclusie van dupliek in conventie en van repliek in reconventie
- —
de conclusie van dupliek in reconventie
- —
de pleidooien en de ter gelegenheid daarvan overgelegde pleitnota van de zijde van [A].
1.2.
Ten slotte is vonnis bepaald.
2. De feiten
2.1.
[A] Beheer B.V. was enig aandeelhouder van Inventra Groep B.V., die op haar beurt enig aandeelhouder was van Inventra Logistiek Holding B.V. (die op haar beurt enig aandeelhouder was van Inventra Logistiek B.V.), Inventra Meubellogistiek en Verhuizingen B.V., Flexmovers B.V. en Inventra Verhuizingen en Interieurmontage B.V. Deze vennootschappen (tezamen met [A] Beheer B.V. te noemen: [A] Beheer B.V. c.s.) exploiteerden aanvankelijk een verhuisbedrijf. In de laatste decennia legden zij zich vooral toe op de meubellogistiek en op bedrijfsverhuizingen, waarbij zij de laatste jaren ook actief waren op het gebied van het transport ‘tweemanszendingen naar de consument’ voor postorder- en internetbedrijven.
2.2.
De aandelen in [A] Beheer B.V. waren gecertificeerd. Kievithof Beheer B.V. was houder van een deel van de certificaten. [A] was enig aandeelhouder en enig bestuurder van Kievithof Beheer B.V. De beide zoons van [A] waren daarnaast (middellijk) certificaathouders. [A] was enig bestuurder van Stichting Administratiekantoor [A] Beheer, die de zeggenschapsrechten op de aandelen in [A] Beheer B.V. uitoefende.
2.3.
[A] Beheer B.V. c.s. bankierde oorspronkelijk bij de ABN AMRO Bank. De financiering van [A] Beheer B.V. c.s. — te weten een bedrag van EUR 2.500.000,00 — is op 17 maart 2008 overgenomen door de Rabobank. Daarnaast is op die datum door [A] Beheer B.V. c.s. een financiering bij de Rabobank aangegaan voor een bedrag van EUR 1.200.000,00, te weten een geldlening van EUR 650.000,00 en een krediet in rekening-courant van EUR 550.000,00.
2.4.
[A] heeft zich bij het aangaan van de hiervoor bedoelde kredietverstrekking jegens de Rabobank borg gesteld voor een bedrag van maximaal EUR 75.000,00. Aanvankelijk vroeg de Rabobank van zowel [A] als van zijn beide zoons een borgstelling voor een bedrag van maximaal EUR 25.000,00. [A] heeft toen gezegd dat hij niet wilde dat zijn zoons een dergelijke borgtocht zouden aangaan, zodat hij zelf de borgtocht is aangegaan voor een bedrag van maximaal EUR 75.000,00.
2.5.
Op 12 december 2008 heeft de Rabobank [A] Beheer B.V. c.s. een financieringsvoorstel gedaan ‘passend bij uw financieringsaanvraag van EUR 750.000,00’, welk voorstel vervolgens op 16 december 2008 door de Rabobank is ondertekend en op 6 januari 2009 door [A] Beheer B.V. c.s. In het (ondertekende) voorstel is onder meer vermeld:
‘[…]
De financiering bestaat uit:
Kredietfaciliteit Krediet in rekening-courant van: EUR 750.000,00
[…]
Kredietvermindering Het kredietmaximum zal als volgt worden ingeperkt:
[…]
- —
per 15 februari 2009 zal de kredietlimiet worden verlaagd naar EUR 550.000,00. Indien uit de uiterlijk per 31 januari 2009 ons conventiërende aan te leveren interne jaarcijfers over 2008 blijkt dat de bijgestelde winstprognoses 2008 zijn gehaald zal de kredietinperking tot EUR 550.000,00 worden uitgesteld tot 30 april 2009.
[…]
Borgtocht Er zal een borgtocht voor een bedrag van EUR 250.000,00 worden afgegeven door de heer J. [A], en geldt voor alle huidige en toekomstige verplichtingen van de debiteur. Hiermee vervalt de eerder door de heer J. [A] afgegeven borgtocht van EUR 75.000,00.’
2.6.
Op 28 december 2008 heeft [A] zich blijkens een overeenkomst van borgtocht jegens de Rabobank als borg verbonden ‘voor de betaling van al hetgeen de bank blijkens haar administratie van de debiteur (lees: [A] Beheer B.V. c.s., toevoeging rechtbank) te vorderen heeft of mocht hebben’ en wel voor een bedrag van maximaal EUR 250.000,00. In de ‘bijzondere bepaling’ is vermeld:
‘Deze borgtocht vervalt indien het geconsolideerde eigen vermogen van [A] Beheer B.V. (bestaande uit het gestorte en opgevraagde aandelenkapitaal minus ingekochte aandelen plus agioreserve plus herwaarderingsreserve plus andere wettelijke reserves plus statutaire reserves plus overige reserves, waaronder niet verdeelde winsten, plus jegens de bank achtergestelde vorderingen van derden minus geactiveerde immateriële activa) uitgedrukt in een percentage van het geconsolideerde balanstotaal (vermeerderd met de contante waarde van de operationele leaseverplichtingen en) minus de geactiveerde immateriële activa ten minste 30% bedraagt.’
2.7.
Op 15 december 2009 heeft er een gesprek plaatsgevonden tussen [A], een zoon van [A] en zijn accountant enerzijds en de heer [B] van de Rabobank en de heer [C] en mevrouw [D] van Rabobank Nederland, afdeling bijzonder beheer Rabobank anderzijds.
2.8.
Bij brief van 18 december 2009 heeft de Rabobank Nederland naar aanleiding van het hiervoor onder 2.7 bedoelde gesprek onder meer het volgende aan [A] Beheer medegedeeld:
‘[…]
Rabobank is zeer bezorgd over de huidige financiële positie van de Groep. Deze bezorgdheid is gebaseerd op de uitkomsten van de bespreking alsmede de in dat kader aangeleverde informatie. De bezorgdheid wordt daarnaast mede veroorzaakt door het feit dat, in de overtuiging van Rabobank, de financiële verslaglegging hiaten lijkt te vertonen en er te laat (en schijnbaar niet afdoende) vanuit het management lijkt te zijn bijgestuurd op de veranderende financiële omstandigheden binnen de Groep hetgeen heeft geresulteerd in een substantiële afwijking van de jaarcijfers 2007 en 2008 ten opzichte van de concept cijfers. […]
Daarnaast meent Rabobank dat de continuïteit van uw onderneming als zeer kwetsbaar moet worden aangemerkt. Dit wordt mede veroorzaakt door de thans bestaande afhankelijkheid van de Groep van twee crediteuren waar betalingsregelingen mee zijn getroffen (waarvan de hoogte, omvang alsook het verzuim, pas op 30 november jl. voor Rabobank inzichtelijk werd) ter grootte van circa € 1,2 miljoen en het leggen van bodembeslag indien de bestaande betalingsregeling niet alsnog wordt nagekomen. Dat kan de continuïteit van de onderneming onmiddellijk aantasten.
In de bespreking heeft u een drietal mogelijkheden aangedragen die de huidige liquiditeitspositie van de onderneming zouden kunnen verbeteren. Dit zijn:
- (a)
De verkoop van Inventra Verhuizingen & Interieurmontage B.V., al dan niet middels een management buy-out;
- (b)
het omvormen van Inventra Logistiek B.V. tot een expeditiebedrijf; en
- (c)
aangaan van een samenwerkingsverband met een derde (Impact Retail B.V.) op het gebied van expeditie/logistiek.
Rabobank heeft geconstateerd dat de in de bespreking gepresenteerde plannen afwijken van wat op 20 november en 3 december jl. aan Rabobank is gecommuniceerd. Daarnaast zijn de plannen prematuur en ontbreekt een concrete onderbouwing (in cijfermatig- en beschrijvend opzicht) waardoor de plannen en de mogelijke effecten daarvan vooralsnog niet op afdoende wijze kunnen worden beoordeeld. In deze fase lijkt voorts onvoldoende rekening te zijn gehouden met huidige en toekomstige verplichtingen van de (resterende) Groep onder de financiering van de Rabobank terwijl de potentiële opbrengst primair zou worden aangewend voor aflossing van de Belastingdienst en het pensioenfonds. Naast deze punten is het voorts twijfelachtig in hoeverre deze mogelijkheden binnen zeer korte tijd kunnen worden gerealiseerd teneinde de acute liquiditeitspositie te verbeteren.
In combinatie met bovenstaande mogelijkheden heeft u Rabobank gevraagd naar haar bereidheid om additionele financiering ter beschikking te stellen. Gebaseerd op de thans overgelegde informatie in combinatie met het feit dat Rabobank twijfel heeft over de continuïteit van uw onderneming, moeten wij u mededelen dat Rabobank van mening is dat een uitbreiding van de huidige financiering op dit moment niet opportuun wordt geacht en niet op bancair verantwoorde wijze kan worden gerealiseerd.
Op grond van de bovenvermelde zaken, met inbegrip van de fiscale vordering en het dreigende bodembeslag, heeft Rabobank gegronde vrees voor de continuïteit van de Groep en de aantasting van haar zekerheidspositie. Een en ander vereist een acute bijsturing. […]’
2.9.
Bij e-mailbericht van 28 december 2009 heeft de Rabobank onder meer het volgende aan [A] medegedeeld:
‘[…]
Uw bericht verstrekt de reeds bestaande zorgen van Rabobank zoals verwoord in onze brief aan u van 18 december jl. Daarnaast is ook sprake van verbazing. Deze verbazing komt voort uit het gegeven dat Rabobank eerder te kennen is gegeven dat er alleen problemen waren met de fiscus en de pensioenmaatschappijen. De thans bestaande betalingsonmacht ten aanzien van de leasemaatschappijen waren voor Rabobank onbekend en waren ook niet reeds aangeduid in uw wekelijkse prognoses zoals op 17.12.2009 aan Rabobank zijn verstrekt. […] Onduidelijk is hoe groot uw liquiditeitstekort is, welke crediteuren wel betaald worden en hoe zich dit verhoudt met uw inkomsten. […] Ten aanzien van de informatievoorziening zoals die op maandagochtend had moeten worden aangeleverd, verzoeken wij u dringend deze alsnog vandaag aan te (laten) leveren. […]’
2.10.
[A] Beheer c.s. heeft op 8 januari 2010 een herstructureringsplan aan de Rabobank ter beschikking gesteld. Hierin is onder meer vermeld:
‘Het bedrijf verkeert in ernstige liquiditeitsproblemen. De reden hiervan is:
- —
Onvoldoende grip van de directie op de organisatie
- —
Onvoldoende sturing vanuit ‘de cijfers’
- —
Administratie niet op orde
- —
Aangaan van verplichtingen (overnamen, huurovereenkomsten etc.) die niet het gewenste rendement hebben opgeleverd
- —
Niet tijdig ingrijpen om het tij te keren […]
- —
Negatieve resultaten over meerdere jaren.
Bovenstaande punten zijn ernstige punten […]’
2.11.
Op 9 januari 2010 heeft de fiscus bodembeslag gelegde ten laste van [A] Beheer c.s.
2.12.
Tijdens een bespreking op 11 januari 2010 heeft de Rabobank de financiering met [A] Beheer B.V. c.s. mondeling per direct opgezegd.
2.13.
De advocaat van [A] Beheer B.V. c.s. heeft bij brief van 13 januari 2010 onder meer het volgende aan de Rabobank medegedeeld:
‘[…]
U heeft aangegeven dat de bank niet meer verder wil met Inventra Groep vanwege het gelegde beslag van de fiscus, de problematiek bij De Lage Landen en onvoldoende vertrouwen in de toekomst van de onderneming van cliënte. Ofschoon cliënte het er inhoudelijk niet mee eens is, heeft zij te respecteren dat de bank de kredietovereenkomst wenst te beëindigen. Het is echter niet juist en niet aanvaardbaar dat de Rabobank het krediet met onmiddellijke ingang opzegt en opeist. Deze beslissing, gepaard gaande met de uitwinning van de zekerheden, met name de inning van de verpande vorderingen, ontdoet cliënte van iedere mogelijkheid haar onderneming te continueren. Bij instandhouding van die beslissing zou cliënte niets anders resten dan het eigen faillissement van de onderneming aan te vragen, met alle schade van dien.
[…]
In onderhavig geval zijn in de communicatie met cliënte twee dingen zwaar aangezet, te weten de problematiek inzake De Lage Landen en de beslaglegging door de Belastingdienst. Zoals ik u telefonisch al aangaf, wegen deze gronden veel minder zwaar dan is gesuggereerd.
[…]
Het voorgaande laat onverlet dat de Rabobank blijkens uw brief van 18 december jl. vindt dat de voorgelegde reorganisatieplannen onvoldoende zijn om de kredietrelatie te continueren. Ofschoon cliënte het hier inhoudelijk niet mee eens is, omdat zij de plannen wel goed vindt, heeft zij die eindconclusie van de Rabobank wel te billijken. Zij wil nu echter wel de tijd krijgen om te proberen herfinanciering te verkrijgen. Ik heb u telefonisch aangegeven dat cliënte daarvoor door u dus in het geheel geen gelegenheid is gegeven.
[…]
Ik ben van mening dat u cliënte zonder meer in de gelegenheid zult moeten stellen om een alternatieve financiering te kunnen vinden. Ik heb u gisteren aangegeven dat ik daarbij denk aan het geven van een termijn van ongeveer zes weken, zodat enerzijds kan worden getracht een koper of financier te vinden van het bedrijfspand in Grootegast en anderzijds kan worden getracht om de verkoop van (onderdelen van) de onderneming te realiseren als variatie op de eerder gepresenteerde plannen. Zoals wij gisteren hebben besproken, kan het zo zijn dat uit deze inventarisatie blijkt dat de verkoop of herfinanciering going concern onmogelijk is, maar ook dan zal overleg met u dienen plaats te vinden over de verdere gang van zaken.
[…]’
2.14.
Eveneens bij brief van 13 januari 2010 heeft de Rabobank [A] Beheer B.V. onder meer het volgende medegedeeld:
‘[…]
Tijdens onze bespreking bespraken wij onder meer het op 9 januari 2010 door de Belastingdienst gelegde (bodem)beslag, de vordering van De Lage Landen Financial Services B.V. welke per vrijdag 15 januari a.s. dient te worden voldaan, alsook de huidige liquiditeitspositie, continuïteit en kredietwaardigheid van [A] Beheer B.V. en diens (directe en indirecte) dochtervennootschappen. Een en ander zal hierna kort worden besproken, waarbij tevens wordt verwezen naar het schrijven van Rabobank aan u van 18 december 2009.
Het niet kunnen nakomen van verplichtingen onder de betalingsregeling met de Belastingdienst, heeft, naar wij hebben begrepen, op 7 januari 2010 geresulteerd in een hernieuwd gesprek tussen u en de Belastingdienst. Ondanks herhaald verzoek van Rabobank om te worden voorzien van een update ten aanzien van de uitkomsten van dat overleg, is Rabobank op zaterdag 9 januari 2010 in kennis gesteld van het feit dat de Belastingdienst op dezelfde zaterdag beslag heeft gelegd op de roerende zaken van Inventra Logistiek B.V., Flex Movers B.V. en Inventra Verhuizingen en Interieurmontage B.V. aan de [adres] te [woonplaats]. De beslaglegging frustreert het aan Rabobank verstrekte pandrecht op roerende zaken en de aan Rabobank toekomende rechten van verhaal.
Daarnaast heeft Rabobank kennis genomen van het schrijven van De Lage Landen Financial Services B.V. van 8 januari 2010 ingevolge waarvan Inventra Logistiek Holding B.V. c.s. wordt gesommeerd een bedrag van € 209.311,60 per ommegaande doch op uiterlijk 15 januari a.s. te voldoen in verband met, kort gezegd, (onrechtmatige) verkoop van geleasede objecten zonder toestemming van de leasegever waarvan de opbrengsten niet zijn aangewend ter aflossing van de desbetreffende leaseovereenkomsten. Een en ander heeft tevens geresulteerd in een ernstige vertrouwensbreuk.
De beslaglegging (en de huidige positie van de Belastingdienst), de (wederrechtelijke) vervreemding van bij de Rabobank Groep geleasede objecten alsmede de daaruit voortvloeiende vordering van De Lage Landen Financial Services B.V., hebben binnen zeer korte tijd (i.e. na 18 december 2009) de kredietwaardigheid en de continuïteitsperspectieven van [A] Beheer B.V. en diens gelieerde groepsvennootschappen nog verder onder druk gezet. Daarnaast is er geen concreet uitzicht op voldoende verbetering binnen afzienbare termijn is tevens volstrekt onvoldoende cash flow voorhanden om aan de verplichtingen jegens zowel Rabobank als de overige crediteuren te kunnen voldoen.
Rabobank kan met deze gang van zaken geen genoegen nemen. Namens haar hebben wij in de bespreking van 11 januari 2010 de verstrekte financieringen met onmiddellijke ingang opgezegd en gesommeerd per ommegaande aan de bank te voldoen een totaalbedrag van € 3.449.845,06 + p.m., zoals hieronder gespecificeerd:
[…]
Betaling van vorderingen die aan de bank zijn verpand kan uitsluitend nog plaatsvinden op de door u bij de bank aangehouden rekening-courant. Rabobank zal in dat kader Actode instrueren om de verdere inning van de vorderingen op zich te nemen. Actode zal in dat kader spoedig contact met u opnemen. […]’
2.15.
Eveneens bij brief van 13 januari 2010 is [A] gesommeerd om binnen vijf dagen na dagtekening van die brief tot voldoening van zijn borgtochtverplichtingen over te gaan.
2.16.
Bij e-mailbericht van 14 januari 2010 heeft de Rabobank onder meer het volgende aan de advocaat van [A] Beheer B.V. c.s. medegedeeld:
‘[…]
Zoals ik u reeds aangaf, heeft de bank zeer grote twijfels aan de continuïteit en levensvatbaarheid. Een en ander wordt onder andere ook bevestigd door de maandag jl. aan de bank gecirculeerde liquiditeitsbegroting die hoofdzakelijk oplopende verliezen weergeeft. Daarnaast is het ons inziens niet reëel te veronderstellen dat op basis van de thans ontstane situatie een bank bereid zou zijn om [A] Beheer c.s. te herfinancieren.
Desalniettemin geeft de bank hierbij haar bereidheid aan om het door u gedane voorstel nader te bekijken (waarbij wij vanzelfsprekend ook graag inzage hebben in documentatie waaruit zou blijken dat een dergelijk voorstel ook ‘haalbaar’ is). Daarbij is het voor Rabobank van cruciaal belang dat haar zekerheidspositie niet verslechtert. In dat kader bespraken wij reeds dat de inning van de verpanding van vorderingen reeds in gang is gezet en door Actode wordt gerealiseerd en dat de bank dit proces zal continueren. De goedkeuring aan het gedane voorstel zal dientengevolge afhankelijk zijn van enkele additionele voorwaarden/waarborgen. Rabobank denkt daarbij aan de volgende voorwaarden/waarborgen:
- *
nieuwe activiteiten zullen in de administratie van [A] Beheer c.s. worden voorzien van een helder, sterk afwijkend, factuurnummer […];
- *
betaling van de ‘nieuwe’ vorderingen zal alleen kunnen worden gedaan op de rekeningen die door Actode worden gebruikt voor de inning van de bestaande debiteurvorderingen;
- *
teneinde onduidelijkheid, de inning van reeds verpande vorderingen en de betalingsmoraliteit van debiteuren niet te frustreren, zal Actode ook acteren ten aanzien van de inning van nieuwe vorderingen en zullen deze […] worden afgeroomd naar een nieuw te openen creditrekening op naam van Inventra. […];
- *
[A] Beheer c.s. zal de kosten die Actode maakt ten behoeve van de inning voor haar rekening nemen (zijnde in ieder geval 7,5% van de te innen vordering) […];
- *
[A] Beheer c.s. blijft onverkort vervolgpandaktes aanleveren. […];
- *
[A] Beheer c.s. blijft behulpzaam bij de inning van het debiteurenportfolio en zal zich in dat kader tot het uiterste inspannen om het hoogst mogelijke resultaat te behalen;
- *
[A] Beheer c.s. zal zich onthouden van iedere handeling die mogelijkerwijs schade berokkent (of zou berokkenen) aan de zekerheidspositie van Rabobank;
- *
geen oplopende intercompany-verhoudingen of verrekening die erin resulteert dat bestaande aan de bank verpande vorderingen worden gefrustreerd […];
- *
[A] Beheer c.s. zal Rabobank op de hoogte blijven houden van iedere omstandigheid die van belang is […]
- *
het arrangement kan op ieder gewenst moment worden opgezegd en eindigt in ieder geval van rechtswege op 1 maart 2010 […].’
2.17.
Bij brief van 19 januari 2010 heeft de advocaat van [A] Beheer B.V. c.s. De Rabobank laten weten dat het voorstel van de Rabobank voor haar onaanvaardbaar is. Onder meer heeft zij in deze brief vermeld:
‘[…]
In essentie komt het erop neer dat uw incassobureau de nieuwe debiteuren zal gaan incasseren op een speciaal te openen creditrekening, na inhouding van een incassofee van tenminste 7,5%, waarna cliënte over de resterende opbrengsten zou kunnen beschikken. Een dergelijk voorstel is bedrijfseconomisch, financieel en commercieel onaanvaardbaar en kan nimmer tot het op 13 januari jl. door mij beoogde gevolg leiden (ongestoorde continuatie van de bankfaciliteiten gedurende zes weken.)
[…]
Uit het voorgaande kunt u opmaken dat cliënten zonder meer haar standpunt handhaven dat de kredietopzegging zonder inachtneming van een opzegtermijn onrechtmatig is geweest c.q. toerekenbare tekortkoming impliceert. Hierbij wil ik u nogmaals verzoeken cliënten in staat te stellen nog gedurende zes weken de onderneming te continueren.
[…]
Graag verneem ik alsnog van u of de Rabobank Tilburg bereid is deze afspraak met cliënte te maken. Indien dat niet het geval is, zal duidelijk zijn dat de discussie over de rechtmatigheid van de opzegtermijn ongetwijfeld in een volgend stadium worden gecontinueerd en worden gevoerd, waarbij ik bij deze namens cliënte en de heer [A] kenbaar maak dat zij de Rabobank Tilburg aansprakelijk houdt voor de schade die de onrechtmatige kredietopzegging heeft veroorzaakt.’
2.18.
Bij brief van 21 januari 2010 heeft Rabobank Nederland onder meer het volgende aan de advocaat van [A] Beheer c.s. medegedeeld:
‘[…]
In uw brief verzoekt u of Rabobank bereid zou zijn aan [A] Beheer B.V. c.s. een (boedel)krediet te verstrekken ten bedrage van € 320.000,- plus de leasetermijnen die verschuldigd zijn aan De Lage Landen Financial Services B.V. […] Daarnaast ontbreekt wederom een feitelijke en specifieke onderbouwing van het verzoek aan de bank en wordt ook nagelaten om de bank enig inzicht te geven waarom bepaalde door de bank gevraagde waarborgen zoals omschreven in onze e-mail aan u van 14 januari 2010 voor [A] Beheer B.V. c.s. onaanvaardbaar zijn en de achterliggende reden(en). […]
In reactie op uw brief van 13 januari 2010 heeft Rabobank de bereidheid uitgesproken om de onderneming in staat te (laten) stellen de opbrengsten van de activiteiten die per dagtekening van uw brief zouden worden verricht, aan te (laten) wenden voor het betalen van de verplichtingen die aan die activiteiten zouden zijn gerelateerd. Een en ander conform uw expliciete verzoek zoals verwoord in de voorlaatste paragraaf van uw brief van 13 januari 2010. Zoals ook telefonisch aan u is aangegeven is het voor de bank essentieel dat haar zekerheidspositie niet verder zou verslechteren. In dat verband hebben wij ook telefonisch verwoord dat de bank onder meer zou verzoeken dat de betalingen aan debiteuren zouden worden voorzien van een specifiek, sterk afwijkend, factuurnummer en dat betaling zou plaatsvinden op dezelfde — voor debiteuren gangbare — bankrekeningen van de diverse tot de [A] Beheer B.V. -groep behorende entiteiten teneinde onduidelijkheid van (en dientengevolge non-betaling door) debiteuren te voorkomen. […]
[A] Beheer B.V. c.s. heeft naar de mening van de bank al geruime tijd opgehouden haar crediteuren volledige te voldoen en gelet op de prognoses is het niet waarschijnlijk dat dit binnen afzienbare tijd zal veranderen. [A] Beheer B.V. c.s. is dus niet levensvatbaar. De bank heeft ook naar aanleiding van haar verzoek van 14 januari 2010 geen additionele (cijfermatige) informatie ontvangen.
[…]
Zoals ook door ons telefonisch is verwoord, is de bank niet bereid tot bevoorschotting. Een dergelijk besluit is ingegeven door het feit dat de aan de bank ter hand gestelde liquiditeitsprognoses aangeven dat er meer uitgaven zijn dan inkomsten hetgeen mede heeft geresulteerd in het oordeel dat [A] Beheer B.V. c.s. niet levensvatbaar is. […]
Thans vraagt u om een ‘boedelkrediet’ (?) van € 320.000,-- plus maandelijkse leasetermijnen van De Lage Landen. Wederom zonder concrete cijfermatige en feitelijke onderbouwing. Een dergelijke onvolledige kredietvraag is voor de bank niet faitteerbaar (en dus niet te financieren). Wij achten het bovendien zeer onwaarschijnlijk dat enig andere bank genegen zou zijn om te financieren op basis van het voorstel zoals thans door u is verwoord. […]
U stelt dat de bank door haar onmiddellijke opeising en blokkering van de bankrekeningen uw cliënte met onmiddellijke ingang tot de rand van de bedrijfsbeëindiging heeft geduwd. U miskent daarmee echter dat de onderneming reeds vóór de onmiddellijke opeising in een uiterst precaire situatie zat die acute bijsturing noodzakelijk maakte. Een additionele kredietaanvraag maakte onmiskenbaar onderdeel uit van ieder aan de bank voorgelegd herstructureringsverzoek — wat overigens in geen enkel geval voldoende concreet was of was voorzien van de noodzakelijke informatie om tot een besluit daaromtrent te kunnen komen. […]
Nu [A] Beheer B.V. c.s. heeft verzaakt in haar informatieverplichting jegens de bank, ziet de bank zich geconfronteerd met een bodembeslag en aantasting van haar zekerheidspositie. […]
Feit is dat Inventra Logistiek Holding B.V. en Inventra Verhuizingen & Interieurmontage Landen bij De Lage Landen geleasede objecten zonder de instemmin gvan De Lage Landen hebben vervreemd terwijl de desbetreffende onderneming de Leasetermijnen die verband houden met deze vervreemde objecten heeft gecontinueerd. [… ]’
2.19.
Op 26 januari 2010 heeft de rechtbank Groningen op eigen aangifte het faillissement uitgesproken van Inventra Groep B.V., Inventra Logistiek Holding B.V., Inventra Logistiek B.V., Inventra Meubellogistiek en Verhuizingen B.V., Flexmovers B.V. en Inventra Verhuizingen en Interieurmontage B.V. en op 2 februari 2010 van [A] Beheer B.V.
3. De vordering in conventie
3.1.
De vordering van de Rabobank strekt ertoe, dat de rechtbank bij vonnis, uitvoerbaar bij voorraad:
- 1.
[A] veroordeelt om aan de Rabobank tegen behoorlijk bewijs van kwijting binnen 10 dagen, dan wel een door de rechtbank in goede justitie te bepalen termijn, na het in dezen te wijzen vonnis aan de Rabobank te voldoen op basis van de borgtocht van 28 december 2008 een bedrag ter hoogte van EUR 250.000,00, dan wel een bedrag door de rechtbank in goede justitie te bepalen, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 19 januari 2010, althans vanaf de dag der dagvaarding, althans vanaf een datum door de rechtbank in goede justitie te bepalen tot aan de dag der algehele voldoening;
- 2.
[A] veroordeelt tot voldoening van de buitengerechtelijke incassokosten, conform het rapport Voorwerk II ter hoogte van EUR 4.000,00, dan wel een door de rechtbank in goede justitie te bepalen bedrag;
- 3.
[A] veroordeelt in de kosten van deze procedure, daaronder begrepen de beslagkosten, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 14 dagen na betekening van het in dezen te wijzen vonnis;
- 4.
[A] veroordeelt, indien niet binnen veertien dagen na dagtekening van de aanschrijving tot vrijwillige voldoening aan het te wijzen vonnis is voldaan, aan de Rabobank te voldoen aan nakosten EUR 131,00 zonder betekening van het in deze te wijzen vonnis, te verhogen met EUR 68,00 ingeval dit vonnis wel is betekend.
3.2.
[A] voert verweer.
3.3.
Op de stellingen van partijen wordt hierna — voor zover van belang — nader ingegaan.
4. De vordering in reconventie
4.1.
De vordering van [A] strekt ertoe, dat de rechtbank bij vonnis, uitvoerbaar bij voorraad, voor recht verklaart dat de Rabobank onrechtmatig heeft gehandeld jegens [A] (mede als cessionaris van Kievithof Beheer B.V.) door de kredietopzegging met onmiddellijke ingang jegens [A] Beheer B.V. c.s. en de Rabobank veroordeelt tot vergoeding van de door [A] (mede als cessionaris van Kievithof Beheer B.V.) geleden schade, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 11 januari 2010, althans vanaf de datum van de conclusie van eis in reconventie tot aan de dag der algehele voldoening, met veroordeling van de Rabobank in de kosten van de procedure.
4.2.
De Rabobank voert verweer.
4.3.
Op de stellingen van partijen wordt hierna — voor zover van belang — nader ingegaan.
5. Het geschil en de beoordeling daarvan
in conventie en in reconventie
5.1.
De Rabobank heeft — samengevat — gesteld dat [A] Beheer B.V. c.s. na de opzegging van de financiering door de Rabobank op 11 januari 2010 een schuld aan de Rabobank heeft die (vele malen) groter is dan een bedrag van EUR 250.000,00, te weten het bedrag waarvoor [A] zich bij de overeenkomst van borgtocht van 28 december 2008 heeft borg gesteld. De Rabobank vordert thans op grond van de hiervoor bedoelde overeenkomst van borgtocht (in hoofdsom) een bedrag van EUR 250.000,00, vermeerderd met rente en kosten.
5.2.
[A] heeft hiertegen — kort samengevat — aangevoerd dat hij er bij het aangaan van de overeenkomst van borgtocht tot een bedrag van EUR 250.000,00 van uitging dat deze borgtocht van tijdelijke aard zou zijn. De Rabobank heeft zich in het kader van de verstrekking van deze borgtocht niet aan haar zorgplicht jegens [A] voldaan. Volgens [A] dient de Rabobank eerst de zakelijke zekerheden te gelde te maken alvorens zij zich tot [A] kan wenden. De Rabobank is bovendien toerekenbaar tekort geschoten in de nakoming van haar verplichtingen jegens [A] Beheer B.V. c.s. doordat zij bij deze opzegging geen redelijke opzegtermijn in acht heeft genomen. Niet alleen is de Rabobank jegens [A] Beheer B.V. c.s. toerekenbaar tekort geschoten in haar verplichtingen, maar tevens heeft zij daarmee volgens [A] onrechtmatig jegens hem en jegens Kievithof Beheer B.V. gehandeld. De Rabobank kan volgens [A] gelet op het voorgaande in redelijkheid geen betaling vorderen uit hoofde van de overeenkomst van borgtocht, althans dienen de aanspraken van de Rabobank op gronden van redelijkheid en billijkheid te worden gematigd tot nihil. [A] heeft voorts aangevoerd dat hij van Kievithof Beheer B.V. een vordering gecedeerd heeft gekregen op de Rabobank uit hoofde van de hiervoor bedoelde onrechtmatige kredietopzegging en dat hij een eventuele vordering van de Rabobank op grond van de overeenkomst van borgtocht wenst te verrekenen met de vordering van hemzelf op de Rabobank uit hoofde van de onrechtmatige kredietopzegging en de hiervoor bedoelde, aan hem gecedeerde vordering. In reconventie wordt ter zake van de (beweerde) onrechtmatige kredietopzegging een verklaring voor recht gevorderd, alsmede betaling van de (beweerdelijk) geleden schade door [A] en Kievithof Beheer B.V. (de rechtbank begrijpt: op te maken bij staat). [A] heeft hieraan toegevoegd dat indien er tijd was geweest om een koper te vinden voor de onderhavige ondernemingen, de vordering van de Rabobank had kunnen worden voldaan uit de opbrengst van de zekerheden.
5.3.
Hierna zal achtereenvolgens op de hiervoor genoemde verweren van [A] worden ingegaan.
Voorts in conventie
De borgtocht
5.4.
[A] heeft allereerst aangevoerd dat hij er bij het aangaan van de overeenkomst van borgtocht tot een bedrag van EUR 250.000,00 van uitging dat deze borgtocht van tijdelijke aard zou zijn. Uit het financieringsvoorstel blijkt volgens [A] dat er slechts sprake was van een tijdelijke verhoging van het oorspronkelijke (op 17 maart 2008 verstrekte) krediet van EUR 550.000,00 naar EUR 750.000,00. Bepaald is immers dat de kredietlimiet per 15 februari 2009 zal worden verlaagd naar EUR 550.000,00. Volgens [A] is de kredietlimiet daadwerkelijk verlaagd naar EUR 550.000,00, zodat hij er van uitging dat de overeenkomst van borgtocht daarmee ook was vervallen.
5.4.1.
Naar het oordeel van de rechtbank blijkt uit het financieringsvoorstel van de Rabobank van 12 december 2008 niet dat het een tijdelijke verhoging van het oorspronkelijke krediet van EUR 550.000,00 naar EUR 750.000,00 betrof. Integendeel, volgens dit financieringsvoorstel betrof het (zoals de Rabobank heeft gesteld) een nieuwe financieringsaanvraag ter hoogte van EUR 750.000,00, waarbij is bepaald dat het krediet op enig moment zou worden verlaagd tot EUR 550.000,00. Ook uit de overeenkomst van borgtocht blijkt niet dat het een tijdelijke borgtocht — te weten tot de verlaging van het krediet tot een bedrag van EUR 550.000,00 — zou betreffen. De Rabobank heeft er terecht op gewezen dat in de ‘bijzondere bepaling’ in deze overeenkomst van borgtocht is opgenomen wanneer de borgtocht vervalt, te weten in het daar genoemde geval dat niets van doen heeft met de verlaging van het krediet van EUR 750.000,00 naar EUR 550.000,00. Omdat [A] heeft nagelaten om behoudens de tekst van het financieringsvoorstel en de overeenkomst van borgtocht, overige feiten en omstandigheden te stellen waaruit zij volgens haar heeft begrepen en ook heeft mogen begrijpen dat de borgtocht inmiddels zou zijn vervallen, zal het verweer dat de overeenkomst van borgtocht inmiddels is vervallen, worden verworpen.
5.5.
[A] heeft voorts aangevoerd dat de Rabobank hem noch bij de verstrekking van de borgtocht van EUR 75.000,00, noch bij die van EUR 250.000,00 heeft gewezen op de risico's die hij zou lopen indien hij deze borgtocht zou aangaan. Volgens [A] kan de Rabobank wegens het schenden van haar zorgplicht jegens [A] in redelijkheid geen betaling van hem vorderen op grond van de overeenkomst van borgtocht.
5.5.1.
De rechtbank stelt voorop dat uit vaste jurisprudentie (HR 1 juni 1990, NJ 1991, 759) volgt dat op een bank — als professionele kredietverstrekker — een zorgplicht rust in die zin dat een particuliere borg omtrent betekenis, gevolgen en risico's van een borgstelling zorgvuldig dient te worden ingelicht. Uit de Parlementaire Geschiedenis (MvA II, Parl. Gesch. InvW boek 7, pag. 444) en voormeld arrest van de Hoge Raad blijkt dat de particuliere borg bescherming behoeft omdat hij een overeenkomst van borgtocht veelal niet sluit uit zakelijke motieven maar op grond van zijn persoonlijke relatie met de hoofdschuldenaar. [A] is naar het oordeel van de rechtbank echter niet aan te merken als een ‘particuliere borg’. [A] had immers als (indirect) enig bestuurder en (indirect) aandeelhouder van [A] Beheer B.V. c.s. een zakelijk motief om zich borg te stellen en verbond zich in feite als borg voor zijn eigen ondernemingen (zie ook: Gerechtshof 's‑Hertogenbosch, 26 oktober 2010, LJN BO2129). Als (indirect) bestuurder en (indirect) aandeelhouder was hij voorts — zoals ook niet is weersproken en ook uit de in het geding gebrachte correspondentie met de Rabobank volgt — op de hoogte van de financiële positie van de ondernemingen. Voorts heeft de Rabobank betoogd dat zij bij het aangaan van de overeenkomst van borgtocht tot een bedrag van EUR 75.000,00 uitvoerig is ingegaan op de risico's van een overeenkomst van borgtocht. De rechtbank constateert dat [A] zelf heeft gesteld dat het toen de bedoeling van de Rabobank was dat zowel hijzelf als zijn beide zoons zich borg zouden stellen voor een bedrag van EUR 25.000,00, maar dat hij zelf niet wilde dat zijn zoons ‘een dergelijke borgtocht’ zouden verstrekken. Om die reden is hijzelf een overeenkomst van borgtocht aangegaan voor een bedrag van EUR 75.000,00. De rechtbank leidt hieruit af dat [A] zich voorafgaande aan het verstrekken van de borgtocht van EUR 250.000,00 welbewust was van de betekenis, de gevolgen en de risico's van een overeenkomst van borgtocht. Ook dit verweer zal dus worden verworpen.
5.6.
[A] heeft bij conclusie van antwoord in conventie, tevens conclusie van eis in reconventie aangevoerd dat de Rabobank overhaast te werk is gegaan door thans, zonder dat zij de zakelijke zekerheden te gelde heeft gemaakt, zich reeds tot [A] te wenden om betaling op grond van de overeenkomst van borgtocht te vorderen. Het ligt volgens [A] op de weg van de Rabobank om eerst die zakelijke zekerheden uit te winnen en pas daarna, als blijkt dat er een tekort is, [A] aan te spreken.
5.6.1.
Nog afgezien van de omstandigheid dat de Rabobank heeft gesteld en [A] niet (gemotiveerd) heeft betwist dat de hoofschuldenaren (de failliete vennootschappen) in hun verbintenis tot nakoming van hun financiële verplichtingen jegens de Rabobank tekortschieten (zoals in artikel 7:855 lid 1 BW bedoeld), zal het verweer reeds op de navolgende gronden worden verworpen. De Rabobank heeft bij conclusie van repliek in conventie, tevens conclusie van eis in reconventie aangevoerd — hetgeen vervolgens niet gemotiveerd door [A] is weersproken — dat zij de zakelijke zekerheden inmiddels heeft uitgewonnen en dat zij daaruit niet kan worden voldaan.
Voorts in conventie en in reconventie
5.7.
[A] heeft voorts — samengevat — aangevoerd, zoals hiervoor in rechtsoverweging 5.2 is weergegeven, dat hij niet door de Rabobank kan worden aangesproken tot betaling van enig bedrag uit hoofde van de onderhavige overeenkomst van borgtocht, althans dat hij zich op verrekening terzake kan beroepen gelet op de omstandigheid dat de onderhavige kredietopzegging volgens [A] onrechtmatig is geweest jegens [A] en Kievithof Beheer B.V. — welke laatste haar vordering op de Rabobank aan [A] heeft gecedeerd — omdat de Rabobank bij deze opzegging geen redelijke opzegtermijn in acht heeft genomen.
5.8.
De Rabobank heeft allereerst — samengevat — betwist dat sprake is geweest van een rechtsgeldige cessie door Kievithof Beheer B.V. van h aar (beweerde) vordering aan [A]. Gelet op de omstandigheid dat [A] bij conclusie van dupliek in conventie, tevens conclusie van repliek in conventie een akte van cessie van 14 december 2010 in het geding heeft gebracht en voorts ter gelegenheid van het gehouden pleidooi heeft medegedeeld dat (voor zover op dat moment nog vereist) van deze cessie op dat moment mededeling aan de Rabobank werd gedaan, zal het verweer worden verworpen. Anders dan de Rabobank heeft betoogd, kan een procespartij door een cessie tijdens de procedure alsnog de hoedanigheid van schuldeiser verwerven (Gerechtshof Leeuwarden, 18 juni 2003, LJN AH0141).
5.9.
De rechtbank constateert dat de stelling van [A] dat de Rabobank toerekenbaar tekort is geschoten in haar verplichtingen jegens [A] Beheer B.V. — waarin volgens haar tevens een onrechtmatige daad jegens [A] en Kievithof Beheer B.V. ligt besloten — met name is gebaseerd op haar stelling dat de onderhavige kredietopzegging ten onrechte met onmiddellijke ingang heeft plaatsgevonden. [A] heeft immers, evenals zijn advocaat in de brief van 13 januari 2010 heeft aangegeven, gesteld dat hij kan billijken dat de Rabobank tot beëindiging van de kredietrelatie is overgegaan, maar dat daarbij een opzegtermijn had dienen te worden gehanteerd. Ter gelegenheid van het gehouden pleidooi heeft [A] echter voorts opgemerkt dat de kredietopzegging op zichzelf ook reeds onrechtmatig is.
5.10.
Wat betreft de hiervoor bedoelde opmerking van [A] ter gelegenheid van het gehouden pleidooi dat de kredietopzegging op zichzelf ook reeds onrechtmatig is, overweegt de rechtbank als volgt. De Rabobank heeft aangevoerd dat zij — zoals ook blijkt uit de in het geding gebrachte correspondentie tussen partijen, zoals hiervoor onder 2 geciteerd — meerdere malen aan [A] Beheer te kennen heeft gegeven dat zij zeer bezorgd is over de financiële positie van [A] Beheer B.V. c.s. en dat de continuïteit van de ondernemingen als zeer kwetsbaar moet worden aangemerkt. Jaarstukken en financiële gegevens werden — in strijd met de gemaakte afspraken tussen partijen — niet dan wel te laat aan de Rabobank aangeleverd, aldus de Rabobank. [A] Beheer heeft meerdere herstructureringsplannen aan de Rabobank voorgelegd, maar deze waren volgens de Rabobank — zoals zij [A] Beheer ook heeft medegedeeld — niet voldoende concreet onderbouwd in cijfermatig- en beschrijvend opzicht. Bovendien maakte een additioneel krediet onderdeel uit van deze plannen, tot het verlenen waartoe de Rabobank, gelet op de financiële positie van [A] Beheer B.V. c.s., niet bereid was. Toen ook nog bleek dat naast problemen met de fiscus en de pensioenmaatschappijen, er ook problemen waren met de leasemaatschappij De Lage Landen en de fiscus bovendien bodembeslag had gelegd — waardoor de Rabobank haar zekerheidspositie zag verslechteren — heeft de Rabobank het krediet opgezegd. [A] Beheer B.V. c.s. was volgens de Rabobank niet levensvatbaar. De rechtbank stelt bij haar beoordeling voorop dat het de bank in beginsel vrij staat een duurovereenkomst als de onderhavige op te zeggen, zij het dat zij daarbij de op haar rustende zorgplicht in acht dient te nemen. Naar het oordeel van de rechtbank heeft [A] Beheer B.V. c.s. in het licht van het hiervoor weergegeven uitgebreide verweer van de Rabobank, haar stelling dat de kredietopzegging op zichzelf onrechtmatig was, onvoldoende onderbouwd. De rechtbank merkt daarbij op dat [A] Beheer B.V. c.s. in haar herstructureringplan van 8 januari 2011 (rechtsoverweging 2.10) ook zelf heeft aangegeven dat het bedrijf ernstige liquiditeitsproblemen heeft en dat dit ernstige punten zijn. De rechtbank gaat er dan ook op grond van het voorgaande vanuit dat de Rabobank gelet op de slechte liquiditeitspositie, de continuïteit en de kredietwaardigheid van [A] Beheer B.V. in redelijkheid heeft kunnen besluiten tot een opzegging van het onderhavige krediet.
5.11.
Ook indien de (financiële) situatie van [A] Beheer B.V. c.s., in combinatie met de overige omstandigheden van het onderhavige geval — waaronder de door partijen in hun conclusies uitvoerig behandelde twee (door de Rabobank genoemde:) ‘druppels’, te weten de gang van zaken rondom een door de fiscus gelegd bodembeslag en de gang van zaken betreffende meerdere lease-auto's die al dan niet onrechtmatig door [A] Beheer B.V. zijn vervreemd — niet zodanig was dat de Rabobank gelet op de eisen van proportionaliteit en subsidiariteit gerechtigd was om tot een kredietopzegging met onmiddellijke ingang over te gaan, is de rechtbank van oordeel dat de Rabobank in het onderhavige geval niet toerekenbaar tekort is geschoten in de nakoming van haar verplichtingen jegens [A] Beheer B.V. c.s. gelet op het navolgende. Naar aanleiding van de onderhavige opzegging met onmiddellijke ingang heeft de advocaat van [A] Beheer B.V. c.s. de Rabobank om een termijn van zes weken verzocht om [A] Beheer B.V. in staat te stellen om een alternatieve financiering te kunnen vinden. De Rabobank heeft vervolgens aangegeven dat zij onder door haar genoemde voorwaarden kon instemmen met een situatie waarin een incassobureau (Actode) de nieuwe debiteuren zal gaan incasseren op een speciaal te openen creditrekening, na inhouding van een incassofee, waarna [A] Beheer c.s. over de resterende opbrengsten zou kunnen beschikken. [A] heeft ten aanzien van deze voorwaarden/waarborgen aangevoerd dat het moeizame betalingsverkeer en de activiteiten van Actode een normale bedrijfsvoering tijdens deze zes weken in de weg zouden staan. De Rabobank heeft deze stelling bij conclusie van repliek in conventie, tevens conclusie van antwoord in reconventie gemotiveerd betwist. Daartoe heeft zij onder meer aangevoerd dat Actode weliswaar het pandrecht van vorderingen op derden incasseert maar dat zij dit uiterst zorgvuldig doet — te weten onder het mom van werkkapitaal beheer, waarbij betaling plaats vindt op de eigen bankrekening van [A] Beheer — zonder te melden dat dit wordt gedaan op grond van een pandrecht. [A] heeft vervolgens nagelaten haar stelling nader te onderbouwen. Gelet hierop, alsmede gelet op de naar het oordeel van de rechtbank gerechtvaardigde eis van de Rabobank om er door het stellen van een aantal voorwaarden/waarborgen voor zorg te dragen dat haar zekerheidspositie niet (verder) zou verslechteren, komt de omstandigheid dat [A] Beheer B.V. c.s. het naar het oordeel van de rechtbank in de onderhavige omstandigheden redelijke voorstel van de Rabobank niet heeft aanvaard, voor haar eigen rekening en risico. In het licht daarvan is niet gebleken van een toerekenbaar tekort schieten aan de zijde van de Rabobank.
5.12.
Het antwoord op de vraag of er in het onderhavige geval sprake is van uitzonderlijke omstandigheden die met zich brengen dat in het tekort schieten door de Rabobank jegens [A] Beheer B.V. door de onderhavige kredietopzegging tevens een onrechtmatig handelen jegens [A] en/of Kievithof Beheer B.V. is gelegen, — welke vraag door de Rabobank ontkennend is beantwoord — kan, bij gebreke van enig toerekenbaar tekortschieten door de Rabobank jegens [A] Beheer B.V. c.s., in het midden blijven. Gelet op het ontbreken van enig toerekenbaar tekortschieten door de Rabobank jegens [A] Beheer B.V. c.s. bij de onderhavige kredietopzegging, kan hierin immers evenmin een onrechtmatig handelen van de Rabobank jegens [A] en Kievithof Beheer B.V. besloten liggen. De rechtbank merkt op dat geen andere feiten en omstandigheden ten grondslag zijn gelegd aan de gestelde onrechtmatige daad.
5.13.
Op grond van hetgeen hiervoor is overwogen zal de conventionele vordering, strekkende tot betaling van een bedrag van EUR 250.000,00 worden toegewezen en zal de reconventionele vordering worden afgewezen.
5.14.
De in conventie over het toe te wijzen bedrag van EUR 250.000,00 gevorderde wettelijke rente zal worden toegewezen. Tegen toewijzing daarvan heeft [A] op zichzelf geen verweer gevoerd.
5.15.
De vordering tot vergoeding van buitengerechtelijke incassokosten ter hoogte van EUR 4.000,00 zal — mede gelet op de door deze rechtbank gevolgde aanbevelingen van het Rapport Voorwerk II — worden afgewezen. De Rabobank heeft immers nagelaten een omschrijving te geven van de voor haar rekening verrichte buitengerechtelijke werkzaamheden. De kosten waarvan de Rabobank vergoeding vordert, moeten dan ook worden aangemerkt als betrekking hebbend op verrichtingen waarvoor de proceskostenveroordeling wordt geacht een vergoeding in te sluiten.
5.16.
[A] zal als de in het ongelijk te stellen partij worden veroordeeld in de kosten van het geding.
5.16.1.
De kosten aan de zijde van de Rabobank worden tot op heden in conventie vastgesteld op:
— | dagvaarding | EUR | 87,93 | |
— | explootkosten beslag | EUR | 940,00 | (EUR 229,73 + EUR 74,45 + EUR 229,73 + EUR 154,87 + EUR 251,22) |
— | griffierecht | EUR | 4.951,00 | |
— | salaris voor de advocaat (inclusief beslag) | EUR | 10.000,00 | (5 punten × tarief EUR 2.000,00) |
Totaal | EUR | 15.978,93 |
5.16.2.
De kosten aan de zijde van de Rabobank worden in reconventie tot op heden vastgesteld op:
- —
salaris voor de advocaat EUR 904,00 (2 punten × tarief EUR 452,00)
5.17.
Ook de gevorderde wettelijke rente over de proceskosten, alsmede de gevorderde nakosten — tegen toewijzing waarvan [A] op zichzelf geen verweer heeft gevoerd — zullen worden toegewezen.
6. De beslissing
De rechtbank
In conventie
6.1.
veroordeelt [A] om aan de Rabobank tegen behoorlijk bewijs van kwijting binnen 10 dagen na dit vonnis te voldoen een bedrag ter hoogte van EUR 250.000,00, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 19 januari 2010 tot aan de dag der algehele voldoening,
6.2.
veroordeelt [A] in de kosten van het geding, aan de zijde van de Rabobank vastgesteld op EUR 15.978,93 te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf veertien dagen na betekening van dit vonnis tot de dag der algehele voldoening,
6.3.
veroordeelt [A] voor het geval hij niet binnen veertien dagen na dagtekening van de aanschrijving om tot vrijwillige voldoening aan de veroordeling onder 6.1. en 6.2. is voldaan, in de nakosten ter hoogte van EUR 131,00 zonder betekening van dit vonnis, te verhogen met een bedrag van EUR 68,00 ingeval dit vonnis wel is betekend,
6.4.
verklaart dit vonnis tot zover uitvoerbaar bij voorraad,
6.5.
wijst af het anders of meer gevorderde,
In reconventie
6.6.
wijst de vordering af,
6.7.
veroordeelt [A] in de kosten van het geding, aan de zijde van de Rabobank vastgesteld op EUR 904,00, te vermeerderen met de wettelijke rente hierover vanaf veertien dagen na betekening van dit vonnis tot de dag der algehele voldoening,
6.8.
veroordeelt [A] voor het geval hij niet binnen veertien dagen na dagtekening van de aanschrijving om tot vrijwillige voldoening aan de veroordeling onder 6.7. is voldaan, in de nakosten ter hoogte van EUR 131,00 zonder betekening van dit vonnis, te verhogen met een bedrag van EUR 68,00 ingeval dit vonnis wel is betekend,
6.9.
verklaart dit vonnis tot zover uitvoerbaar bij voorraad.
Dit vonnis is gewezen door mr. J.A. Werkema, mr. S.B. van Baalen en mr. M.R. Gans en in het openbaar uitgesproken op 19 oktober 2011.