Rb. Limburg, 28-05-2013, nr. 519417 AZ VERZ 13-35
ECLI:NL:RBLIM:2013:CA1857
- Instantie
Rechtbank Limburg
- Datum
28-05-2013
- Zaaknummer
519417 AZ VERZ 13-35
- LJN
CA1857
- Roepnaam
Werkneemster/Enexis
- Vakgebied(en)
Civiel recht algemeen (V)
Arbeidsrecht (V)
- Brondocumenten en formele relaties
ECLI:NL:RBLIM:2013:CA1857, Uitspraak, Rechtbank Limburg, 28‑05‑2013; (Eerste aanleg - enkelvoudig)
- Vindplaatsen
AR-Updates.nl 2013-0438
VAAN-AR-Updates.nl 2013-0438
Uitspraak 28‑05‑2013
Inhoudsindicatie
Verzoek om herroeping beschikking tot ontbinding van een arbeidsovereenkomst wegens bedrog (382 Rv e.v.jo. 390 Rv). Ondanks geconstateerd bedrog verzoek toch afgewezen omdat de beschikking daar niet op berustte: de beslissing zou niet anders geluid hebben indien werkgeefster wel open kaart gespeeld had. Wel aanleiding om de proceskosten te compenseren.
Partij(en)
RECHTBANK LIMBURG
Zittingsplaats Maastricht
Burgerlijk recht / Kantonrechter
Zaaknummer: 519417 AZ VERZ 13-35
typ: RK
Beschikking van 28 mei 2013
in de zaak van
[NAAM VERZOEKENDE PARTIJ],
wonend te [adresgegevens verzoekende partij],
verzoekende partij,
verder te noemen: [naam verzoekende partij],
gemachtigde: mr. A.L. van den Bergh, advocaat te Maastricht
tegen
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid ENEXIS B.V.,
gevestigd en kantoorhoudend te Rosmalen (gemeente ’s-Hertogenbosch) aan de Burgemeester Burgerslaan 40,
verwerende partij,
verder te noemen: Enexis,
gemachtigde: mr. M.O. de Bont, advocaat te ’s-Hertogenbosch
VERLOOP VAN DE PROCEDURE
Een door mr. Van den Bergh voornoemd op 27 maart 2013 gedateerd verzoekschrift, vergezeld van negen bijlagen, is diezelfde dag ter griffie ontvangen.
Een door mr. de Bont voornoemd op 7 mei 2013 gedateerd verweerschrift met vier bijlagen is op 8 mei 2013 ter griffie ontvangen.
Ter zitting van 23 mei 2013 is [naam verzoekende partij] in persoon verschenen, bijgestaan door haar gemachtigde mr. Van den Bergh voornoemd.
Namens Enexis is verschenen de heer [naam manager inkoop] (manager inkoop), bijgestaan door mr. De Bont voornoemd. Mr. Van den Bergh heeft ter zitting nog een pleitnotitie ingebracht.
Van het verhandelde ter zitting is door de griffier schriftelijk aantekening gehouden.
Daarna is de beschikking bepaald op heden.
MOTIVERING
- a.
de vaststaande feiten
Bij beschikking van 8 maart 2013 met registratienummer 508103 AZ VERZ 12-277 heeft deze kantonrechter beslist op het verzoek van Enexis tot ontbinding van de tussen haar en [naam verzoekende partij] sinds 1 oktober 1986 bestaande arbeidsovereenkomst wegens een gewichtige reden, bestaande in (een) verandering(en) in de omstandigheden van zodanige aard dat de arbeidsovereenkomst dadelijk of na korte tijd zou behoren te eindigen zonder toekenning van een vergoeding.
De kantonrechter heeft de arbeidsovereenkomst bij die beschikking ontbonden per 1 juni 2013 onder toekenning van een ten laste van Enexis komende vergoeding van € 35.000,00 bruto en Enexis - nu zij zich niet bereid had verklaard tot het verstrekken van enige vergoeding - de gelegenheid geboden om haar verzoek vóór 29 maart 2013 in te trekken. Enexis heeft haar verzoek niet vóór 29 maart 2013 ingetrokken.
Voor wat betreft de feiten die in die procedure zijn vast komen te staan en de beoordeling daarvan wordt verwezen naar de tekst van voornoemde beschikking van 8 maart 2013.
Voorts staat in deze procedure als enerzijds gesteld en anderzijds erkend het navolgende vast:
- -
kort voordat de beschikking van 8 maart 2013 gegeven was, heeft [naam verzoekende partij] kennisgenomen van een intern bericht van Enexis van 28 februari 2013 (bijlage 4A bij verzoekschrift), waaruit bleek dat [naam leidinggevende], degene die de laatste jaren haar direct leidinggevende geweest was, Enexis zou gaan verlaten;
- -
Op 4 maart 2013 heeft mr. Van den Bergh aan mr. De Bont verzocht of hij er mee instemde dat genoemd intern bericht aan de kantonrechter ter kennis zou worden gebracht;
- -
Bij brief van 4 maart 2013 (per abuis op 25 februari 2013 gedateerd) heeft mr. De Bont aan mr. Van den Bergh te kennen gegeven niet in te stemmen met dat verzoek, omdat de behandeling reeds gesloten was en er - in de optiek van Enexis - geen sprake was van een relevante reden om de kantonrechter er desondanks van op de hoogte te stellen (bijlage 6 bij verzoekschrift);
- -
in een e-mailbericht van [naam leidinggevende] van 11 maart 2013, gericht aan elf medewerkers, heeft [naam leidinggevende] zijn vertrek bij Enexis bevestigd en daarbij tevens medegedeeld dat zijn besluit al maanden eerder, in overleg met [naam manager inkoop], genomen was (bijlage 4B bij verzoekschrift).
- b.
het verzoek
[naam verzoekende partij] verzoekt thans om de genoemde beschikking van 8 maart 2013 te herroepen en het geding te heropenen op grond van de artikelen 390 en 391 Rv (te lezen in verband met de artikel 382 tot en met 384 en 386 tot en met 389 Rv).
Ter toelichting op haar verzoek voert [naam verzoekende partij] aan dat de beschikking van 8 maart 2013 - gelet op bovengenoemde vaststaande feiten - berust op bedrog door Enexis in het geding gepleegd, althans dat [naam verzoekende partij] na de behandeling van de zaak ter zitting en voor de datum van de beschikking stukken van beslissende aard in handen gekregen heeft die door toedoen van Enexis waren achtergehouden (artikel 382 aanhef en onder a en c Rv).
Volgens [naam verzoekende partij] - en zulks is ook ter zitting door Enexis niet betwist - was Enexis er ten tijde van de zitting op 18 februari 2013 van op de hoogte dat de arbeidsovereenkomst met [naam leidinggevende] ten einde zou komen (op korte termijn) en heeft zij gedaan alsof de ontbinding van de arbeidsovereenkomst met [naam verzoekende partij] noodzakelijk was wegens de verstoorde arbeidsverhouding met [naam leidinggevende]. Enexis heeft derhalve volgens [naam verzoekende partij] bedrog gepleegd door de indruk te wekken dat de aanwezigheid van [naam verzoekende partij] een probleem zou zijn, terwijl dat probleem, te weten de (beweerdelijk) verstoorde arbeidsverhouding met [naam leidinggevende], binnen korte tijd niet meer zou bestaan. Enexis had het aankomende vertrek van [naam leidinggevende] dienen te vermelden, doch heeft er voor gekozen om “de onwaarheid te laten voortbestaan”.
Ter zitting heeft [naam verzoekende partij] benadrukt dat er een causaal verband is tussen de door haar als grond voor de herroeping aangevoerde handelingen en hetgeen dientengevolge in de beschikking ten onrechte als juist aangenomen is. In haar visie zou de kantonrechter een andere beslissing genomen hebben indien Enexis het aankomend vertrek van [naam leidinggevende] wel medegedeeld had. De kantonrechter heeft - aldus [naam verzoekende partij] - zijn beslissing immers in hoofdzaak gebaseerd op de beweerdelijk verstoorde verhouding tussen [naam verzoekende partij] en [naam leidinggevende] en ging uit van het voortduren van het dienstverband tussen [naam leidinggevende] en Enexis. De beweerdelijk verstoorde arbeidsverhouding waar Enexis haar verzoek op baseerde, bestond volgens haar - als die er al was - uitsluitend ten opzichte van [naam leidinggevende].
- c.
het verweer
Enexis betwist dat zij bedrog gepleegd heeft dan wel stukken van beslissende aard achtergehouden heeft. Zij betwist niet dat er sinds september 2012 gesprekken met [naam leidinggevende] plaatsgevonden hebben omtrent diens vertrek - en wel op initiatief van [naam leidinggevende]. Volgens haar was het echter aan [naam leidinggevende] om te bepalen wanneer hij zijn vertrek kenbaar maakte en is het niet aan Enexis om daarover in een procedure enige mededeling te doen terwijl het in de organisatie werkzame personeel daar (nog) geen weet van heeft. Het dienstverband met [naam leidinggevende] bestaat thans nog en zal tot 1 juli 2013 blijven voortduren. [naam leidinggevende] en Enexis hebben een vaststellingsovereenkomst gesloten.
Het gedrag en het functioneren van [naam verzoekende partij] in algemene zin vormden de grondslag van het verzoekschrift van Enexis, niet (slechts) de relatie tussen [naam verzoekende partij] en [naam leidinggevende]. De problematiek was structureel en de relatie met [naam leidinggevende] is daar slechts een voorbeeld van, naast andere problematische werkrelaties, zoals die met [naam medewerker] en [naam manager inkoop]. Die problematiek is in het ontbindingsverzoek uitvoerig en consequent naar voren gebracht. Enexis heeft een breed scala aan voorbeelden aangevoerd ter onderbouwing van haar stelling dat het gedrag van [naam verzoekende partij] de arbeidsrelatie beschadigd heeft. Het aanstaande vertrek van [naam leidinggevende] doet daar niets aan af. [naam verzoekende partij] schrijft de problemen ten onrechte alleen maar toe aan (haar werkrelatie met) [naam leidinggevende]. Informatie over het op enig moment in de (nabije) toekomst gelegen mogelijke vertrek van [naam leidinggevende] had - indien bekend ten tijde van de ontbindingsprocedure - dan ook niet tot een gunstigere afloop voor [naam verzoekende partij] kunnen leiden.
- d.
de beoordeling
Dat Enexis er ten tijde van de ontbindingsprocedure voor gekozen heeft geen melding te maken van de omstandigheid dat de arbeidsovereenkomst met [naam leidinggevende] naar alle waarschijnlijkheid op relatief korte termijn zou gaan eindigen, is naar het oordeel van de kantonrechter Enexis als laakbaar aan te rekenen en in zekere mate zelfs als bedrog aan te merken. Zeker omdat ter zitting dezerzijds uitdrukkelijk navraag gedaan is naar het ontbreken van [naam leidinggevende] bij de mondelinge behandeling en omdat zijdens Enexis daar zeer ontwijkend op gereageerd is. Aldus was wel degelijk sprake van een in het verzwijgen gelegen oneerlijke, althans niet volledig transparante proceshouding van Enexis. De verstoorde relatie tussen [naam leidinggevende] en [naam verzoekende partij] was voor Enexis weliswaar slechts één van de gronden waarop zij haar verzoek baseerde, doch het was voor haar ook duidelijk dat dit in de optiek van [naam verzoekende partij] de doorslaggevende factor was. Daarin had Enexis aanleiding moeten zien om over het aanstaande vertrek van [naam leidinggevende] open kaart te spelen, althans een tipje van de sluier op te lichten. Zij had toch niets te verbergen? Door ontwijkend te antwoorden op de ter zitting van 18 februari 2013 gestelde vraag van de kantonrechter waarom [naam leidinggevende] niet aanwezig was en door vervolgens na die zitting aan [naam verzoekende partij] toestemming te onthouden om de kantonrechter van het aankomende vertrek van [naam leidinggevende] op de hoogte te stellen, heeft Enexis in ieder geval getracht dat gegeven voor de kantonrechter achter te houden. Volgens Enexis heeft zij zo gehandeld omdat het vertrek van [naam leidinggevende] in haar optiek niet relevant was voor de beoordeling van het ontbindingsverzoek en, zo heeft zij ter zitting van 23 mei 2013 desgevraagd verklaard, omdat zij de zaak als “afgehandeld” beschouwde. Hoewel de mondelinge en schriftelijke behandeling gesloten was en de zaak voor uitspraak stond, hadden partijen uiteraard in onderling overleg de kantonrechter de vraag kunnen voorleggen of hij nog van dit aanvullende gegeven voor zijn beschikking kennis wilde nemen. Gelet op het belang dat in ieder geval [naam verzoekende partij] aan de werkverhouding tussen haar en [naam leidinggevende] toekende, waren de door Enexis genoemde redenen niet afdoende om die informatie bewust achter te houden: de vraag of het aankomende vertrek van [naam leidinggevende] al dan niet relevant was voor de beoordeling van het ontbindingsverzoek, was al ter beoordeling aan de kantonrechter voorgelegd en had op die manier aanvullende feitelijke adstructie gekregen.
Daarmee is echter nog niet gezegd dat de beschikking van 8 maart 2013 ook op het geconstateerde bedrog dan wel het op het achterhouden van stukken van beslissende aard berust, zowel waar het de doorslaggevende overwegingen als waar het de beslissing betreft.
Door te stellen dat de beschikking in hoofdzaak gebaseerd is op de beweerdelijk verstoorde verhouding tussen [naam verzoekende partij] en [naam leidinggevende], terwijl de kantonrechter uitging van het voortduren van het dienstverband met [naam leidinggevende], miskent [naam verzoekende partij] dat de ontbindingsbeschikking berust op een geconstateerde kloof tussen Enexis (niet: [naam leidinggevende]) en [naam verzoekende partij] en op een impasse waar Enexis en [naam verzoekende partij] na ongeveer drie jaar niet uit hebben weten te ontsnappen. Bovendien is over het voortduren van het dienstverband met [naam leidinggevende] in de beschikking met geen woord gerept. Waar met het aantreden van een nieuw management eind 2008 (inclusief de komst van [naam leidinggevende] als de directe superieur van [naam verzoekende partij]) een verschil van inzicht ontstond over de wijze waarop [naam verzoekende partij] haar functie zou dienen te vervullen, kwamen de daarmee gepaard gaande fricties logischerwijze als eerste in de relatie met [naam leidinggevende] aan het licht. Dat [naam leidinggevende] daarbij handelde in zijn functie als werknemer van Enexis en daarin door de hogere leiding ook gesteund (en mogelijk zelfs gestuurd) werd, wordt door [naam verzoekende partij] thans onvoldoende onderkend. Bovendien beperkten de conflicten zich niet tot de relatie met [naam leidinggevende]. In de beschikking van 8 maart 2013 heeft de kantonrechter dan ook in belangrijke mate meegewogen dat verder niet alleen sprake was van fricties met collega’s, maar dat er op enig moment ook een hoogoplopend conflict met de boven [naam leidinggevende] gestelde [naam manager inkoop] ontstaan is dat nimmer opgelost werd. Indien de kantonrechter ten tijde van de ontbindingsprocedure geweten had dat [naam leidinggevende] binnen afzienbare tijd zou vertrekken bij Enexis, had het oordeel dat sprake was van een inmiddels onoverbrugbare kloof tussen partijen, niet anders geluid. De verhoudingen tussen Enexis en [naam verzoekende partij] waren ook zonder de aanwezigheid van [naam leidinggevende] te zeer verstoord geraakt waren. Ook de toegekende vergoeding is niet in beslissende mate beïnvloed door het feit dat de kantonrechter geen weet had van de ontwikkelingen ten aanzien van [naam leidinggevende]. Concluderend heeft te gelden dat het aanstaande vertrek van [naam leidinggevende] niet afdoet aan de in de beschikking aan het adres van [naam verzoekende partij] gemaakte verwijten en het daarop stoelende rechterlijke oordeel.
Het verzoek tot herroeping van de beschikking en tot heropening van het geding zal derhalve afgewezen worden.
De kantonrechter ziet in het procesverloop op en na 18 februari 2013 wel aanleiding om de proceskosten te compenseren in die zin, dat iedere partij de eigen kosten draagt.
BESLISSING
Het verzoek wordt afgewezen.
De proceskosten worden in die zin gecompenseerd, dat iedere partij de eigen kosten draagt.
Deze beschikking is gegeven door mr. H.W.M.A. Staal, kantonrechter, en is in aanwezigheid van de griffier in het openbaar uitgesproken.