RF 2020/24
Bestaat toereikend bewijs dat verdachte en zijn medeverdachte beleggers hebben bewogen tot de afgifte van geldbedragen door een samenweefsel van verdichtsels?
HR 03-12-2019, ECLI:NL:HR:2019:1878
- Instantie
Hoge Raad (Strafkamer)
- Datum
3 december 2019
- Magistraten
Mrs. W.A.M. van Schendel, V. van den Brink, M.T. Boerlage
- Zaaknummer
17/04915
- Conclusie
A-G mr. P.C. Vegter
- Folio weergave
- Deze functie is alleen te gebruiken als je bent ingelogd.
- JCDI
JCDI:ADS193394:1
- Vakgebied(en)
Materieel strafrecht / Delicten Wetboek van Strafrecht
Financieel recht / Bank- en effectenrecht
- Brondocumenten
ECLI:NL:HR:2019:1878, Uitspraak, Hoge Raad (Strafkamer), 03‑12‑2019
ECLI:NL:PHR:2019:886, Conclusie, Hoge Raad (Advocaat-Generaal), 10‑09‑2019
Beroepschrift, Hoge Raad, 16‑08‑2018
- Wetingang
Essentie
Beleggingsfraude. Oplichting.
Bestaat toereikend bewijs dat verdachte en zijn medeverdachte beleggers hebben bewogen tot de afgifte van geldbedragen door een samenweefsel van verdichtsels? Kon het hof bewezen verklaren dat ook andere dan in de bewezenverklaring genoemde personen werden bewogen tot de afgifte van geldbedragen? (Villa’s in Costa Rica)
Samenvatting
Verdachte en zijn medeverdachte boden particuliere beleggers de mogelijkheid een obligatieovereenkomst aan te gaan ten behoeve van de bouw van villa’s in Costa Rica. De villa’s zouden aan het einde van de looptijd worden verkocht, waardoor een fors rendement behaald zou worden. Een groot aantal mensen is ... Verder lezen? Log in om dit document te bekijken.