Einde inhoudsopgave
Scheepsafvalstoffenbesluit Rijn- en binnenvaart
Artikel 58
Geldend
Geldend vanaf 01-07-2024
- Redactionele toelichting
Treedt in werking met ingang van de dag zes maanden nadat de laatste akte van aanvaarding van de wijzigingen van het CDNI-verdrag door een verdragsstaat bij de depositaris is gedeponeerd, doch niet later dan met ingang van 01-07-2024.
- Bronpublicatie:
28-05-2020, Stb. 2020, 170 (uitgifte: 17-06-2020, kamerstukken/regelingnummer: -)
- Inwerkingtreding
01-07-2024
- Bronpublicatie inwerkingtreding:
15-05-2023, Stb. 2023, 200 (uitgifte: 16-06-2023, kamerstukken/regelingnummer: -)
- Overige regelgevende instantie(s)
Ministerie van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer
- Vakgebied(en)
Milieurecht / Afval
Vervoersrecht / Binnenvaart
Waterrecht (V)
Bestuursrecht algemeen / Bijzondere onderwerpen bestuursrecht
1.
Indien de laadruimten en ladingtanks van schepen worden ingezet voor verenigbare transporten wordt dit schriftelijk aangetoond door de schipper. De ladingontvanger dan wel de overslaginstallatie vult in dat geval de toepasselijke rubriek van de losverklaring in.
2.
Een ladingtank van schepen die verenigbare transporten uitvoeren hoeft niet ontgast te worden voor zover bij een volgende belading de dampen overeenkomstig Aanhangsel IIIa door de overslaginstallatie worden opgevangen en niet in de atmosfeer terechtkomen. De vervoerder dient dit schriftelijk in de losverklaring te kunnen aantonen.
3.
De schipper zorgt ervoor dat het in de eerste regel van het eerste lid bedoelde schriftelijke bewijs tot na de beëindiging van het lossen van de verenigbare vervolglading aan boord aanwezig is.
4.
Indien op het moment van het lossen de vervolglading nog niet bekend is, maar verwacht wordt dat die verenigbaar zal zijn, kan de toepassing van de artikelen 45 en 47 bedoelde maatregelen worden uitgesteld.
5.
De in artikel 70 bedoelde afzender en de in artikel 71 bedoelde ontvanger wijzen voorlopig een ontvangstvoorziening als bedoeld in artikel 47 aan en vullen dit in de toepasselijke rubrieken op de losverklaring in.
6.
Een ladingruim en ladingtank behoeven niet gewassen te worden wanneer, voordat de in het vierde lid bedoelde ontvangstvoorziening wordt aangelopen, aantoonbaar vaststaat dat de vervolglading verenigbaar is. De schipper vult dit in bij de toepasselijke rubriek op de losverklaring en zorgt ervoor dat deze tot en met het lossen van de verenigbare vervolglading aan boord aanwezig is.