NJB 2014/1445
Opsporing door niet specifiek in de wet geregelde inzet van zogenoemde ‘IMSI-catcher’: in casu toepassing van deze methode op basis van art. 3 Politiewet 2012 toegestaan, mede in aanmerking genomen de kennelijk korte duur van de inzet van het apparaat waarvoor toestemming is gegeven door de officier van justitie
HR 01-07-2014, ECLI:NL:HR:2014:1562
- Instantie
Hoge Raad (Strafkamer)
- Datum
1 juli 2014
- Magistraten
Mrs. W.A.M. van Schendel, B.C. de Savornin Lohman, J. de Hullu, Y. Buruma, V. van den Brink
- Zaaknummer
12/01277
- Vakgebied(en)
Informatierecht / Telecommunicatie
Privacy / Algemeen
Strafprocesrecht / Voorfase
Politierecht / Bevoegdheden
- Brondocumenten
ECLI:NL:HR:2014:1562, Uitspraak, Hoge Raad (Strafkamer), 01‑07‑2014
ECLI:NL:PHR:2013:2782, Conclusie, Hoge Raad (Advocaat-Generaal), 03‑12‑2013
Beroepschrift, Hoge Raad, 10‑01‑2013
- Wetingang
(Sv art. 126nb, 141, 142; Politiewet 2012 art. 3; Telecommunicatiewet art. 3.10)
Essentie
Opsporing door niet specifiek in de wet geregelde inzet van zogenoemde ‘IMSI-catcher’: in casu toepassing van deze methode op basis van art. 3 Politiewet 2012 toegestaan, mede in aanmerking genomen de kennelijk korte duur van de inzet van het apparaat waarvoor toestemming is gegeven door de officier van justitie
Uitspraak
Inleiding:
Verdachte is veroordeeld wegens – kort gezegd – poging tot doodslag en poging tot zware mishandeling. Het middel klaagt dat het hof het verweer dat het inzetten van een zogenoemde IMSI-catcher om de verdachte te lokaliseren onrechtmatig was, ten onrechte, althans ontoereikend gemotiveerd, heeft verworpen.