HR, 01-02-2011, nr. S 08/03372 P
ECLI:NL:HR:2011:BM9103
- Instantie
Hoge Raad (Strafkamer)
- Datum
01-02-2011
- Zaaknummer
S 08/03372 P
- LJN
BM9103
- Vakgebied(en)
Materieel strafrecht (V)
- Brondocumenten en formele relaties
ECLI:NL:HR:2011:BM9103, Uitspraak, Hoge Raad (Strafkamer), 01‑02‑2011; (Cassatie)
Conclusie: ECLI:NL:PHR:2011:BM9103
- Vindplaatsen
NJ 2011/393 met annotatie van Y. Buruma
Uitspraak 01‑02‑2011
Inhoudsindicatie
Profijtontneming. HR: art. 81 RO.
1 februari 2011
Strafkamer
nr. S 08/03372 P
DAT/AJ
Arrest
op het beroep in cassatie tegen een uitspraak van het Gerechtshof te Amsterdam van 11 juli 2008, nummer 23/006162-05, op een vordering tot ontneming van wederrechtelijk verkregen voordeel ten laste van:
[betrokkene], geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1962, wonende te [woonplaats].
1. Geding in cassatie
Het beroep is ingesteld door de betrokkene. Namens deze heeft mr. A.A. Franken, advocaat te Amsterdam, bij schriftuur een middel van cassatie voorgesteld. De schriftuur is aan dit arrest gehecht en maakt daarvan deel uit.
De Advocaat-Generaal Hofstee heeft geconcludeerd tot verwerping van het beroep.
2. Beoordeling van het middel
Het middel kan niet tot cassatie leiden. Dit behoeft, gezien art. 81 RO, geen nadere motivering nu het middel niet noopt tot beantwoording van rechtsvragen in het belang van de rechtseenheid of de rechtsontwikkeling (vgl. HR 13 juli 2010, LJN BL1454).
3. Ambtshalve beoordeling van de bestreden uitspraak
3.1. De Hoge Raad doet uitspraak nadat meer dan twee jaren zijn verstreken na het instellen van het cassatieberoep. Dat brengt mee dat de redelijke termijn als bedoeld in art. 6, eerste lid, EVRM is overschreden. Tot cassatie behoeft dit echter niet te leiden. Ook in de met deze ontnemingszaak samenhangende strafzaak, welke in cassatie aanhangig is onder nr. 08/03371, LJN BM9102, is de redelijke termijn in de cassatiefase overschreden. Deze zaak wordt teruggewezen naar het Gerechtshof te Amsterdam. De compensatie, tot welke de overschrijding van de redelijke termijn moet leiden, zal alsdan kunnen worden toegepast in de hoofdzaak.
3.2. Gelet hierop is er geen aanleiding om in de onderhavige zaak aan het oordeel dat de redelijke termijn is overschreden enig rechtsgevolg te verbinden en zal de Hoge Raad met dat oordeel volstaan.
4. Beslissing
De Hoge Raad verwerpt het beroep.
Dit arrest is gewezen door de vice-president A.J.A. van Dorst als voorzitter, en de raadsheren B.C. de Savornin Lohman, J. de Hullu, W.F. Groos en M.A. Loth, in bijzijn van de griffier S.P. Bakker, en uitgesproken op 1 februari 2011.