Hof Arnhem-Leeuwarden, 29-06-2018, nr. 21-005823-17
ECLI:NL:GHARL:2018:6148
- Instantie
Hof Arnhem-Leeuwarden
- Datum
29-06-2018
- Zaaknummer
21-005823-17
- Vakgebied(en)
Strafrecht algemeen (V)
Materieel strafrecht (V)
- Brondocumenten en formele relaties
ECLI:NL:GHARL:2018:6148, Uitspraak, Hof Arnhem-Leeuwarden, 29‑06‑2018; (Hoger beroep)
Cassatie: ECLI:NL:HR:2020:1085
Uitspraak 29‑06‑2018
Inhoudsindicatie
Veroordeling wegens (poging tot) verleiding van minderjarige jongens, grooming en belaging. Gevangenisstraf van één jaar, met aftrek van het voorarrest. Oplegging van de maatregel tot terbeschikkingstelling met verpleging. Verdachte heeft gedragingen verricht die onmiskenbaar zijn gericht tegen of gevaar veroorzaken voor de onaantastbaarheid van het lichaam van een of meer personen. Ongemaximeerde terbeschikkingstelling.
Afdeling strafrecht
Parketnummer: 21-005823-17
Uitspraak d.d.: 29 juni 2018
TEGENSPRAAK
Verkort arrest van de meervoudige kamer voor strafzaken
gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de rechtbank Noord-Nederland van 20 oktober 2017 met parketnummer 18-730038-17 in de strafzaak tegen
[verdachte] ,
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1968,
ingeschreven te [woonplaats] ,
thans verblijvende in PI Leeuwarden te Leeuwarden.
Het hoger beroep
De verdachte en de officier van justitie hebben tegen het hiervoor genoemde vonnis hoger beroep ingesteld.
Onderzoek van de zaak
Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van het hof van 15 juni 2018 en, overeenkomstig het bepaalde bij artikel 422 van het Wetboek van Strafvordering, het onderzoek op de terechtzitting in eerste aanleg.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal, strekkende tot veroordeling van verdachte ter zake van het onder 1 tot en met 5 ten laste gelegde tot een gevangenisstraf van twee jaren, met aftrek van het voorarrest, en oplegging van de maatregel tot terbeschikkingstelling, ongemaximeerd, met het bevel tot verpleging. Daarnaast heeft de advocaat-generaal gevorderd dat de vordering tot schadevergoeding van de benadeelde partij ad € 500,- wordt toegewezen, vermeerderd met de wettelijke rente en met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel. Tot slot heeft de advocaat-generaal gevorderd dat de in beslag genomen goederen verbeurd verklaard worden. Deze vordering is na voorlezing aan het hof overgelegd.
Het hof heeft voorts kennis genomen van hetgeen door verdachte en zijn raadsman,mr. T.J.J. Bodewes, naar voren is gebracht.
Het vonnis waarvan beroep
Verdachte is bij vonnis van de rechtbank Noord-Nederland van 20 oktober 2017 ter zake van het onder 5 ten laste gelegde vrijgesproken. Ten aanzien van het onder 1, 2, 3 en 4 ten laste gelegde is verdachte veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van één jaar, met aftrek van het voorarrest. Daarnaast is aan verdachte de maatregel tot terbeschikkingstelling, met het bevel tot verpleging, voor een maximale duur van vier jaar, opgelegd. Verder heeft de rechtbank de vordering tot schadevergoeding van de benadeelde partij toegewezen, vermeerderd met de wettelijke rente, en met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel. Ook heeft de rechtbank de inbeslaggenomen goederen verbeurd verklaard.
Het hof zal het vonnis waarvan beroep vernietigen omdat het tot een andere bewijsbeslissing komt en omdat het ten aanzien van de duur van de op te leggen maatregel tot een ander oordeel komt. Daarom doet het hof opnieuw recht.
Ontvankelijkheid van de officier van justitie
De raadsman van verdachte heeft in hoger beroep aangevoerd dat [slachtoffer 2] geen klacht heeft ingediend en uit het dossier ook niet kan worden afgeleid dat hij wel de wens had om tot vervolging over te gaan. Nu geen klacht is gedaan, dient het openbaar ministerie niet-ontvankelijk te worden verklaard, aldus de raadsman.
Het hof stelt voorop dat ook indien een dossier wel een aangifte bevat maar geen uitdrukkelijk verzoek tot vervolging het bestaan van een klacht ex artikel 164 lid 1 van het Wetboek van Strafvordering kan worden aangenomen. Voorwaarde is dat wordt vastgesteld dat de klager ten tijde van het opmaken van het stuk de bedoeling had dat een vervolging zou worden ingesteld.
Uit de verklaring van [slachtoffer 2] tegenover de politie op pagina 297 van het dossier blijkt dat [slachtoffer 2] en zijn moeder tegenover de politie hebben aangegeven aangifte te willen doen. Daarnaast heeft [slachtoffer 2] verklaard dat hij boos is op verdachte. Wat hem betreft mag verdachte ‘in een kist onder de grond, hem lekker laten sudderen’.
Gelet op de inhoud van de verklaring van [slachtoffer 2] tegenover de politie is het hof van oordeel dat hij ten tijde van het afleggen van zijn verklaring wenste dat tegen de verdachte vervolging zou worden ingesteld. Het hof overweegt hierbij dat [slachtoffer 2] weliswaar is gehoord als getuige, maar dat het hof zijn verklaring, gezien de inhoud en gelet op de opmerking van de verbalisant aan het begin van het verhoor, als een aangifte beschouwt.
De tenlastelegging
Aan verdachte is - na wijziging van de tenlastelegging ter terechtzitting in eerste aanleg - tenlastegelegd dat:
1:hij in of omstreeks de periode van 01 oktober 2016 tot en met 31 december 2016, te [plaats 1] en/of [plaats 2] , door misleiding, te weten door zich op sociale media voor te doen als een minderjarig meisje, [benadeelde] , geboren op [geboortedatum] 2001, van wie verdachte wist of redelijkerwijs moest vermoeden dat deze de leeftijd van achttien jaren nog niet had bereikt, opzettelijk heeft bewogen tot het plegen van ontuchtige handelingen met zichzelf, immers heeft hij verdachte die [benadeelde] (een) masturbatiefilmpje(s) gestuurd van een minderjarig meisje met het verzoek (ook) (een) naaktfilmpje(s) en/of (een) foto(s) van zichzelf terug te sturen, waarop die [benadeelde] aan verdachte (een) foto(s) van zijn ontblote bovenlichaam en/of billen en/of een foto(s) en/of filmpje(s) van zichzelf masturberend heeft verzonden;
2:hij in of omstreeks de periode van 01 oktober 2016 tot en met 12 november 2016, te [plaats 1] en/of [plaats 3] , ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om door misleiding, te weten door zich op sociale media voor te doen als een minderjarig meisje, [slachtoffer] , geboren op [geboortedatum] 2002, van wie verdachte wist of redelijkerwijs moest vermoeden dat deze de leeftijd van achttien jaren nog niet had bereikt, opzettelijk te bewegen tot het plegen van ontuchtige handelingen met zichzelf, met voormeld oogmerk, die [slachtoffer] (een) masturbatiefilmpje(s) heeft gestuurd van een minderjarig meisje met het verzoek (ook) (een) naaktfilmpje(s) en/of (een) foto(s) van zichzelf terug te sturen,
terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
3:hij in of omstreeks de periode van 01 oktober 2016 tot en met 12 november 2016, te [plaats 1] en/of [plaats 3] , door middel van een geautomatiseerd werk of met gebruikmaking van een communicatiedienst een persoon van wie hij wist of redelijkerwijs had moeten vermoeden dat deze de leeftijd van zestien jaren nog niet had bereikt, een ontmoeting heeft voorgesteld met het oogmerk ontuchtige handelingen met die persoon te plegen of een afbeelding van een seksuele gedraging waarbij die persoon betrokken is, te vervaardigen, enige handeling heeft ondernomen gericht op het verwezenlijken van die ontmoeting,
immers heeft hij verdachte
een persoon genaamd [slachtoffer] , geboren op [geboortedatum] 2002, (via sociale media) verzocht contact op te nemen met " [naam 1] " en/of
(meermalen) gezegd dat " [verdachte] " en/of " [naam 1] " wilde(n) afspreken met [slachtoffer] en/of
gezegd dat hij ( [verdachte] ) hem op zou komen zoeken op school, dan wel af zou halen van school en/of
gezegd dat de afspraak maar een half uurtje zou duren en/of
gezegd dat [slachtoffer] op een rustige plek in zijn ( [verdachte] ) auto moest komen en/of
(meermalen) een voorstel gedaan voor een tijd en/of datum en/of plaats om af te spreken en/of (meermalen) een alternatief voorgesteld wanneer [slachtoffer] aangaf op voorgestelde tijd en/of datum niet te kunnen;
4:hij in of omstreeks de periode van 01 september 2016 tot en met 31 december 2016, te [plaats 1] , [plaats 3] , [plaats 2] en/of te [plaats 4] , althans in Nederland, wederrechtelijk stelselmatig opzettelijk inbreuk heeft gemaakt op de persoonlijke levenssfeer van [slachtoffer] (geboren op [geboortedatum] 2002) en/of [benadeelde] (geboren op [geboortedatum] 2001) en/of [slachtoffer 2] (geboren op [geboortedatum] 1998), in elk geval van een ander, met het oogmerk die [slachtoffer] en/of [benadeelde] en/of [slachtoffer 2] , in elk geval die ander, te dwingen iets te doen, niet te doen, te dulden en/of vrees aan te jagen, door telkens met hen/hem te bellen en/of (dreigende) berichten naar hen/hem te sturen via sociale media en/of telkens met hen/hem het contact te zoeken via sociale media;
5:hij op of omstreeks 24 januari 2017, te [plaats 1] , in elk geval in Nederland, afbeeldingen, te weten (digitale) fotobestanden en/of (digitale) filmbestanden, op een 2-tal gegevensdragers, in bezit heeft gehad en/of zich daartoe door middel van een geautomatiseerd werk en/of met gebruikmaking van een communicatiedienst de toegang heeft verschaft, terwijl op die afbeelding(en) een of meer seksuele gedragingen zichtbaar was/waren, waarbij (telkens) een of meer personen die kennelijk de leeftijd van achttien jaar nog niet had(den) bereikt, was/waren betrokken of schijnbaar was/waren betrokken welke voornoemde seksuele gedraging(en) - zakelijk weergegeven - bestonden uit:
het met de penis oraal en/of anaal penetreren van het lichaam van een persoon die kennelijk de leeftijd van 18 jaar nog niet had bereikt
Bestandsna(a)m(en):
[bestandsnaam 1]
[bestandsnaam 2]
[bestandsnaam 3]
[bestandsnaam 4]
en/of
het met de penis oraal en/of anaal penetreren van het lichaam van een (andere) persoon door een persoon die kennelijk de leeftijd van 18 jaar nog niet had bereikt
Bestandsna(a)m(en):
[bestandsnaam 1]
[bestandsnaam 2]
[bestandsnaam 3] [bestandsnaam 4]
en/of
het met de vinger/hand en/of met een voorwerp anaal penetreren door een persoon die kennelijk de leeftijd van 18 jaren nog niet had bereikt bij zichzelf
Bestandsna(a)m(en):
[bestandsnaam 1]
[bestandsnaam 2]
[bestandsnaam 3] [bestandsnaam 4]
en/of
het met de vinger/hand en/of mond/tong betasten en/of aanraken van de geslachtsdelen en/of de billen van een persoon die kennelijk de leeftijd van 18 jaren nog niet had bereikt Bestandsna(a)m(en):
[bestandsnaam 5]
[bestandsnaam 6]
en/of
het met de penis en/of vinger/hand en/of mond/tong betasten en/of aanraken van de geslachtsdelen en/of de billen van een (andere) persoon door een persoon die kennelijk de leeftijd van 18 jaren nog niet had bereikt
Bestandsna(a)m(en):
[bestandsnaam 5]
[bestandsnaam 6]
en/of
het met de vinger/hand en/of een voorwerp betasten en/of aanraken van de geslachtsdelen en/of de billen door een persoon die kennelijk de leeftijd van 18 jaren nog niet had bereikt bij zichzelf
Bestandsna(a)m(en):
[bestandsnaam 5]
[bestandsnaam 6]
en/of
het gedeeltelijk naakt (laten) poseren van een persoon die kennelijk de leeftijd van 18 jaren nog niet had bereikt, waarbij door de uitsnede van de afbeelding(en) (o.a. inzoomen) en/of door een striptease-act/houding en/of door het camerastandpunt en/of door de onnatuurlijke houding nadrukkelijk de (ontblote) geslachtsdelen en/of borsten en/of billen in beeld gebracht werden (waarbij) de afbeelding(en) (aldus) een onmiskenbaar seksuele strekking had(den) en/of strekte(n) tot seksuele prikkeling
Bestandsna(a)m(en):
[bestandsnaam 7] [bestandsnaam 8] [bestandsnaam 9]
en/of
het masturberen (dicht) bij en/of ejaculeren op het lichaam van een persoon die kennelijk de leeftijd van 18 jaar nog niet had bereikt
Bestandsna(a)m(en):
[bestandsnaam 10]
en/of
het houden van een (stijve) penis dicht bij het lichaam van een persoon die kennelijk de leeftijd van 18 jaar nog niet had bereikt en/of (waarbij) de afbeelding(en) (aldus) een onmiskenbaar seksuele strekking had(den) en/of strekte(n) tot seksuele prikkeling
Bestandsna(a)m(en):
[bestandsnaam 10]
van welk(e) misdrijf/misdrijven verdachte een gewoonte heeft gemaakt.
Indien in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze verbeterd. De verdachte is daardoor niet geschaad in de verdediging.
Vrijspraak ten aanzien feit 5
De raadsman van verdachte heeft ten aanzien van dit feit vrijspraak bepleit.
De advocaat-generaal heeft gerekwireerd tot veroordeling. Volgens de advocaat-generaal heeft verdachte alle bij hem aangetroffen bestanden met kinderporno in zijn bezit gehad. Deze bestanden waren voor verdachte allemaal gewoon toegankelijk, aldus de advocaat-generaal.
Het hof heeft uit het onderzoek ter terechtzitting niet door de inhoud van wettige bewijsmiddelen de overtuiging bekomen dat verdachte het onder 5 tenlastegelegde heeft begaan, zodat verdachte daarvan behoort te worden vrijgesproken.
Het hof overweegt daarbij in het bijzonder het volgende.
Uit het proces-verbaal Beschrijving kinderpornografisch materiaal d.d. 30 maart 2017 volgt dat op de computer van verdachte in verschillende mappen, de zogenaamde accessible files, deleted files en temporary files, en op de USB-stick van verdachte in totaal 68 kinderpornografische afbeeldingen en filmpjes zijn aangetroffen.
Ten aanzien van de aangetroffen kinderpornobestanden op de USB-stick en de bestanden in de accessible files stelt het hof vast dat verdachte deze in zijn bezit heeft gehad.
In tegenstelling tot de advocaat-generaal is het hof - ook gelet op hetgeen in het hiervoor genoemde proces-verbaal wordt gerelateerd over de toegankelijkheid - van oordeel dat de bestanden afkomstig uit de rij ‘deleted files’ zonder daarvoor bestemde software niet meer eenvoudig door de gebruiker zijn te benaderen. Dit brengt mee - nu nadere informatie omtrent de aanwezigheid van die benodigde software niet voorhanden is - dat het hof ten aanzien van deze bestanden niet bewezen acht dat verdachte deze in zijn bezit heeft gehad
Hoewel zoals hiervoor is overwogen kan worden vastgesteld dat verdachte in het bezit is geweest van kinderporno, ontbeert het dossier informatie op grond waarvan kan worden vastgesteld op welke gegevensdrager(s) en in welk type file(s) de in de tenlastelegging vermelde kinderporno zich bevond. Nu niet concreet kan worden vastgesteld dat de in de tenlastelegging genoemde bestanden zich op de USB-stick dan wel in voor verdachte toegankelijke files bevonden kan niet worden bewezen dat verdachte deze bestanden in zijn bezit heeft gehad.
Het dossier bevat bovendien onvoldoende informatie op grond waarvan kan worden vastgesteld dat verdachte voor wat betreft de aangetroffen bestanden een gedraging heeft verricht die was gericht op het verkrijgen van toegang tot de kinderporno, zodat het hof ook niet bewezen acht dat verdachte zich de toegang heeft verschaft tot die bestanden.
Al het voorgaande brengt met zich mee dat het hof verdachte op grond van deze juridisch-technische redenen vrij moet spreken van het onder 5 ten laste gelegde.
Overweging met betrekking tot het bewijs van de feiten 1, 2, 3 en 4
Algemeen
De rode draad in het betoog van de raadsman is dat verdachte uitdrukkelijk weerspreekt dat hij degene is geweest die achter het Facebookaccount van [naam 1] en [naam 2] zat. Gelet daarop verzoekt de raadsman om verdachte vrij te spreken.
Evenals de rechtbank en de advocaat-generaal is het hof van oordeel dat gelet op de gebezigde bewijsmiddelen, zoals deze later in de eventueel op te maken aanvulling op dit arrest zullen worden opgenomen, deze stelling niet aannemelijk is geworden.
De rechtbank heeft ten aanzien van dit verweer overwogen:
Niet alleen zijn vrijwel alle betrokken accounts naar verdachtes internetverbinding te herleiden, ook is gebruik gemaakt van verdachtes emailadres, telefoon en USB-stick. Voor het gebruik van verdachtes telefoon heeft hij geen verklaring kunnen geven. Evenmin heeft verdachte een geloofwaardige verklaring gegeven voor het feit dat filmpjes en een foto van [benadeelde] op zijn USB-stick zijn opgeslagen. De stelling dat hij deze via een linkje op zijn Facebook-pagina heeft opgeslagen zonder de inhoud daarvan te kennen, met de bedoeling ze als bewijs van de vermeende hacking te kunnen gebruiken, overtuigt geenszins en vindt evenmin steun in de bewijsmiddelen. Ook de uitleg die verdachte geeft aan de aard en de strekking van zijn chatgesprekken met [slachtoffer] , namelijk dat hij hem wilde ontmoeten om hem als de hacker te kunnen ontmaskeren, is niet geloofwaardig. Gelet op de inhoud van de gesprekken passen deze veeleer bij wat [slachtoffer] daarover heeft verklaard dan bij de stelling van verdachte. Dit blijkt voorts uit de omstandigheid dat verdachte in een brief aan [slachtoffer] schrijft hem tijdens de voorgestelde ontmoeting te hebben willen waarschuwen voor de gevaren van internet. Tot slot overweegt de rechtbank dat niet aannemelijk is (toevoeging hof: geworden) dat de vermeende hacker(s) op deze wijze verdachte in een kwaad daglicht zou(den) hebben willen stellen, namelijk (i) door onder meerdere namen contact met [benadeelde] en [slachtoffer] te zoeken, zonder dat aanstonds voor wie dan ook duidelijk was dat verdachte daarachter zou zitten, (ii) door de bewuste accounts aan te maken op verdachtes ip-adres en (iii) door 2509 maal een spoor achter te laten van het inloggen op het Facebookaccount van [naam 1] op de harde schijf van verdachtes computer. Daar komen dan nog bij alle andere sporen die op de computer van verdachte zijn aangetroffen en die daar dan door de hacker(s) zouden moeten zijn achtergelaten. Dat (een) eventuele hacker(s) zich zoveel moeite zou hebben getroost acht de rechtbank volstrekt onaannemelijk.
Het hof kan zich vinden in bovenstaande redenering van de rechtbank en neemt deze over.
Het verweer van de raadsman wordt verworpen.
Overweging ten aanzien van feit 1
Vooropgesteld wordt dat het hof - evenals de rechtbank - het woord ‘minderjarig’ in de omschrijving van de tenlastelegging dat de aan [benadeelde] ( [benadeelde] ) verzonden masturbatiefilmpjes een minderjarig meisje betroffen, niet bewezen acht. Dit heeft evenwel geen gevolgen voor de eventuele bewezenverklaring van dit feit.
Door de raadsman is aangevoerd dat niet kan worden bewezen dat [benadeelde] een foto van zijn billen en een masturbatiefilmpje van zichzelf aan [naam 1] of [naam 2] - en volgens de tenlastelegging dus aan verdachte - heeft toegezonden.
Het hof is van oordeel dat het door en namens verdachte gevoerde verweer strekkende tot vrijspraak van het tenlastegelegde wordt weersproken door de gebezigde bewijsmiddelen, zoals deze later in de eventueel op te maken aanvulling op dit arrest zullen worden opgenomen. Het hof heeft geen reden om aan de juistheid en betrouwbaarheid van de inhoud van die bewijsmiddelen te twijfelen.
Het hof overweegt daarbij in het bijzonder het volgende.
Evenals de rechtbank ziet het hof in de verklaring van de moeder van [benadeelde] , in combinatie met de op de USB-stick van verdachte aangetroffen foto en filmpjes, voldoende bewijs dat de persoon op de masturbatie foto/filmpjes [benadeelde] betreft. Het hof hecht met de rechtbank aan die verklaring meer waarde dan aan onderdelen van de verklaring van de minderjarige [benadeelde] , die mogelijk uit schaamte geen volledige openheid van zaken wil geven.
Het verweer van de raadsman wordt verworpen.
Voorwaardelijk verzoek
De raadsman heeft subsidiair verzocht om - indien het hof doorslaggevende waarde geeft aan de verklaring van [benadeelde] - hem als getuige te horen teneinde hem de vraag voor te kunnen leggen of hij niet degene is die op de foto’s en/of filmpjes staat.
Het hof acht zich op dit punt - gelet op de inhoud van het dossier en het verhandelde ter zitting - voldoende geïnformeerd. Bovendien gaat het hof voor wat betreft de vraag wie de persoon op de foto’s is uit van de aangetroffen resultaten van het onderzoek van de politie maar met name ook uit van de verklaring van de moeder van [benadeelde] . Het horen van [benadeelde] als getuige wordt daarom niet noodzakelijk geacht.
Overweging ten aanzien van feit 2
Door de raadsman van verdachte is aangevoerd dat een deel van de tenlastelegging is gebaseerd op de enkele verklaring van [slachtoffer] , en aldus op de verklaring van één getuige. Het oogmerk, en de gedragingen waaruit dat oogmerk afgeleid wordt, kunnen niet alleen bewezen verklaard worden op grond van de enkele verklaring van [slachtoffer] . Nu er niet meer bewijs is dan die verklaring, kan het feit niet bewezen worden, aldus de raadsman
Het hof overweegt als volgt.
Volgens het tweede lid van artikel 342 van het Wetboek van Strafvordering - dat de tenlastelegging in haar geheel betreft en niet een onderdeel daarvan - kan het bewijs dat de verdachte het tenlastegelegde feit heeft begaan, door de rechter niet uitsluitend worden aangenomen op de verklaring van één getuige.
Evenals de rechtbank is het hof van oordeel dat de verklaring van [slachtoffer] voldoende steun vindt in ander bewijs, waaronder de verklaring van [slachtoffer] zijn stiefvader [naam 3] , de aangetroffen onderzoeksresultaten en ook hetgeen verdachte zelf over zijn contact met [slachtoffer] heeft verklaard, welk bewijs later in de eventueel op te maken aanvulling op dit arrest zal worden opgenomen, zodat aan het bewijsminimum is voldaan.
Het verweer wordt verworpen.
Overweging ten aanzien van feit 3
Door de raadsman is aangevoerd, zakelijk weergegeven:
1) Er was geen sprake van een voorstel gericht op het verrichten of ondergaan van een seksuele handeling, dan wel het vervaardigen van een afbeelding daarvan;
2) Verdachte betwist dat, zoals is ten laste gelegd, [slachtoffer] op een rustige plek in zijn auto moest komen. De verklaring van [slachtoffer] komt op dit punt niet overeen met het Facebookgesprek, zodat die enkele verklaring onvoldoende bewijs levert;
3) Het ten laste gelegde oogmerk kan niet worden bewezen;
4) Er is geen handeling verricht die is gericht op het realiseren van de voorgestelde ontmoeting en deze handeling is evenmin ten laste gelegd.
Het voorgaande dient te leiden tot vrijspraak, aldus de raadsman.
Het hof is van oordeel dat de door en namens verdachte gevoerde verweren strekkende tot vrijspraak van het tenlastegelegde worden weersproken door de gebezigde bewijsmiddelen, zoals deze later in de eventueel op te maken aanvulling op dit arrest zullen worden opgenomen. Het hof heeft geen reden om aan de juistheid en betrouwbaarheid van de inhoud van die bewijsmiddelen te twijfelen.
Daarnaast overweegt het hof het volgende.
Zoals hiervoor al is overwogen wordt het verweer dat de computer van verdachte is gehackt niet aannemelijk geacht. Uit de inhoud van de door verdachte gevoerde (chat)gesprekken en berichtjes, alsook uit de verklaring van [slachtoffer] , blijkt zonder meer dat verdachte seksueel geïnteresseerd is in het slachtoffer. Hij dringt eerst aan op het sturen van naaktfoto's en daarna dringt hij aan op een persoonlijke ontmoeting, op een rustige plek in zijn auto. Het hof gelooft verdachte in het geheel niet in zijn verweer waarin hij - voortbouwend op het niet aannemelijk geachte scenario dat een ander telkens berichten vanuit zijn computer verzond - met een heel andere achtergrond aanstuurde op een fysieke ontmoeting met [slachtoffer] van een half uurtje op een rustige plaats.
Voor strafbaarheid van 'grooming' is naast de in artikel 248e Wetboek van Strafrecht genoemde overige vereisten onder meer vereist dat de verdachte "een ontmoeting voorstelt" en dat hij "enige handeling onderneemt gericht op het verwezenlijken van die ontmoeting".
Het oordeel van het hof dat wordt voldaan aan deze vereisten wordt onder meer gebaseerd op de volgende vaststellingen:
(i) de verdachte heeft bij herhaling bij het slachtoffer aangedrongen op een ontmoeting en daartoe voorgesteld elkaar te ontmoeten op een rustige plek, op een bankje en in zijn auto, waarbij hij (op 12 november 2016) een concrete dag (woensdag 16 november 2016), een tijdstip (na schooltijd om 15.00 uur) en de tijdsduur (een half uurtje) heeft genoemd;
(ii) de verdachte heeft er bij het slachtoffer herhaaldelijk op aangedrongen dat de ontmoeting snel zou plaatsvinden en hij heeft hem onder druk gezet door onder meer te zeggen dat als het slachtoffer niet wilde afspreken verdachte met de masturbatie-filmpjes naar de politie zou gaan; en
(iii) de verdachte wilde daadwerkelijk afspreken en heeft het slachtoffer zijn telefoonnummer gegeven.
Het Hof is van oordeel dat de onder (ii) en (iii) bedoelde handelingen waren gericht op het verwezenlijken van de voorgestelde ontmoeting zoals bedoeld onder (i).
Het hof acht dan ook wettig en overtuigend bewezen dat verdachte een ontmoeting wilde met het slachtoffer met het oogmerk ontuchtige handelingen met het slachtoffer te plegen en/of een afbeelding van een seksuele gedraging van het slachtoffer te vervaardigen.
Het verweer wordt verworpen.
Overweging ten aanzien van feit 4
t.a.v. [slachtoffer 2]
Evenals de rechtbank acht het hof niet bewezen dat verdachte stelselmatig inbreuk heeft gemaakt op de persoonlijke levenssfeer van aangever [slachtoffer 2] . Daarbij neemt het hof in aanmerking dat onvoldoende is gebleken in welke mate die gedragingen het persoonlijk leven en de persoonlijke vrijheid van aangever hebben beïnvloed. Bovendien blijkt uit de verklaring van [slachtoffer 2] dat het contact met ‘ [naam 1] ’ gewenst was en dat hij het contact met verdachte als ‘doodnormaal’ ervaarde. Dit betekent dat de verdachte van dit onderdeel van de tenlastelegging zal worden vrijgesproken.
t.a.v. [slachtoffer]
Het hof is van oordeel dat de verdachte tegenover aangever [slachtoffer] wederrechtelijk heeft gehandeld. Toch kan dit handelen niet als belaging worden aangemerkt. Op grond van het dossier kan worden vastgesteld dat verdachte gedurende ongeveer twee dagen 36 chatberichten met dwingende teksten in de richting van [slachtoffer] heeft gezonden. Vastgesteld kan ook worden dat deze berichten door [slachtoffer] niet werden gewenst en als hinderlijk werden ervaren. Het hof is evenwel gelet op aard van de gedragingen, beperkte intensiteit (te weten: het sturen van digitale berichten) en het beperkte tijdsbestek van ongeveer anderhalve dag waarbinnen verdachte [slachtoffer] met de chatberichten heeft bestookt, van oordeel dat dit een bewezenverklaring van stelselmatig inbreuk maken op de persoonlijke levenssfeer van die [slachtoffer] in de weg staat. Dit betekent dat belaging niet kan worden bewezen en dat de verdachte van dit onderdeel van de tenlastelegging zal worden vrijgesproken.
t.a.v. [benadeelde]
Namens verdachte is door de raadsman in hoger beroep aangevoerd dat hij aanneemt dat na de eerste vijf oproepen, die zijn geweigerd, de oproepen vervolgens automatisch zijn geweigerd. Dit betekent dat dan niet is te zien dat er gebeld wordt. Van het opzettelijk stelselmatig maken van inbreuk op de persoonlijke levenssfeer is dan geen sprake, aldus de raadsman.
Dat het slachtoffer de kennelijk automatisch geweigerde oproepen pas op een later moment heeft opgemerkt staat naar het oordeel van het hof niet in de weg aan het gebruik van deze gemiste oproepen voor het bewijs.
Voor het overige overweegt het hof dat gelet op de aard, de duur, de frequentie en de intensiteit van de gedragingen van de verdachte, de omstandigheden waaronder deze hebben plaatsgevonden en de invloed daarvan op het persoonlijk leven en de persoonlijke vrijheid van het slachtoffer - naar objectieve maatstaven bezien - zodanig zijn geweest dat van een stelselmatige inbreuk op zijn persoonlijke levenssfeer sprake is geweest.
Het hof acht daarmee bewezen dat de verdachte zich aan de ten laste gelegde belaging van [benadeelde] schuldig heeft gemaakt.
Bewezenverklaring
Door wettige bewijsmiddelen, waarbij de inhoud van elk bewijsmiddel - ook in onderdelen - slechts wordt gebezigd tot het bewijs van dat tenlastegelegde feit waarop het blijkens de inhoud kennelijk betrekking heeft, en waarin zijn vervat de redengevende feiten en omstandigheden waarop de bewezenverklaring steunt, acht het hof wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het onder 1, 2, 3 en 4 tenlastegelegde heeft begaan, met dien verstande, dat:
1:hij in de periode van 01 oktober 2016 tot en met 31 december 2016, te [plaats 1] en/of [plaats 2] , door misleiding, te weten door zich op sociale media voor te doen als een minderjarig meisje, [benadeelde] , geboren op [geboortedatum] 2001, van wie verdachte wist dat deze de leeftijd van achttien jaren nog niet had bereikt, opzettelijk heeft bewogen tot het plegen van ontuchtige handelingen met zichzelf, immers heeft hij verdachte die [benadeelde] masturbatiefilmpjes gestuurd van een meisje met het verzoek ook (een) naaktfilmpje(s) of (een) foto(s) van zichzelf terug te sturen, waarop die [benadeelde] aan verdachte foto’s van zijn ontblote bovenlichaam en billen en een foto en filmpjes van zichzelf masturberend heeft verzonden;
2:hij in de periode van 01 oktober 2016 tot en met 12 november 2016, te [plaats 1] en/of [plaats 3] , ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om door misleiding, te weten door zich op sociale media voor te doen als een minderjarig meisje, [slachtoffer] , geboren op [geboortedatum] 2002, van wie verdachte wist dat deze de leeftijd van achttien jaren nog niet had bereikt, opzettelijk te bewegen tot het plegen van ontuchtige handelingen met zichzelf, met voormeld oogmerk, die [slachtoffer] masturbatiefilmpjes heeft gestuurd van een meisje met het verzoek ook (een) naaktfilmpje(s) of (een) foto(s) van zichzelf terug te sturen, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
3:hij in de periode van 01 oktober 2016 tot en met 12 november 2016, te [plaats 1] en/of [plaats 3] , door middel van een geautomatiseerd werk of met gebruikmaking van een communicatiedienst een persoon van wie hij wist of redelijkerwijs had moeten vermoeden dat deze de leeftijd van zestien jaren nog niet had bereikt, een ontmoeting heeft voorgesteld met het oogmerk ontuchtige handelingen met die persoon te plegen of een afbeelding van een seksuele gedraging waarbij die persoon betrokken is, te vervaardigen, enige handeling heeft ondernomen gericht op het verwezenlijken van die ontmoeting,
immers heeft hij verdachte
een persoon genaamd [slachtoffer] , geboren op [geboortedatum] 2002, via sociale media verzocht contact op te nemen met " [naam 1] " en
meermalen gezegd dat " [verdachte] " en " [naam 1] " wilden afspreken met [slachtoffer] en
gezegd dat de afspraak maar een half uurtje zou duren en
gezegd dat [slachtoffer] op een rustige plek in zijn ( [verdachte] ) auto moest komen en
meermalen een voorstel gedaan voor een tijd en datum om af te spreken en/of meermalen een alternatief voorgesteld wanneer [slachtoffer] aangaf op voorgestelde tijd en/of datum niet te kunnen;
4:hij in de periode van 01 september 2016 tot en met 31 december 2016, te [plaats 1] , [plaats 2] , althans in Nederland, wederrechtelijk stelselmatig opzettelijk inbreuk heeft gemaakt op de persoonlijke levenssfeer van [benadeelde] (geboren op [geboortedatum] 2001), met het oogmerk die [benadeelde] te dwingen iets te doen, te dulden door telkens met hem te bellen en (dreigende) berichten naar hem te sturen via sociale media en telkens met hem het contact te zoeken via sociale media.
Het hof acht niet bewezen hetgeen verdachte meer of anders is tenlastegelegd dan hierboven is bewezenverklaard, zodat deze daarvan behoort te worden vrijgesproken.
Strafbaarheid van het bewezenverklaarde
Het onder 1 bewezen verklaarde levert op:
door misleiding een persoon waarvan hij weet of redelijkerwijs moet vermoeden dat deze de leeftijd van achttien jaren nog niet heeft bereikt, opzettelijk bewegen ontuchtige handelingen te plegen.
Het onder 2 bewezen verklaarde levert op:
poging tot door misleiding een persoon waarvan hij weet of redelijkerwijs moet vermoeden dat deze de leeftijd van achttien jaren nog niet heeft bereikt, opzettelijk bewegen ontuchtige handelingen te plegen.
Het onder 3 bewezen verklaarde levert op:
door middel van een geautomatiseerd werk of met gebruikmaking van een communicatiedienst aan een persoon van wie hij weet of redelijkerwijs moet vermoeden dat deze de leeftijd van zestien jaren nog niet heeft bereikt, een ontmoeting voorstellen met het oogmerk ontuchtige handelingen met die persoon te plegen of een afbeelding van een seksuele gedraging waarbij die persoon is betrokken, te vervaardigen, terwijl hij enige handeling onderneemt gericht op het verwezenlijken van die ontmoeting.
Het onder 4 bewezen verklaarde levert op:
belaging.
Strafbaarheid van de verdachte
Het dossier bevat een rapportage van het Pieter Baan Centrum (PBC), opgemaakt op 22 augustus 2017, door de deskundigen psychiater S. Went en psycholoog J. Heerschop.
Uit dit rapport volgt dat verdachte zijn medewerking aan het onderzoek grotendeels heeft geweigerd. Doordat verdachte zijn weigering op de afdeling niet adequaat vorm heeft kunnen geven heeft de groepsobservatie alsnog veel informatie over verdachtes gedrag opgeleverd. Verdachte wordt gediagnosticeerd als iemand met een persoonlijkheidsstoornis met antisociale en narcistische trekken en pedofilie. Met betrekking tot de pedofilie is er een patroon zichtbaar van het toenadering zoeken tot minderjarigen. De verleiding en grooming passen binnen het gedragspatroon van veroordeelde. Het Pieter Baan Centrum adviseert verdachte deze feiten in verminderde mate toe te rekenen.
Het hof kan zich verenigen met de bevindingen van de deskundigen, zoals die hiervoor zijn weergegeven, en komt op basis van hiervan tot het oordeel dat verdachte verminderd toerekeningsvatbaar is te achten voor de onder 1, 2 en 3 bewezenverklaarde feiten.
Verdachte is dan ook een strafbare dader.
Oplegging van straf
De hierna te melden strafoplegging is in overeenstemming met de aard en de ernst van het bewezenverklaarde en de omstandigheden waaronder dit is begaan, mede gelet op de persoon van verdachte, zoals van een en ander bij het onderzoek ter terechtzitting is gebleken.
Verdachte heeft geprobeerd om twee minderjarige jongens zover te krijgen dat zij zichzelf met ontbloot onderlichaam, dan wel masturberend zouden fotograferen of filmen en dat zij die foto's of filmpjes op zouden sturen naar verdachte. Dit is bij één van de jongens ook daadwerkelijk gelukt. Om dit te bereiken heeft verdachte zich op Facebook voorgedaan als de vijftienjarige (fictieve) meisjes [naam 1] en [naam 2] en uit naam van deze meisjes chatberichtjes en masturbatiefilmpjes verstuurd. Daarnaast heeft verdachte één van die jongens onder druk gezet om hem te ontmoeten. De andere jongen heeft verdachte zeer dwingend en ook dreigend benaderd met een stortvloed aan oproepen, telefoontjes en chatgesprekken. Dit alles om te krijgen wat hij wilde; naaktfoto's en filmpjes van minderjarige jongens en een ontmoeting met één van hen.
Verdachte heeft met zijn handelen steeds prioriteit gegeven aan zijn eigen seksuele verlangens, voorbijgaand aan de kwetsbaarheid van deze jongens. Verdachte heeft hun (psychische) integriteit geschonden, hetgeen nadelige psychische gevolgen met zich kan brengen. Het hof neemt verdachte dit kwalijk.
In het nadeel van verdachte weegt mee dat uit het hem betreffende uittreksel uit de Justitiële documentatie d.d. 18 mei 2018 blijkt dat hij eerder is veroordeeld wegens het plegen van zedenmisdrijven met minderjarigen.
Alles afwegend acht het hof - evenals de rechtbank - oplegging van een gevangenisstraf voor de duur van één jaar, met aftrek van het voorarrest, passend en geboden. Deze straf wijkt af van de door de advocaat-generaal geëiste straf nu het hof tot een beperktere bewezenverklaring komt. Ook heeft het hof rekening gehouden met de verminderde mate van toerekenbaarheid en het gegeven dat het hof verdachte naast een gevangenisstraf de maatregel van terbeschikkingstelling zal gelasten zoals hieronder verder overwogen.
Motivering van de maatregel
De rechtbank heeft ten aanzien van de motivering van de oplegging van de maatregel overwogen:
In 2004 is aan verdachte een terbeschikkingstelling met verpleging opgelegd na een veroordeling voor seksueel geweld gepleegd ten opzichte van zeer jonge kinderen. De terbeschikkingstelling is geëindigd in maart 2015. Verdachte is in oktober 2016 begonnen met het plegen van de bewezenverklaarde feiten. Deze feiten liggen op hetzelfde vlak als de feiten waarvoor verdachte in 2004 is veroordeeld, te weten zedenmisdrijven jegens minderjarigen.
Verdachte is ter observatie opgenomen geweest in het Pieter Baan Centrum; hij heeft niet willen meewerken aan onderzoek naar zijn geestvermogens. In het naar aanleiding van de observatie opgemaakte rapport wordt verdachte gediagnosticeerd als iemand met een persoonlijkheidsstoornis met antisociale en narcistische trekken en pedofilie. Uit de levensloop van verdachte komt naar voren dat verdachte zowel voor als na zijn tbs-behandeling op alle levensgebieden (wonen, werk, relaties, financiële situatie) disfunctioneerde. Dit terwijl de persoonlijkheidsproblematiek langdurig, intensief en gedegen is behandeld. Qua behandeling van de persoonlijkheidsstoornis zat verdachte aan het plafond zo was de inschatting. Met betrekking tot de pedofilie is er een patroon zichtbaar van het toenadering zoeken tot minderjarigen. De verleiding en poging tot grooming passen binnen het gedragspatroon van veroordeelde. Het Pieter Baan Centrum adviseert verdachte deze feiten in verminderde mate toe te rekenen.
De rechtbank komt op basis van het rapport van het Pieter Baan Centrum tot het oordeel dat verdachte verminderd toerekeningsvatbaar is te achten voor de bewezenverklaarde feiten.
Het Pieter Baan Centrum schat het recidiverisico als hoog in. Men acht het zorgelijk dat verdachte geen hulp gezocht heeft, bijvoorbeeld bij de forensisch psychiatrische instelling waar verdachte gedurende zijn resocialisatieperiode begeleiding kreeg. Het Pieter Baan Centrum adviseert verdachte een maatregel van terbeschikkingstelling met voorwaarden op te leggen althans de haalbaarheid hiervan te onderzoeken. Van enige motivatie aan de zijde van verdachte hiervoor kon niet blijken, omdat verdachte niet mee wilde werken aan het onderzoek en het advies niet wilde bespreken.
De reclassering heeft onderzoek gedaan naar de mogelijkheden voor oplegging van een terbeschikkingstelling met voorwaarden. Verdachte ontkent de feiten en ontkent de diagnose pedofilie. Er is bij verdachte geen sprake van behandelmotivatie. De plaatsingscoördinator van FPK Assen heeft laten weten dat zij geen behandelmogelijkheden zien voor verdachte in de FPK op basis van een terbeschikkingstelling met voorwaarden. De reclassering komt dan ook tot de conclusie dat oplegging van een terbeschikkingstelling met voorwaarden niet haalbaar lijkt.
Verdachte heeft ter terechtzitting aangegeven dat hij geen klinische behandeling meer wil en zich verzet tegen een terbeschikkingstelling met verpleging. Hij wil wel meewerken aan een ambulante behandeling met begeleiding van de reclassering in het kader van zijn resocialisatie. Verdachte heeft aangegeven dat hij ook meewerkt aan een kortdurende opname ter beoordeling van zijn motivatie voor een terbeschikkingstelling met voorwaarden. Wanneer verdachte ter terechtzitting wordt voorgehouden dat een klinische behandeling in het kader van een terbeschikkingstelling met voorwaarden doorgaans twee jaar vergt, schrikt hij zichtbaar. Verdachte heeft voorts aangegeven dat hij in ieder geval geen libido-remmende medicatie zal innemen. Verdachte ontkent pedoseksuele of homoseksuele gevoelens te hebben.
De rechtbank zal aan verdachte de maatregel van terbeschikkingstelling opleggen.
Blijkens de hiervoor al genoemde rapportage bestond bij verdachte tijdens het begaan van het bewezen verklaarde een gebrekkige ontwikkeling en/of ziekelijke stoornis van zijn geestvermogens. Het door verdachte onder 1. en 2. begane feit is een misdrijf waarop naar de wettelijke omschrijving een gevangenisstraf van vier jaren of meer is gesteld. Het door verdachte onder 4. begane feit betreft het misdrijf omschreven in artikel 285b van het Wetboek van Strafrecht. Verder eist de veiligheid van anderen, dan wel de algemene veiligheid van personen of goederen de oplegging van die maatregel.
De rechtbank is van oordeel dat verdachte tevens van overheidswege moet worden verpleegd omdat de veiligheid van anderen, dan wel de algemene veiligheid van personen of goederen de verpleging eist. De mogelijkheid van een terbeschikkingstelling met voorwaarden, zoals door de deskundigen geadviseerd, is uitvoerig onderzocht, maar stuit af op het ontbreken van inzicht in zijn stoornis bij verdachte en gebrek aan motivatie voor een klinische behandeling.
Het hof kan zich vinden in bovenstaande motivering van de rechtbank en neemt deze over.
Daarnaast overweegt het hof ten aanzien van de vraag of de door verdachte gepleegde misdrijven zijn gericht tegen of gevaar veroorzaken voor de onaantastbaarheid van het lichaam van een of meer personen het volgende.
Vooropgesteld wordt dat uit de Kamerstukken II 1992-1993, 22 909, nr. 3 (pagina 8) volgt dat het de bedoeling van de wetgever is geweest om naast de artikelen 242 en 246 van het Wetboek van Strafrecht, ook de artikelen 243, 244, 245, 247, 248ter (bij wet van 28 oktober 1999 opgegaan in artikel 248a), 249, 250, eerste lid, aanhef en onder 1, of 250, eerste lid, aanhef en onder 2, en tweede lid, van het Wetboek van Strafrecht voor een verlenging van de terbeschikkingstelling met verpleging na vier jaar in aanmerking te laten komen. Hieruit leidt het hof af dat de titel waaronder zedendelicten vallen grotendeels onder de reikwijdte van ‘geweldsmisdrijf’ wordt gebracht. Dat artikel 248e niet wordt genoemd kan worden verklaard uit het feitdat dit artikel pas is ingevoerd bij wet van 26 november 2009.
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan een drietal ernstige zedenmisdrijven jegens kwetsbare minderjarigen. Zijn handelen heeft er toe geleid dat een minderjarige jongen ontuchtige handelingen met zichzelf heeft gepleegd, dat deze jongen die handelingen heeft vastgelegd op foto’s en film en deze vervolgens heeft gedeeld met verdachte (feit 1). Verdachte heeft hierdoor niet alleen de psychische, maar ook de fysieke integriteit van het slachtoffer geschonden. Het hof is dan ook van oordeel dat deze misleiding tot ontuchtige handelingen een gedraging is die onmiskenbaar heeft geleid tot een schending van de onaantastbaarheid van het lichaam van slachtoffer. Ten aanzien van de bewezenverklaarde poging tot misleiding tot ontuchtige handelingen (feit 2) en grooming (feit 3) geldt dat verdachtes gedragingen een gevaar veroorzaakten voor de onaantastbaarheid van het lichaam van dit slachtoffer. Dat het niet tot voltooiing van deze misleiding - of tot een daadwerkelijk ontmoeting - is gekomen is niet te danken aan verdachte, maar is geheel gelegen in de uiteindelijke afwijzende houding van het slachtoffer.
Uit deze feiten en omstandigheden leidt het hof af dat verdachte door het plegen van het onder 1, 2 en 3 ten laste gelegde gedragingen heeft verricht die onmiskenbaar zijn gericht tegen of gevaar veroorzaken voor de onaantastbaarheid van het lichaam van een of meer personen in de zin van artikel 38e lid 1 van het Wetboek van Strafrecht. Dit brengt mee dat er sprake is van een ongemaximeerde terbeschikkingstelling.
Beslag
Verbeurdverklaring
Het onder 4 tenlastegelegde en bewezenverklaarde is begaan met behulp van het hierna te noemen inbeslaggenomen en niet teruggegeven voorwerp, te weten: een mobiele telefoon, merk Samsung Gt-I9100. Deze behoort de verdachte toe. Het voorwerp zal daarom worden verbeurd verklaard. Het hof heeft hierbij rekening gehouden met de draagkracht van verdachte.
Onttrekking aan het verkeer
Het onder 1 tenlastegelegde en bewezenverklaarde is begaan met betrekking tot het hierna te noemen inbeslaggenomen en nog niet teruggegeven voorwerp, te weten: een USB-stick. Uit het dossier volgt dat op deze USB-stick kinderporno is aangetroffen. Het zal aan het verkeer worden onttrokken aangezien het ongecontroleerde bezit daarvan in strijd is met het algemeen belang en de wet.
Teruggave
Het hof zal de teruggave gelasten van de simkaart, merk Hema, en de mobiele telefoon, merk Samsung GT-e1080w, aangezien niet is komen vast te staan dat deze voorwerpen door middel van de strafbare feiten zijn verkregen, ze niet vatbaar zijn voor verbeurdverklaring of onttrekking aan het verkeer en het belang van strafvordering zich niet tegen teruggave verzet.
Vordering van de benadeelde partij [benadeelde]
De benadeelde partij heeft zich in eerste aanleg in het strafproces gevoegd met een vordering tot schadevergoeding. Deze bedraagt € 500,00, vermeerderd met de wettelijke rente. De vordering is bij het vonnis waarvan beroep toegewezen.
Uit het onderzoek ter terechtzitting, de inhoud van de onderbouwde vordering die niet inhoudelijke gemotiveerd is bestreden, is voldoende gebleken dat de benadeelde partij als gevolg van het onder 1 en 4 bewezenverklaarde handelen van verdachte rechtstreeks schade heeft geleden. Verdachte is tot vergoeding van die schade gehouden zodat de vordering zal worden toegewezen.
Om te bevorderen dat de schade door verdachte wordt vergoed, zal het hof de maatregel van artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht opleggen op de hierna te noemen wijze.
Toepasselijke wettelijke voorschriften
Deze voorschriften zijn toegepast, zoals zij golden ten tijde van het bewezenverklaarde.
BESLISSING
Het hof:
Vernietigt het vonnis waarvan beroep en doet opnieuw recht:
Verklaart niet bewezen dat de verdachte het onder 5 ten laste gelegde heeft begaan en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart zoals hiervoor overwogen bewezen dat de verdachte het onder 1, 2, 3 en 4 ten laste gelegde heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven is bewezen verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart het onder 1, 2, 3 en 4 bewezen verklaarde strafbaar, kwalificeert dit als hiervoor vermeld en verklaart de verdachte strafbaar.
Veroordeelt de verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van 1 (een) jaar.
Beveelt dat de tijd die door de verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in enige in artikel 27, eerste lid, of artikel 27a van het Wetboek van Strafrecht bedoelde vorm van voorarrest is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering zal worden gebracht, voor zover die tijd niet reeds op een andere straf in mindering is gebracht.
Gelast dat de verdachte ter beschikking wordt gesteld en beveelt dat hij van overheidswege zal worden verpleegd.
Verklaart verbeurd de in beslag genomen, nog niet teruggegeven voorwerpen, te weten:
een mobiele telefoon, merk Samsung Gt-I9100.
Beveelt de onttrekking aan het verkeer van het in beslag genomen, nog niet teruggegeven voorwerp, te weten: een USB-stick.
Gelast de teruggave aan de verdachte van het in beslag genomen, nog niet teruggegeven voorwerp, te weten: een mobiele telefoon, merk Samsung Gt-e1080w, en een simkaart, merk Hema.
Vordering van de benadeelde partij [benadeelde]
Wijst toe de vordering tot schadevergoeding van de benadeelde partij [benadeelde] ter zake van het onder 1 bewezen verklaarde tot het bedrag van € 500,00 (vijfhonderd euro) ter zake van immateriële schade, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf de hierna te noemen aanvangsdatum tot aan de dag der voldoening.
Verwijst de verdachte in de door de benadeelde partij gemaakte en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken kosten, tot aan de datum van deze uitspraak begroot op nihil.
Legt aan de verdachte de verplichting op om aan de Staat, ten behoeve van het slachtoffer, genaamd [benadeelde] , ter zake van het onder 1 bewezen verklaarde een bedrag te betalen van € 500,00 (vijfhonderd euro) als vergoeding voor immateriële schade, bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door 10 (tien) dagen hechtenis, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf de hierna te noemen aanvangsdatum tot aan de dag der voldoening, met dien verstande dat de toepassing van die hechtenis de verplichting tot schadevergoeding aan de Staat ten behoeve van het slachtoffer niet opheft.
Bepaalt dat indien en voor zover de verdachte aan een van beide betalingsverplichtingen heeft voldaan, de andere vervalt.
Bepaalt de aanvangsdatum van de wettelijke rente voor de immateriële schade op 1 januari 2017.
Aldus gewezen door
mr. A. van Holten, voorzitter,
mr. J. Dolfing en mr. H.K. Elzinga, raadsheren,
in tegenwoordigheid van mr. J. Brink, griffier,
en op 29 juni 2018 ter openbare terechtzitting uitgesproken.
Mr. H.K. Elzinga is buiten staat dit arrest mede te ondertekenen.