NJ 2019/107
Verordening Rome II. Bepaling van bijzonder dwingend recht in de zin van art. 16; regel van Unierecht inzake het toepasselijke recht in de zin van art. 27.
HvJ EU 31-01-2019, ECLI:EU:C:2019:84 (Da Silva Martins)
- Instantie
Hof van Justitie van de Europese Unie
- Datum
31 januari 2019
- Magistraten
C. Toader, A. Rosas, M. Safjan
- Zaaknummer
C-149/18
- Conclusie
A-G H. Saugmandsgaard Øe
- Noot
Red. Aant.
- Roepnaam
Da Silva Martins
- Folio weergave
- Deze functie is alleen te gebruiken als je bent ingelogd.
- JCDI
JCDI:ADS31498:1
- Vakgebied(en)
Internationaal privaatrecht / Algemeen
Verbintenissenrecht / Overeenkomst
- Brondocumenten
ECLI:EU:C:2019:84, Uitspraak, Hof van Justitie van de Europese Unie, 31‑01‑2019
- Wetingang
Essentie
Verzoek om een prejudiciële beslissing krachtens art. 267 VWEU, ingediend door de Tribunal da Relação de Lisboa (rechter in tweede aanleg Lissabon, Portugal) bij beslissing van 20 december 2017.
Verordening Rome II. Bepaling van bijzonder dwingend recht in de zin van art. 16; regel van Unierecht inzake het toepasselijke recht in de zin van art. 27.
Samenvatting
1) Art. 16 Verordening Rome II moet aldus worden uitgelegd dat een nationale bepaling als die in het hoofdgeding, volgens welke de verjaringstermijn voor een vordering tot vergoeding van de schade als gevolg van een ... Verder lezen? Log in om dit document te bekijken.