NJF 2019/355
Procesrecht. De vordering tot vrijwaring kan in dit geval niet worden onderbouwd met verwijzing naar (nog) anonieme borgen. Overigens incident afgewezen wegens vertraging door de incidententrein.
Rb. Den Haag 15-05-2019, ECLI:NL:RBDHA:2019:4890
- Instantie
Rechtbank Den Haag
- Datum
15 mei 2019
- Magistraten
Mr. L. Alwin
- Zaaknummer
C/09/528398 / HA ZA 17-273
- Folio weergave
- Deze functie is alleen te gebruiken als je bent ingelogd.
- Vakgebied(en)
Burgerlijk procesrecht / Algemeen
- Brondocumenten
ECLI:NL:RBDHA:2022:8273, Uitspraak, Rechtbank Den Haag, 17‑08‑2022
ECLI:NL:RBDHA:2022:7684, Uitspraak, Rechtbank Den Haag, 27‑07‑2022
ECLI:NL:RBDHA:2021:3142, Uitspraak, Rechtbank Den Haag, 31‑03‑2021
ECLI:NL:RBDHA:2021:2532, Uitspraak, Rechtbank Den Haag, 17‑03‑2021
ECLI:NL:RBDHA:2019:10185, Uitspraak, Rechtbank Den Haag, 02‑10‑2019
ECLI:NL:RBDHA:2019:6005, Uitspraak, Rechtbank Den Haag, 12‑06‑2019
ECLI:NL:RBDHA:2019:4890, Uitspraak, Rechtbank Den Haag, 15‑05‑2019
ECLI:NL:RBDHA:2018:13141, Uitspraak, Rechtbank Den Haag, 12‑09‑2018
- Wetingang
Art. 208 lid 3, 210 Rv
Essentie
Procesrecht. De vordering tot vrijwaring kan in dit geval niet worden onderbouwd met verwijzing naar (nog) anonieme borgen. Overigens incident afgewezen wegens vertraging door de incidententrein.
Samenvatting
In deze IE-zaak wil gedaagde (potentiële inbreukmaker) afnemers van (inbreukmakende) producten in vrijwaring doen dagvaarden zonder (nu) de namen van die borgen te noemen. De incidentele vordering wordt afgewezen omdat op die manier niet voldoende is gesteld wat de rechtsverhouding tussen de (potentiële) inbreukmaker en de borg is. Het vrijwaringsincident met betrekking tot een genoemde waarborg wordt afgewezen in verband met het belang van eiser bij voortgang van de procedure (er ... Verder lezen? Log in om dit document te bekijken.