Tegen de desbetreffende vonnissen is hoger beroep ingesteld. De voorzitter van het gerechtshof te 's-Gravenhage heeft in geen van de zaken verlof verleend voor een behandeling in hoger beroep, omdat het appel steeds te laat was ingesteld, zodat, aldus het hof, het hoger beroep in alle drie de gevallen slechts niet-ontvankelijk zou kunnen worden verklaard. De drie (identieke) beschikkingen van de voorzitter van het hof dateren van 19 december 2011.
HR, 23-10-2012, nr. 12/00208 H
ECLI:NL:HR:2012:BX6938
- Instantie
Hoge Raad (Strafkamer)
- Datum
23-10-2012
- Zaaknummer
12/00208 H
- Conclusie
Mr. Aben
- LJN
BX6938
- Vakgebied(en)
Strafrecht algemeen (V)
Strafprocesrecht (V)
- Brondocumenten en formele relaties
ECLI:NL:PHR:2012:BX6938, Conclusie, Hoge Raad (Advocaat-Generaal), 23‑10‑2012
Arrest Hoge Raad: ECLI:NL:HR:2012:BX6938
ECLI:NL:HR:2012:BX6938, Uitspraak, Hoge Raad (Strafkamer), 23‑10‑2012; (Herziening)
Conclusie: ECLI:NL:PHR:2012:BX6938
- Vindplaatsen
SR-Updates.nl 2012-0206
Conclusie 23‑10‑2012
Mr. Aben
Partij(en)
Nr. 12/00208 H
Mr. Aben
Zitting 28 augustus 2012
Conclusie inzake:
[Aanvrager]
1.
In deze zaak wordt herziening gevraagd van drie vonnissen die de kantonrechter in de Rechtbank Rotterdam op 16 december 2010 bij verstek heeft gewezen. De aanvrager van herziening is bij die vonnissen telkens veroordeeld wegens "overtreding van het bepaalde in artikel 30 lid 2 Wet aansprakelijkheidsverzekering motorrijtuigen"; steeds tot een geldboete van euro 450,-, subsidiair negen dagen hechtenis. Alle drie de vonnissen zijn onherroepelijk geworden.1.
2.
De aanvrager heeft zelf herziening gevraagd van de onherroepelijke vonnissen van de kantonrechter.
3.
De aanvrager is (driemaal) veroordeeld, omdat zijn personenauto met het kenteken [AA-00-BB] op respectievelijk de pleegdata 25 maart 2009,2. 15 juli 20093. en 4 november 20094. niet overeenkomstig de Wet aansprakelijkheidsverzekering motorrijtuigen zou zijn verzekerd. De aanvrage berust op de stelling dat de betreffende auto op de genoemde pleegdata wel verzekerd was.
4.
Ter onderbouwing van deze stelling is bij de aanvraag een aantal stukken overgelegd. Een van die stukken betreft een verklaring ex art. 34 WAM, afgegeven op 12 november 2010 door [A] B.V., inhoudende dat voor het motorvoertuig voorzien van het kenteken [AA-00-BB] een verzekering van kracht was die op 25 maart 2009 aan door of krachtens de WAM gestelde eisen voldeed. De verklaring vermeldt voorts de naam van de verzekeraar en het polisnummer. Hoewel dit stuk is afgegeven voordat de kantonrechter uitspraak deed,5. is niet gebleken dat de kantonrechter tijdens het onderzoek ter terechtzitting met dit stuk bekend was.6. Ik wijs er in dit verband op dat de aanvrager niet ter terechtzitting van 16 december 2010 is verschenen. Nu aan de inhoud van de art. 34 WAM-verklaring het ernstige vermoeden valt te ontlenen dat de kantonrechter, als hij daarmee wél bekend was geweest, de aanvrager in de zaak met parketnummer 96-045113-10 van het hem tenlastegelegde zou hebben vrijgesproken, zal de aanvrage voorzover die dus betrekking heeft op pleegdatum 25 maart 2009 gegrond moeten worden verklaard.7.
5.
Ten aanzien van de veroordelingen met betrekking tot de pleegdata 15 juli 2009 en 4 november 2009 geldt dat daarvoor geen verklaringen ex art. 34 WAM aan de herzieningsaanvrage ten grondslag zijn gelegd. Wel heeft aanvrager een aan hem gerichte brief van de officier van justitie overgelegd. In die brief, die dateert van 23 december 2010, staat onder meer het volgende:
"De strafzaken 96.116786.10 en 96.123538.10 zijn op 16 december 2010 ter zitting behandeld. In deze zaken bent u met verstek veroordeeld.
Op 17 december 2010 heb ik van het CJIB een tweetal correctieverzoeken ontvangen. Deze correctieverzoeken waren ten tijde van de behandeling ter terechtzitting niet in het dossier gevoegd. Deze documenten geven aanleiding om de strafzaken te herzien.
Gelet op lopende termijnen raad ik u aan om zo spoedig mogelijk hoger beroep in te dienen.
Hierbij kunt u mijn schrijven en daarbij behorende bijlagen gebruiken als bewijsmiddel."
6.
Om wat voor bijlagen het gaat, is mij niet duidelijk.8. Dat laat onverlet dat uit de inhoud van deze brief mijns inziens kan worden afgeleid dat de aanvrager voor het aan hem in de zaken met parketnummer 96.116786.10 en 96.123538.10 tenlastegelegde ten onrechte is veroordeeld, omdat - zo lees ik de brief van de officier van justitie - naderhand is gebleken dat de auto van de aanvrager op de pleegdata 15 juli 2009 en 4 november 2009 wél overeenkomstig de WAM was verzekerd. Ik heb mijzelf nog de vraag gesteld of het bewijs dat een voertuig overeenkomstig de WAM is verzekerd enkel middels een verklaring ex art. 34 WAM kan worden geleverd. Uit HR 17 april 2012, LJN: BW2974, leid ik af dat dat niet het geval is. Naar aanleiding van de in die zaak ingediende herzieningsaanvrage oordeelde de Hoge Raad in rov. 3.3. als volgt:
"De bij de aanvrage overgelegde brief kan niet worden aangemerkt als een verklaring als bedoeld in art. 34, tweede lid, WAM, inhoudende een verklaring van de verzekeraar dat de aansprakelijkheid voor het motorrijtuig, waarmee het tenlastegelegde feit was gepleegd, ten tijde van het tenlastegelegde feit was gedekt door een verzekering overeenkomstig deze wet. Ook overigens kan uit de inhoud van de overgelegde brief niet worden afgeleid dat op 11 december 2009 voor het onderhavige motorrijtuig een verzekering overeenkomstig de WAM van kracht was. (cursivering toegevoegd; DA)"
Ook naar mijn inzicht is er geen afdoende reden om de mogelijkheid van bewijs van de aansprakelijkheidsverzekering te beperken tot de bekende verklaring ex art. 34 WAM. Dat bewijs kan uiteraard op allerlei manieren geleverd worden.
7.
Aan de inhoud van de hierboven bedoelde brief van de officier van justitie valt naar mijn mening dus het ernstige vermoeden te ontlenen dat de kantonrechter, als hij daarmee wél bekend was geweest, de aanvrager in de zaken met parketnummer 96-116786-10 en 96-123538-10 van het hem tenlastegelegde zou hebben vrijgesproken.
De mededelingen van het CJIB van 18 november 2010 (bijlage genummerd 2 en 3) geven trouwens ernstig te denken. Niet alleen kan daaruit worden afgeleid dat de aanvrager was verzekerd op 3 december 2008 en 16 juni 2010, het vermoeden rijst dat er meer mis is met de registratie van de aansprakelijkheidsverzekering van de aanvrager dan met de verzekering zelf.
De aanvrage zal daarom ook voorzover die betrekking heeft op de pleegdata 15 juli 2009 en 4 november 2009 gegrond moeten worden verklaard.
8.
Deze conclusie strekt ertoe dat de Hoge Raad de aanvrage gegrond zal verklaren, de opschorting of schorsing van de tenuitvoerlegging van het gewijsde zal bevelen en de zaken zal verwijzen naar een gerechtshof dat van de betreffende zaken nog geen kennis heeft genomen, opdat de zaken zullen worden behandeld en afgedaan op de wijze als in art. 467 lid 1 Sv is voorzien.
De procureur-generaal
bij de Hoge Raad der Nederlanden
Voetnoten
Voetnoten Conclusie 23‑10‑2012
Deze pleegdatum stond centraal in de zaak met parketnummer 96-045113-10.
Deze pleegdatum stond centraal in de zaak met parketnummer 96-116786-10.
Deze pleegdatum stond centraal in de zaak met parketnummer 96-123538-10.
De art. 34 WAM-verklaring is op 12 november 2010 afgegeven, terwijl de uitspraak van de kantonrechter (in de zaak met parketnummer 96-045113-10) van 16 december 2010 dateert.
De zaak met parketnummer 96-045113-10 is tweemaal ter zitting behandeld. Op de eerste zitting van 22 september 2010 is aanvrager verschenen. Aanvrager heeft zich bij die gelegenheid op het standpunt gesteld dat zijn auto 'van 19-11-2008 tot 19-12-2009' verzekerd was, dus ook op pleegdatum 25 maart 2009. De pleitaantekeningen van de hand van aanvrager zijn aan het proces-verbaal van de zitting van 22 september 2010 gehecht. Uit dat proces-verbaal blijkt voorts dat de kantonrechter de behandeling van de zaak vervolgens voor onbepaalde tijd heeft aangehouden teneinde aanvrager in de gelegenheid te stellen een WAM verklaring op te vragen bij de RDW. Op de tweede zitting, die van 16 december 2010, is aanvrager niet verschenen (terwijl hem de dagvaarding voor die zitting op 22 oktober 2010 in persoon was uitgereikt) en is hij bij verstek veroordeeld.
Vlg. onder meer: HR 20 december 2011, LJN: BT8966 en HR 26 oktober 2010, LJN: BO1732
Die zijn volgens mij niet aan de herzieningsaanvrage gehecht. De overige stukken die wel aan de herzieningsaanvrage zijn gehecht hebben immers betrekking op andere pleegdata. Zo wordt in bijlage 3 gesproken van 'controledatum 16 juni 2010' en in bijlage 2 van 'controledatum 3 december 2008'. Op beide voornoemde data zou de auto met kenteken [AA-00-BB] wel overeenkomstig de WAM verzekerd zijn geweest.
Uitspraak 23‑10‑2012
Inhoudsindicatie
Herziening. Aanvrage gegrond.
23. oktober 2012
Strafkamer
nr. S 12/00208 H
Hoge Raad der Nederlanden
Arrest
op een aanvraag tot herziening van in kracht van gewijsde gegane vonnissen van de Kantonrechter in de Rechtbank Rotterdam van 16 december 2010, nummers 96/045113-10, 96/116786-10 en 96/123538-10, ingediend door:
[Aanvrager], geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1958, wonende te [woonplaats].
- 1.
De uitspraken waarvan herziening is gevraagd
De Kantonrechter heeft de aanvrager telkens ter zake van "overtreding van het bepaalde in artikel 30 lid 2 Wet aansprakelijkheidsverzekering motorrijtuigen", gepleegd op onderscheidenlijk 25 maart 2009 (parketnummer 96/045113-10), 15 juli 2009 (parketnummer 96/116786-10) en 4 november 2009 (parketnummer 96/123538-10) en telkens met betrekking tot het motorrijtuig met kenteken [AA-00-BB], veroordeeld tot een geldboete van € 450,-, subsidiair 9 dagen hechtenis.
- 2.
De aanvraag tot herziening
- 2.1.
De aanvraag tot herziening is aan dit arrest gehecht en maakt daarvan deel uit.
- 2.2.
De aanvraag berust op de stelling dat sprake is van een gegeven als bedoeld in art. 457, eerste lid aanhef en onder c, Sv, aangezien uit de aan de aanvraag gehechte bescheiden blijkt dat op voornoemde pleegdata voor het motorrijtuig met het kenteken [AA-00-BB] wel een verzekering overeenkomstig de WAM van kracht was.
- 3.
De conclusie van de Advocaat-Generaal
De Advocaat-Generaal Aben heeft geconcludeerd dat de Hoge Raad de aanvraag gegrond zal verklaren, voor zover nodig de opschorting of schorsing van de tenuitvoerlegging van de gewijsden zal bevelen en de zaken zal verwijzen naar een gerechtshof dat van de betreffende zaken nog geen kennis heeft genomen, opdat de zaken zullen worden behandeld en afgedaan op de wijze als in art. 467, eerste lid, (oud) Sv is voorzien.
- 4.
Beoordeling van de aanvraag
Op de door de Advocaat-Generaal in zijn conclusie vermelde gronden moet het in de aanvraag aangevoerde worden aangemerkt als een gegeven als bedoeld in art. 457, eerste lid aanhef en onder c, Sv.
- 5.
Beslissing
De Hoge Raad:
verklaart de aanvraag tot herziening gegrond;
beveelt voor zover nodig de opschorting of schorsing van de tenuitvoerlegging van:
- a)
het vonnis van de Kantonrechter in de Rechtbank Rotterdam van 16 december 2010 met parketnummer 96/045113-10;
- b)
het vonnis van de Kantonrechter in de Rechtbank Rotterdam van 16 december 2010 met parketnummer 96/116786-10;
- c)
het vonnis van de Kantonrechter in de Rechtbank Rotterdam van 16 december 2010 met parketnummer 96/123538-10;
verwijst de zaken naar het Gerechtshof te 's-Gravenhage, opdat de zaken op de voet van art. 472, tweede lid, Sv opnieuw zullen worden behandeld en afgedaan.
Dit arrest is gewezen door de vice-president A.J.A. van Dorst als voorzitter, en de raadsheren B.C. de Savornin Lohman en Y. Buruma, in bijzijn van de waarnemend griffier E. Schnetz, en uitgesproken op 23 oktober 2012.