HR, 17-04-2012, nr. 11/04447 H
ECLI:NL:HR:2012:BW2974
- Instantie
Hoge Raad (Strafkamer)
- Datum
17-04-2012
- Zaaknummer
11/04447 H
- LJN
BW2974
- Vakgebied(en)
Strafrecht algemeen (V)
Strafprocesrecht (V)
- Brondocumenten en formele relaties
ECLI:NL:HR:2012:BW2974, Uitspraak, Hoge Raad (Strafkamer), 17‑04‑2012; (Herziening)
- Vindplaatsen
Uitspraak 17‑04‑2012
Inhoudsindicatie
Herziening.
Partij(en)
17 april 2012
Strafkamer
nr. S 11/04447 H
Hoge Raad der Nederlanden
Arrest
op een aanvrage tot herziening van een in kracht van gewijsde gegaan vonnis van de Kantonrechter in de Rechtbank te 's-Hertogenbosch van 25 juli 2011, nummer 96/083955-10, ingediend door mr. F. Üzümcü, advocaat te 's-Gravenhage, namens:
[Aanvrager], geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1973, wonende te [woonplaats].
1. De uitspraak waarvan herziening is gevraagd
De Kantonrechter heeft de aanvrager ter zake van overtreding van art. 30, vierde lid, Wet aansprakelijkheidsverzekering motorrijtuigen (WAM), gepleegd op 11 december 2009 met het motorrijtuig voorzien van het kenteken [AA-00-BB], veroordeeld tot een geldboete van € 550,-, subsidiair elf dagen hechtenis met ontzegging van de bevoegdheid motorrijtuigen te besturen voor de duur van vier maanden.
2. De aanvrage tot herziening
De aanvrage tot herziening is aan dit arrest gehecht en maakt daarvan deel uit.
3. Beoordeling van de aanvrage
3.1.
Als grondslag voor een herziening kunnen, voor zover hier van belang, krachtens het eerste lid, aanhef en onder 2° van art. 457 Sv slechts dienen een of meer door een opgave van bewijsmiddelen gestaafde omstandigheden van feitelijke aard die bij het onderzoek op de terechtzitting niet zijn gebleken en die het ernstig vermoeden wekken dat, waren zij bekend geweest, het onderzoek der zaak zou hebben geleid hetzij tot vrijspraak van de veroordeelde, hetzij tot ontslag van rechtsvervolging, hetzij tot niet-ontvankelijkverklaring van het openbaar ministerie, hetzij tot toepasselijkverklaring van een minder zware strafbepaling.
3.2.
De aanvrage berust op de stelling dat sprake is van zo een omstandigheid. Daartoe is aangevoerd dat uit de bij de aanvrage overgelegde brief van [A] van 17 augustus 2011 blijkt dat op 11 december 2009 voor het onderhavige motorrijtuig een verzekering overeenkomstig de WAM van kracht was. Deze brief houdt in:
"Geachte [aanvrager],
Hierbij mijn brief waarin aangegeven is dat er door de verzekeraar 5 schadevrije jaren zijn overgenomen, opgegeven door de oude verzekeraar.
Dit doen ze uitsluitend als er premie is betaald en dus aaneensluitende dekking is geweest.
(...)
Oude gegevens Nieuwe gegevens
Dekking Bestelauto WA/Extra Bestelauto
WA/Extra
Merk/type VW Transporter VW Transporter
Kenteken/bouwjaar[AA-00-BB] 2008 [AA-00-BB] 2008
(...)
Ingangsdatum wijziging 01/10/2010."
3.3.
De bij de aanvrage overgelegde brief kan niet worden aangemerkt als een verklaring als bedoeld in art. 34, tweede lid, WAM, inhoudende een verklaring van de verzekeraar dat de aansprakelijkheid voor het motorrijtuig, waarmee het tenlastegelegde feit was gepleegd, ten tijde van het tenlastegelegde feit was gedekt door een verzekering overeenkomstig deze wet. Ook overigens kan uit de inhoud van de overgelegde brief niet worden afgeleid dat op 11 december 2009 voor het onderhavige motorrijtuig een verzekering overeenkomstig de WAM van kracht was.
3.4.
Uit het vorenoverwogene vloeit voort dat de aanvrage kennelijk ongegrond is, zodat als volgt moet worden beslist.
4. Beslissing
De Hoge Raad wijst de aanvrage tot herziening af.
Dit arrest is gewezen door de vice-president W.A.M. van Schendel als voorzitter, en de raadsheren W.F. Groos en J. Wortel, in bijzijn van de waarnemend griffier S.C. Rusche, en uitgesproken op 17 april 2012.