NJB 2017/1868:Belediging van een ambtenaar gedurende of ter zake van de rechtmatige uitoefening van zijn bediening, 266 lid 1 jo. 267 aanhef en onder 2e Sr: de in art. 267 Sr voorziene strafverhoging komt uitsluitend in aanmerking indien tussen de belediging en de uitoefening van de bediening een temporeel verband bestaat dan wel de belediging met betrekking tot de uitoefening van de bediening is gedaan. Voormelde relatie moet betrekking hebben niet op de enkele hoedanigheid van de ambtenaar maar op de uitoefening van zijn bediening. In casu is daarom sprake van een onjuiste uitleg door het hof van art. 267 Sr