HR, 21-02-2023, nr. 21/02277
ECLI:NL:HR:2023:273
- Instantie
Hoge Raad
- Datum
21-02-2023
- Zaaknummer
21/02277
- Vakgebied(en)
Strafrecht algemeen (V)
- Brondocumenten en formele relaties
ECLI:NL:HR:2023:273, Uitspraak, Hoge Raad, 21‑02‑2023; (Artikel 81 RO-zaken, Cassatie)
In cassatie op: ECLI:NL:GHARL:2021:5029
- Vindplaatsen
Uitspraak 21‑02‑2023
Inhoudsindicatie
Rijden onder invloed van alcohol en cocaïne, art. 8.5 WVW 1994. Bloedonderzoek, strikte waarborgen. Behoort termijn van 2 weken a.b.i. art. 16.1 Besluit alcohol, drugs en geneesmiddelen in het verkeer tot stelsel van strikte waarborgen en is afgenomen bloed “zo spoedig mogelijk” bezorgd bij laboratorium a.b.i. art. 13.1.d Besluit? HR: art. 81.1 RO.
Partij(en)
HOGE RAAD DER NEDERLANDEN
STRAFKAMER
Nummer 21/02277
Datum 21 februari 2023
ARREST
op het beroep in cassatie tegen een arrest van het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden van 26 mei 2021, nummer 21-006175-19, in de strafzaak
tegen
[verdachte] ,
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1992,
hierna: de verdachte.
1 Procesverloop in cassatie
Het beroep is ingesteld door de verdachte. Namens deze heeft M. Berndsen, advocaat te Amsterdam, bij schriftuur een cassatiemiddel voorgesteld. De schriftuur is aan dit arrest gehecht en maakt daarvan deel uit.
De advocaat-generaal B.F. Keulen heeft geconcludeerd tot verwerping van het beroep.
2 Beoordeling van het cassatiemiddel
De Hoge Raad heeft de klachten over de uitspraak van het hof beoordeeld. De uitkomst hiervan is dat deze klachten niet kunnen leiden tot vernietiging van die uitspraak. De Hoge Raad hoeft niet te motiveren waarom hij tot dit oordeel is gekomen. Bij de beoordeling van deze klachten is het namelijk niet nodig om antwoord te geven op vragen die van belang zijn voor de eenheid of de ontwikkeling van het recht (zie artikel 81 lid 1 van de Wet op de rechterlijke organisatie).
3 Beslissing
De Hoge Raad verwerpt het beroep.
Dit arrest is gewezen door de vice-president J. de Hullu als voorzitter, en de raadsheren A.L.J. van Strien en M.J. Borgers, in bijzijn van de waarnemend griffier S.P.J. Lugtenburg, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 21 februari 2023 .