Einde inhoudsopgave
Warenwetregeling containers
Artikel 4
Geldend
Geldend vanaf 01-01-2015
- Bronpublicatie:
10-12-2014, Stcrt. 2014, 36339 (uitgifte: 18-12-2014, regelingnummer: 2014-0000180143)
- Inwerkingtreding
01-01-2015
- Bronpublicatie inwerkingtreding:
10-12-2014, Stcrt. 2014, 36339 (uitgifte: 18-12-2014, regelingnummer: 2014-0000180143)
- Vakgebied(en)
Agrarisch recht (V)
Vervoersrecht / Bijzondere onderwerpen
Gezondheidsrecht / Voedsel- en warenkwaliteit
Bestuursrecht algemeen / Toezicht
Informatierecht / Reclame
1.
Bij de hefbeproeving wordt de container op zodanige wijze opgehesen, dat er zo weinig mogelijk versnellingskrachten ontstaan. Daarna wordt de container gedurende vijf minuten opgehesen gehouden of ondersteund en vervolgens op de begane grond geplaatst.
2.
Een container die ingericht is om te worden gehesen aan zijn hoekstukken, wordt bij de herbeproeving:
- a.
in geval van hijsen aan de bovenhoekstukken:
- 1°
bij een nominale lengte van de container tot en met 3000 mm op zodanige wijze onderworpen aan de hijskrachten op de vier bovenhoekstukken, dat de hoek tussen elk deel van de hijsinrichting en de vertikaal 30° bedraagt, en
- 2°
bij een nominale lengte van de container van meer dan 3000 mm onderworpen aan vertikale hijskrachten op de vier bovenhoekstukken;
- b.
in geval van hijsen aan de bodemhoekstukken op zodanige wijze onderworpen aan de hijskrachten, dat de delen van de hijsinrichting slechts op die bodemhoekstukken uitwerking hebben. De hijskrachten moeten worden uitgeoefend onder een hoek met het horizontale vlak van:
60° bij een nominale lengte van de container van minder dan 6000 mm,
45° bij een nominale lengte van de container van 6000 mm tot 9000 mm,
37° bij een nominale lengte van de container van 9000 mm tot 12000 mm,
30° bij een nominale lengte van de container van 12000 mm of meer.
3.
Een container die ingericht is om te worden opgehesen met behulp van lepels in sleuven, wordt bij de hefbeproeving geplaatst op staven die zich in één horizontaal vlak bevinden en waarvan de breedte overeenstemt met die van de voor het heffen van een beladen container te gebruiken lepels. De container moet zodanig worden geplaatst, dat in elke lepelsleuf een staaf gestoken is over een afstand van 75% van de lengte van de sleuf.
4.
Een container die ingericht is om te worden opgehesen met behulp van grijparmen, wordt bij de hefbeproeving met elk van de aangrijpingspunten geplaatst op steunblokken waarvan de bovenzijden zich in één horizontaal vlak bevinden en waarvan de afmetingen overeenstemmen met die van de aangrijpingspunten.
5.
Gedurende de hefbeproeving moet de container gelijktijdig onderworpen zijn aan de belastingen overeenkomstig de hierna volgende tabel:
kolom 1 | kolom 2 |
---|---|
container als bedoeld in het: | een zodanige inwendige, gelijkmatig verdeelde, belasting dat de totale massa van de container en de beproevingsbelasting gelijk is aan: |
tweede lid | 2 R |
derde lid | 1,25 R |
vierde lid | 1,25 R |
Bij een tankcontainer wordt, indien de totale massa van de container en de inwendig aangebrachte beproevingsbelasting minder is dan 2R, een aanvullende belasting verdeeld over de lengte van de tank op de container aangebracht.
6.
Een container die ingericht is om in beladen toestand te worden opgehesen of opgeheven volgens een methode, anders dan bedoeld in het tweede, derde of vierde lid, moet tevens worden onderworpen aan een inwendige belasting en aan uitwendig uitgeoefende krachten, welke de aan die methode eigen versnellingskrachten typeren.
Bij een tankcontainer wordt, indien de totale massa van de container en de inwendig aangebrachte beproevingsbelasting minder is dan de totale massa zoals aangegeven in kolom 2, een aanvullende belasting verdeeld over de lengte van de tank op de container aangebracht.