Einde inhoudsopgave
Derdenbeslag (BPP nr. I) 2003/5.1.1
5.1.1 Inleiding
Mr. L.P. Broekveldt, datum 31-03-2003
- Datum
31-03-2003
- Auteur
Mr. L.P. Broekveldt
- JCDI
JCDI:ADS393303:1
- Vakgebied(en)
Burgerlijk procesrecht (V)
Voetnoten
Voetnoten
Onder het huidige recht is de wettelijke verklaringsplicht ongeclausuleerd, en zal bij niet-nakoming ervan zonder meer kunnen leiden tot de procedure als bedoeld in art. 477a lid 1. Zo komt de derde-beslagene bijv. geen beroep toe op een (contractuele of wettelijke) geheimhoudingsplicht, zodat hij zich niet van het afleggen van Verklaring zal kunnen 'verschonen' (zie daarover § 5.3.3.5).
Art. 745 (oud) bood de derde-beslagene de mogelijkheid het 'doen der verklaring tegen te spreken', indien hij meende daartoe 'wettige gronden te hebben'. Een dergelijke bepaling is in het huidige recht niet overgenomen.
207. In de hoofdstukken 3 en 4 is uitvoerig aandacht besteed aan de rechtspositie van de beslaglegger en die van de beslagdebiteur. Getracht is in die hoofdstukken, uitgaande van een reeds gelegd of nog te leggen executoriaal derdenbeslag, zo volledig mogelijk de diverse problemen en vragen van met name beslag- en materieelrechtelijke maar ook praktische aard in kaart te brengen, waarmee zowel de beslaglegger als de beslagdebiteur, ieder voor zich maar óók in hun verhouding tot derden die menen rechten op de beslagen vordering te hebben (zoals een pandhouder, cessionaris of vruchtgebruiker), geconfronteerd kan worden. Daarbij is telkens ook onderzocht, welke rechten en bevoegdheden de beslaglegger en beslagdebiteur kunnen ontlenen aan de wettelijke regeling van het derdenbeslag, alsmede welke verplichtingen uit hoofde daarvan op hen worden gelegd. Onvermijdelijk is in deze hoofdstukken op tal van plaatsen ook reeds (de positie van) de derde-beslagene aan de orde gekomen. In dit hoofdstuk zal de rechtspositie van de derde-beslagene (hierna ook 'derde' te noemen) centraal komen te staan: het derdenbeslag zal nu met name vanuit zijn positie worden bezien. Dat zal uiteraard in de eerste plaats gebeuren in het kader van de Verklaring, die de derde ingevolge de art. 476a en 476b verplicht1 is af te leggen, hetgeen onder het oude recht enigszins anders lag.2 Met deze verklaringsplicht komt dit nogal omvangrijke hoofdstuk tevens te staan in de sleutel van de rechtsverhouding, die dáárdoor tussen beslaglegger en derde ontstaat, waarvan de verschillende procedures die door de beslaglegger gevoerd kunnen worden een belangrijk deel zullen uitmaken. Een en ander geldt tevens voor de verweren die de derde op zijn beurt aan zijn rechtsverhouding tot de beslagdebiteur kan ontlenen, en die hij met name ook aan de beslaglegger kan tegenwerpen. Aldus zullen in dit hoofdstuk twee belangrijke kanten van het derdenbeslag aan de orde komen, namelijk de rechten, bevoegdheden en verplichtingen van de derde-beslagene jegens de beslaglegger en die jegens de beslagdebiteur, die vervolgens in hun onderlinge samenhang de reikwijdte van de verhaalsmogelijkheden van de beslagleggende schuldeiser bepalen.