NJ 1932, p. 430
Poging tot afdreiging. Plaats, waar het feit is begaan. Beteekenis van afzien v. h. verhoor v. e. getuige.
HR 17-07-1931, ECLI:NL:HR:1931:62
- Instantie
Hoge Raad (Strafkamer)
- Datum
17 juli 1931
- Magistraten
Mrs. Segers, Van Woudenberg Hamstra, de Menthon Bake, Fick en Nypels
- Zaaknummer
[17071931/NJ_1932,_p._430]
- Folio weergave
- Deze functie is alleen te gebruiken als je bent ingelogd.
- JCDI
JCDI:ADS128624:1
- Vakgebied(en)
Archief (V)
- Brondocumenten
ECLI:NL:HR:1931:62, Uitspraak, Hoge Raad (Strafkamer), 17‑07‑1931
- Wetingang
Essentie
Poging tot afdreiging. Plaats, waar het feit is begaan. Beteekenis van afzien v. h. verhoor v. e. getuige.
Samenvatting
Het ontbreken van de woorden „te 's Gravenhage" in den aanhef van de bewezenverklaring — welke overigens gelijkluidend is met den aanhef van de telastlegging — moet kennelijk aan een vergissing worden geweten, immers uit de bewijsmiddelen volgt duidelijk, dat het telastgelegde en bewezenverklaarde feit werd gepleegd te 's Gravenhage en nergens anders.
Met de in het proces-verbaal van 's Hofs zitting voorkomende zinsnede: „Met toestemming van den Proc.-Gen., van verdachte en diens raadsman ziet het Hof af van ... Verder lezen? Log in om dit document te bekijken.