Einde inhoudsopgave
Richtlijn 2014/90/EU inzake uitrusting van zeeschepen en tot intrekking van Richtlijn 96/98/EG van de Raad
Artikel 32 Vrijstellingen in uitzonderlijke omstandigheden
Geldend
Geldend vanaf 17-09-2014
- Bronpublicatie:
23-07-2014, PbEU 2014, L 257 (uitgifte: 28-08-2014, regelingnummer: 2014/90/EU)
- Inwerkingtreding
17-09-2014
- Bronpublicatie inwerkingtreding:
23-07-2014, PbEU 2014, L 257 (uitgifte: 28-08-2014, regelingnummer: 2014/90/EU)
- Vakgebied(en)
Vervoersrecht / Zeevervoer
Bestuursrecht algemeen / Toezicht
1.
Als uitrusting van zeeschepen moet worden vervangen in een haven buiten de Unie en het vanwege de termijnen en kosten redelijkerwijs niet haalbaar is om uitrusting te plaatsen die voorzien is van de stuurwielmarkering, mag in uitzonderlijke omstandigheden die ten genoegen van de instantie van de vlaggenstaat naar behoren worden gerechtvaardigd, overeenkomstig de leden 2 tot en met 4 andere uitrusting van zeeschepen aan boord worden geplaatst.
2.
De uitrusting van zeeschepen die aan boord wordt geplaatst, wordt vergezeld van documentatie die is afgegeven door een lidstaat van de IMO die partij is bij de desbetreffende Verdragen, en waarin naleving van de desbetreffende IMO-vereisten wordt gecertificeerd.
3.
De instantie van de vlaggenstaat wordt onmiddellijk op de hoogte gesteld van de aard en de kenmerken van deze andere uitrusting van zeeschepen.
4.
De instantie van de vlaggenstaat zorgt er zo spoedig mogelijk voor dat de in lid 1 bedoelde uitrusting van zeeschepen en de beproevingsdocumenten voldoen aan de desbetreffende vereisten van de internationale instrumenten en van deze richtlijn.
5.
Als is aangetoond dat specifieke uitrusting van zeeschepen waarop de stuurwielmarkering is aangebracht niet in de handel verkrijgbaar is, kan de lidstaat die vlaggenstaat is toestemming verlenen om onder voorbehoud van de leden 6 tot en met 8 andere uitrusting van zeeschepen aan boord te plaatsen.
6.
De uitrusting van zeeschepen waarvoor toestemming is verleend, voldoet in de mate van het mogelijke aan de vereisten en beproevingsnormen als bedoeld in artikel 4.
7.
De uitrusting van zeeschepen die aan boord wordt geplaatst, wordt vergezeld door een voorlopig goedkeuringscertificaat dat is afgegeven door de lidstaat die vlaggenstaat is of door een andere lidstaat en waarop het volgende is vermeld:
- a)
de uitrusting met de stuurwielmarkering die door de gecertificeerde uitrusting wordt vervangen;
- b)
de exacte omstandigheden waaronder het goedkeuringscertificaat is afgegeven, en in het bijzonder de informatie dat er geen uitrusting met de stuurwielmarkering in de handel verkrijgbaar is;
- c)
de exacte vereisten op het gebied van het ontwerp, de constructie en de prestaties op basis waarvan de uitrusting is goedgekeurd door de lidstaat die het certificaat afgeeft;
- d)
de beproevingsnormen op basis waarvan de desbetreffende goedkeuringsprocedures zijn verricht.
8.
De lidstaat die het voorlopige certificaat afgeeft, stelt de Commissie daarvan onverwijld in kennis. Als de Commissie van mening is dat er niet is voldaan aan de voorwaarden van de leden 6 en 7, kan zij eisen dat de lidstaat dat certificaat intrekt of door middel van uitvoeringshandelingen andere passende maatregelen nemen. Die uitvoeringshandelingen worden volgens de in artikel 38, lid 2, bedoelde onderzoeksprocedure vastgesteld.