HR, 22-12-2009, nr. 09/01586
ECLI:NL:HR:2009:BK2002
- Instantie
Hoge Raad (Civiele kamer)
- Datum
22-12-2009
- Zaaknummer
09/01586
- Conclusie
Mr. L. Strikwerda
- LJN
BK2002
- Vakgebied(en)
Personen- en familierecht (V)
- Brondocumenten en formele relaties
ECLI:NL:HR:2009:BK2002, Uitspraak, Hoge Raad (Civiele kamer), 22‑12‑2009; (Cassatie)
Conclusie: ECLI:NL:PHR:2009:BK2002
ECLI:NL:PHR:2009:BK2002, Conclusie, Hoge Raad (Advocaat-Generaal), 30‑10‑2009
Arrest Hoge Raad: ECLI:NL:HR:2009:BK2002
- Wetingang
art. 81 Wet op de rechterlijke organisatie
- Vindplaatsen
Uitspraak 22‑12‑2009
Inhoudsindicatie
Familierecht. Verzoek om tussen partijen echtscheiding uit te spreken. (81 RO).
22 december 2009
Eerste Kamer
09/01586
EE/AS
Hoge Raad der Nederlanden
Beschikking
in de zaak van:
[De man],
wonende te [woonplaats],
VERZOEKER tot cassatie,
advocaat: mr. P. Garretsen,
t e g e n
[De vrouw],
wonende te [woonplaats],
VERWEERSTER in cassatie,
niet verschenen.
Partijen zullen hierna ook worden aangeduid als de man en de vrouw.
1. Het geding in feitelijke instanties
Met een op 17 juli 2007 ter griffie van de rechtbank Leeuwarden ingediend verzoekschrift heeft de vrouw zich gewend tot die rechtbank en verzocht, kort gezegd, tussen partijen echtscheiding uit te spreken.
De man heeft het verzoek bestreden.
Na een tussenbeschikking van 14 november 2007 heeft de rechtbank bij eindbeschikking van 13 februari 2008 tussen partijen echtscheiding uitgesproken.
Tegen deze eindbeschikking heeft de man hoger beroep ingesteld bij het gerechtshof te Leeuwarden. De man heeft verzocht de eindbeschikking van de rechtbank te vernietigen en, opnieuw beslissende, de vrouw niet-ontvankelijk te verklaren in haar verzoek om tussen partijen echtscheiding uit te spreken.
Bij beschikking van 20 januari 2009 heeft het hof de bestreden beschikking bekrachtigd.
De beschikking van het hof is aan deze beschikking gehecht.
2. Het geding in cassatie
Tegen de beschikking van het hof heeft de man beroep in cassatie ingesteld. Het cassatierekest is aan deze beschikking gehecht en maakt daarvan deel uit.
De vrouw heeft geen verweerschrift ingediend.
De conclusie van de Advocaat-Generaal L. Strikwerda strekt tot verwerping van het beroep met toepassing van art. 81 RO.
3. Beoordeling van de middelen
De in de middelen aangevoerde klachten kunnen niet tot cassatie leiden. Zulks behoeft, gezien art. 81 RO, geen nadere motivering nu de klachten niet nopen tot beantwoording van rechtsvragen in het belang van de rechtseenheid of de rechtsontwikkeling.
4. Beslissing
De Hoge Raad verwerpt het beroep.
Deze beschikking is gegeven door de raadsheren A. Hammerstein, als voorzitter, F.B. Bakels en W.D.H. Asser, en in het openbaar uitgesproken door de vice-president F.H. Koster op 22 december 2009.
Conclusie 30‑10‑2009
Mr. L. Strikwerda
Partij(en)
conclusie inzake
[De man]
tegen
[De vrouw]
Edelhoogachtbaar College,
1.
Het tijdig door verzoeker tot cassatie, hierna: de man, ingestelde cassatieberoep is gericht tegen een beschikking van het gerechtshof te Leeuwarden van 20 januari 2009. Bij deze beschikking heeft het hof op het hoger beroep van de man de beschikking van de rechtbank Leeuwarden van 13 februari 2008, waarbij op verzoek van verweerster in cassatie, hierna: de vrouw, tussen partijen de echtscheiding is uitgesproken, bekrachtigd.
2.
De vrouw heeft geen verweerschrift in cassatie ingediend.
3.
Het cassatieberoep berust op twee middelen. De middelen kunnen naar mijn oordeel niet tot cassatie leiden en nopen niet tot beantwoording van rechtsvragen in het belang van de rechtseenheid of de rechtsontwikkeling, zodat het cassatieberoep zich leent voor verwerping met toepassing van art. 81 RO. De zaak komt daarom in aanmerking voor een verkorte conclusie.
4.
Middel I berust in zijn geheel op het uitgangspunt dat van duurzame ontwrichting van het huwelijk slechts sprake kan zijn indien tussen de echtgenoten sprake is geweest van samenleven in de gebruikelijke zin, en niet indien, zoals in het onderhavige geval, sprake is geweest van een beperkte samenleving doordat de echtgenoten hun eigen woning hebben behouden en een eigen huishouding hebben gevoerd.
5.
Het door het middel gekozen uitgangspunt kan niet als juist worden aanvaard. Een huwelijk is duurzaam ontwricht indien de voortzetting der samenleving ondraaglijk is geworden en geen uitzicht bestaat op herstel van enigszins behoorlijke echtelijke verhoudingen. Vgl. Asser-De Boer, Personen- en familierecht (2006), nr. 603, en Kluwers Personen- en familierecht, losbl., Art. 151, aant. 2 (S.F.M. Wortmann), telkens met rechtspraakgegevens.
6.
Hoe de echtgenoten hun huwelijkse samenleving hebben vormgegeven is niet van belang. Beslissend is of de samenleving zoals deze tussen de echtgenoten heeft bestaan ondraaglijk is geworden en geen uitzicht bestaat op herstel van enigszins behoorlijke echtelijke verhoudingen in de vorm zoals deze tussen de echtgenoten gebruikelijk was. Terecht heeft het hof daarbij de omstandigheid dat de vrouw gemotiveerd heeft gesteld en ook is blijven stellen ‘dat zij haar leven met de man, ook op de wijze zoals zij en de man daaraan tot voor enige jaren terug invulling hebben gegeven, niet wenst te hervatten’, opgevat als een ernstige aanwijzing dat de toestand van duurzame ontwrichting inderdaad bestaat (r.o. 6). Vgl. HR 6 december 1996, NJ 1997, 189.
7.
Middel II bevat twee klachten.
8.
De eerste klacht verwijt het hof de feitelijke stellingen van de vrouw te hebben aangevuld.
9.
De klacht kan niet tot cassatie leiden reeds omdat het middel niet aangeeft om welke feitelijke stellingen het gaat.
10.
De tweede klacht houdt in dat het hof de vrouw bewijs had moeten opdragen van haar stelling dat het huwelijk duurzaam is ontwricht.
11.
De klacht faalt omdat het hof op grond van de ten processe als vaststaand gebleken feiten en omstandigheden (de volhardende stellingname van de vrouw; al enige tijd geen sprake meer van een gezamenlijk leven) tot het oordeel is kunnen komen dat het huwelijk van partijen als duurzaam ontwricht moet worden beschouwd, en daarom terecht heeft geoordeeld bevoegd noch gehouden te zijn de vrouw bewijs op te dragen.
De conclusie strekt tot verwerping van het beroep met toepassing van art. 81 RO.
De Procureur-Generaal bij de Hoge Raad der Nederlanden,