Einde inhoudsopgave
Verdrag inzake de rechten van personen met een handicap
Artikel 34 Comité voor de rechten van personen met een handicap
Geldend
Geldend vanaf 03-05-2008
- Bronpublicatie:
13-12-2006, Trb. 2007, 169 (uitgifte: 11-09-2007, kamerstukken/regelingnummer: -)
- Inwerkingtreding
03-05-2008
- Bronpublicatie inwerkingtreding:
11-06-2014, Trb. 2014, 113 (uitgifte: 11-06-2014, kamerstukken/regelingnummer: -)
- Vakgebied(en)
Internationaal publiekrecht / Mensenrechten
1.
Er wordt een Comité voor de Rechten van Personen met een Handicap ingesteld (hierna te noemen ‘het Comité’) dat de hieronder te noemen functies uitoefent.
2.
Het Comité zal, op het tijdstip waarop dit Verdrag in werking treedt, bestaan uit twaalf deskundigen. Zodra nogmaals zestig Staten het Verdrag hebben bekrachtigd of ertoe zijn toegetreden, nemen nog zes personen zitting in het Comité, zodat het maximum aantal leden van 18 wordt bereikt.
3.
De leden van het Comité nemen op persoonlijke titel zitting en dienen van hoog zedelijk aanzien en erkende bekwaamheid, op het gebied dat dit Verdrag bestrijkt, te zijn. De Staten die Partij zijn worden verzocht bij de voordracht van hun kandidaten naar behoren rekening te houden met de bepaling vervat in artikel 4, derde lid, van dit Verdrag.
4.
De leden van het Comité worden gekozen door de Staten die Partij zijn, waarbij rekening wordt gehouden met een billijke geografische spreiding, vertegenwoordiging van de uiteenlopende beschavingen en van de voornaamste rechtsstelsels, een evenwichtige verdeling tussen mannen en vrouwen en deelname door deskundigen met een handicap.
5.
De leden van het Comité worden gekozen tijdens vergaderingen van de Conferentie van Staten die partij zijn door middel van geheime stemming uit een lijst van personen, die door de Staten die Partij zijn uit hun onderdanen worden aangewezen. Tijdens deze vergaderingen, waarvoor twee derde van de Staten die Partij zijn het quorum vormen, zijn degenen die in het Comité zijn gekozen, die personen, die het grootste aantal stemmen hebben verkregen, alsmede een absolute meerderheid van de stemmen van de aanwezige vertegenwoordigers van de Staten die Partij zijn die hun stem uitbrengen.
6.
De eerste verkiezing wordt niet later gehouden dan zes maanden na de datum van inwerkingtreding van dit Verdrag. Uiterlijk vier maanden voor de datum van elke stemming zendt de Secretaris-Generaal van de Verenigde Naties een brief aan de Staten die Partij zijn, teneinde hen uit te nodigen hun voordrachten binnen twee maanden in te dienen. De Secretaris-Generaal stelt vervolgens een alfabetische lijst op van alle personen die aldus zijn voorgedragen, waarbij aangegeven wordt door welke Staat die Partij is, zij zijn voorgedragen en legt deze voor aan de Staten die Partij zijn bij dit Verdrag.
7.
De leden van het Comité worden gekozen voor een termijn van vier jaar. Zij zijn eenmaal herkiesbaar. De termijn van zes bij de eerste verkiezing benoemde leden loopt na twee jaar af; terstond na de eerste verkiezing worden die leden bij loting aangewezen door de voorzitter van de in het vijfde lid van dit artikel bedoelde vergadering.
8.
De verkiezing van de zes extra leden van het Comité vindt plaats ten tijde van de periodieke verkiezingen in overeenstemming met de desbetreffende bepalingen van dit artikel.
9.
Indien een lid van het Comité overlijdt, terugtreedt of om andere redenen verklaart zijn of haar taken niet langer te kunnen vervullen, benoemt de Staat die Partij is die dat lid heeft voorgedragen een andere deskundige die beschikt over de kwalificaties en voldoet aan de vereisten vervat in de desbetreffende bepalingen van dit artikel om gedurende het resterende deel van de termijn zitting te nemen.
10.
Het Comité stelt zijn reglement van orde vast.
11.
De Secretaris-Generaal van de Verenigde Naties stelt de benodigde personeelsleden en voorzieningen ter beschikking, ten behoeve van de doeltreffende uitvoering van de taken van het Comité uit hoofde van dit Verdrag en belegt de eerste vergadering.
12.
Na goedkeuring van de Algemene Vergadering ontvangen de leden van het Comité dat uit hoofde van dit Verdrag is opgericht, emolumenten uit de middelen van de Verenigde Naties onder de voorwaarden die door de Algemene Vergadering kunnen worden vastgesteld, waarbij rekening wordt gehouden met het belang van de verantwoordelijkheden van het Comité.
13.
De leden van het Comité hebben recht op de faciliteiten, voorrechten en immuniteiten van deskundigen die een missie uitvoeren voor de Verenigde Naties, zoals vastgelegd in de desbetreffende artikelen van het Verdrag nopens de voorrechten en immuniteiten van de Verenigde Naties.