HR, 03-12-2019, nr. 18/01362
ECLI:NL:HR:2019:1901
- Instantie
Hoge Raad
- Datum
03-12-2019
- Zaaknummer
18/01362
- Vakgebied(en)
Strafrecht algemeen (V)
Bijzonder strafrecht (V)
Staatsrecht (V)
- Brondocumenten en formele relaties
ECLI:NL:HR:2019:1901, Uitspraak, Hoge Raad (Strafkamer), 03‑12‑2019; (Artikel 81 RO-zaken, Cassatie)
In cassatie op: ECLI:NL:GHAMS:2018:689, Bekrachtiging/bevestiging
Conclusie: ECLI:NL:PHR:2019:1266
ECLI:NL:PHR:2019:1266, Conclusie, Hoge Raad (Advocaat-Generaal), 15‑10‑2019
Arrest Hoge Raad: ECLI:NL:HR:2019:1901
- Vindplaatsen
Uitspraak 03‑12‑2019
Inhoudsindicatie
Opzettelijk handelen in strijd met het in art. 2.A Opiumwet gegeven verbod door invoer van ruim 29 kg ayahuasca-thee bestemd voor kerk. Beroep op vrijheid van godsdienst ex art. 9 EVRM. HR: art. 81.1 RO onder verwijzing naar ECLI:NL:HR:2019:1456. Samenhang met 18/01355.
Partij(en)
HOGE RAAD DER NEDERLANDEN
STRAFKAMER
Nummer 18/01362
Datum 3 december 2019
ARREST
op het beroep in cassatie tegen een arrest van het Gerechtshof Amsterdam van 28 februari 2018, nummer 23/003369-16, in de strafzaak
tegen
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1979,
hierna: de verdachte.
1. Geding in cassatie
Het beroep is ingesteld door de verdachte. Namens deze heeft A.G. van der Plas, advocaat te Amsterdam, bij schriftuur middelen van cassatie voorgesteld. De schriftuur is aan dit arrest gehecht en maakt daarvan deel uit.
De Advocaat-Generaal A.E. Harteveld heeft geconcludeerd tot verwerping van het beroep.
2. Beoordeling van de middelen
De middelen kunnen niet tot cassatie leiden. Dit behoeft, gezien art. 81, eerste lid, RO - en HR 1 oktober 2019, ECLI:NL:HR:2019:1456 - geen nadere motivering nu de middelen niet nopen tot beantwoording van rechtsvragen in het belang van de rechtseenheid of de rechtsontwikkeling.
3. Beslissing
De Hoge Raad verwerpt het beroep.
Dit arrest is gewezen door de vice-president J. de Hullu als voorzitter, en de raadsheren V. van den Brink en A.L.J. van Strien, in bijzijn van de waarnemend griffier J.D.M. Hart, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 3 december 2019.
Conclusie 15‑10‑2019
Inhoudsindicatie
Opzettelijk handelen in strijd met het in art. 2.A Opiumwet gegeven verbod door invoer van ruim 29 kg ayahuasca-thee bestemd voor kerk. Beroep op vrijheid van godsdienst ex art. 9 EVRM. HR: art. 81.1 RO onder verwijzing naar ECLI:NL:HR:2019:1456. Samenhang met 18/01355.
PROCUREUR-GENERAAL
BIJ DE
HOGE RAAD DER NEDERLANDEN
Nummer 18/01362
Zitting 15 oktober 2019
CONCLUSIE
A.E. Harteveld
In de zaak
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1979,
hierna: de verdachte.
De verdachte is bij arrest van 28 februari 2018 door het Gerechtshof Amsterdam schuldig verklaard aan ‘opzettelijk handelen in strijd met het in artikel 2 onder A van de Opiumwet gegeven verbod’; het hof heeft daarbij bepaald dat geen straf of maatregel wordt opgelegd. Voorts is 29.657 gram ayahuasca onttrokken aan het verkeer.
Er bestaat samenhang met de zaken 18/01355 en 18/01356.
Het cassatieberoep is ingesteld namens de verdachte en mr. A.G. van der Plas, advocaat te Amsterdam, heeft vijf middelen van cassatie voorgesteld.
In de samenhangende zaak met rolnummer 18/01356 is op 9 juli 2019 geconcludeerd (ECLI:NL:PHR:2019:754). De Hoge Raad heeft in die zaak op 1 oktober 2019 het cassatieberoep verworpen (ECLI:NL:HR:2019:1456).
Nu het hier dezelfde cassatiemiddelen betreft tegen een gelijkluidend arrest kunnen deze middelen, onder verwijzing naar het arrest van de Hoge Raad van 1 oktober 2019, met de aan art. 81, eerste lid, RO ontleende motivering worden afgedaan.
Ambtshalve heb ik geen gronden aangetroffen die tot vernietiging van de bestreden uitspraak aanleiding behoren te geven.
Deze conclusie strekt tot verwerping van het beroep.
De Procureur-Generaal
bij de Hoge Raad der Nederlanden