Einde inhoudsopgave
Verdrag van Unidroit inzake gestolen of onrechtmatig uitgevoerde cultuurgoederen
Artikel 16
Geldend
Geldend vanaf 01-07-1998
- Bronpublicatie:
24-06-1995, Trb. 1997, 46 (uitgifte: 25-02-1997, kamerstukken/regelingnummer: -)
- Inwerkingtreding
01-07-1998
- Bronpublicatie inwerkingtreding:
01-07-1998, Internet 1998, www.unidroit.org (uitgifte: 01-07-1998, kamerstukken/regelingnummer: -)
- Vakgebied(en)
Internationaal privaatrecht / Algemeen
Verbintenissenrecht / Algemeen
Verbintenissenrecht / Overeenkomst
1.
Elke Verdragsluitende Staat dient op het tijdstip van de ondertekening, bekrachtiging, aanvaarding, goedkeuring of toetreding te verklaren dat door een Staat krachtens artikel 8 ingestelde rechtsvorderingen tot teruggave of ingediende verzoeken om terugkeer van cultuurgoederen bij hem kunnen worden overgelegd volgens een of meer van de volgende procedures:
- a.
rechtstreeks bij de rechterlijke of andere bevoegde autoriteiten van de Staat die de verklaring aflegt;
- b.
via een of meer autoriteiten die door die Staat zijn aangewezen voor het in ontvangst nemen van dergelijke rechtsvorderingen of verzoeken en voor het doorzenden ervan naar de rechterlijke of andere bevoegde autoriteiten van die Staat;
- c.
langs diplomatieke of consulaire weg.
2.
Elke Verdragsluitende Staat kan tevens de rechterlijke of andere autoriteiten aanwijzen die bevoegd zijn de teruggave of terugkeer van cultuurgoederen te gelasten overeenkomstig de bepalingen van de Hoofdstukken II en III.
3.
Een krachtens het eerste en tweede lid van dit artikel afgelegde verklaring kan te allen tijde door een nieuwe verklaring worden gewijzigd.
4.
De bepalingen van de eerste drie leden van dit artikel doen geen afbreuk aan eventueel tussen de Verdragsluitende Staten bestaande bilaterale of multilaterale overeenkomsten inzake rechtshulp in burgerlijke en handelszaken.