Einde inhoudsopgave
Regeling Europese EZK- en LNV-subsidies 2021
Artikel 2.11 Afwijzingsgronden
Geldend
Geldend vanaf 08-07-2023
- Bronpublicatie:
03-07-2023, Stcrt. 2023, 18285 (uitgifte: 07-07-2023, regelingnummer: WJZ/ 27530373)
- Inwerkingtreding
08-07-2023
- Bronpublicatie inwerkingtreding:
03-07-2023, Stcrt. 2023, 18285 (uitgifte: 07-07-2023, regelingnummer: WJZ/ 27530373)
- Vakgebied(en)
Ondernemingsrecht / Bijzondere onderwerpen
Bestuursrecht algemeen / Subsidie
1.
De minister beslist afwijzend op een aanvraag om subsidie indien de aanvraag niet voldoet aan de bij deze regeling, bij verordening 2021/1060, bij verordening 2021/1139, bij verordening 2021/2115 of bij verordening 2021/2116 gestelde regels.
2.
De minister beslist afwijzend op een aanvraag om subsidie voor zover:
- a.
onvoldoende vertrouwen bestaat dat de betrokkenen de activiteiten kunnen financieren;
- b.
het onaannemelijk wordt geacht dat de activiteiten binnen een bij deze regeling gestelde termijn kunnen worden voltooid;
- c.
de activiteiten voor het indienen van de subsidieaanvraag zijn voltooid;
- d.
de activiteiten onvoldoende bijdragen aan de doelstellingen van de subsidie;
- e.
de activiteiten zouden neerkomen op een verplaatsing van productiecapaciteit als bedoeld in artikel 65, eerste lid, onderdeel a, van verordening 2021/1060;
- f.
een verzoek is ingediend bij de rechtbank tot:
- 1°
het op de subsidieaanvrager, of indien aanvragers van subsidie samenwerken in een samenwerkingsverband, op een van de deelnemers van het samenwerkingsverband, van toepassing verklaren van de schuldsaneringsregeling natuurlijke personen als bedoeld in artikel 284, eerste lid, van de Faillissementswet;
- 2°
verlening van surseance van betaling als bedoeld in artikel 214, eerste lid, van de Faillissementswet aan de subsidieaanvrager, of indien aanvragers van subsidie samenwerken in een samenwerkingsverband, aan een van de deelnemers van het samenwerkingsverband; of
- 3°
faillietverklaring als bedoeld in artikel 1, eerste lid, van de Faillissementswet van de subsidieaanvrager, of indien aanvragers van subsidie samenwerken in een samenwerkingsverband, van een van de deelnemers van het samenwerkingsverband.
- g.
de subsidie bestemd is voor:
- 1°
een rechtspersoon of natuurlijke persoon tegen wie een bevel tot terugvordering uitstaat als bedoeld in artikel 1, vierde lid, onderdeel a, van de algemene groepsvrijstellingsverordening, artikel 1, vijfde lid, aanhef, van de visserijvrijstellingsverordening en artikel 1, vierde lid, aanhef en onderdeel a, van de landbouwvrijstellingsverordening; of
- 2°
een onderneming in moeilijkheden als bedoeld in artikel 2, onderdeel 18, van de algemene groepsvrijstellingsverordening, artikel 2, onderdeel 29, van de visserijvrijstellingsverordening en artikel 2, onderdeel 59, van de landbouwvrijstellingsverordening.