Besluit bijzondere vergaring nummergegevens telecommunicatie
Artikel 4 [Bevoegdheid gebruik apparatuur]
Geldend
Geldend vanaf 01-07-2017
- Bronpublicatie:
19-05-2017, Stb. 2017, 265 (uitgifte: 21-06-2017, kamerstukken/regelingnummer: -)
- Inwerkingtreding
01-07-2017
- Bronpublicatie inwerkingtreding:
19-05-2017, Stb. 2017, 265 (uitgifte: 21-06-2017, kamerstukken/regelingnummer: -)
- Overige regelgevende instantie(s)
Ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties
Ministerie van Justitie
- Vakgebied(en)
Informatierecht / Telecommunicatie
Bijzonder strafrecht / Economisch strafrecht
1.
Bevoegd tot het gebruik van de apparatuur, bedoeld in artikel 2, is de door de korpschef, Onze Minister van Defensie of Onze Minister van Financiën aangewezen opsporingsambtenaar die voldoet aan de door Onze Minister van Veiligheid en Justitie vastgestelde eisen betreffende kennis van de juridische, operationele en technische aspecten van het gebruik van de apparatuur.
2.
De opsporingsambtenaar maakt van het gebruik van de apparatuur proces-verbaal op. Het proces-verbaal vermeldt:
- a.
of gebruik is gemaakt van apparatuur als bedoeld in artikel 2, eerste lid, onder c, en of de inrichting die het mogelijk maakt om telecommunicatie af te luisteren of op te nemen is uitgeschakeld en vergrendeld,
- b.
de data en de tijdstippen waarop en de plaatsen waar de apparatuur is gebruikt, en
- c.
de gegevens die door het gebruik van de apparatuur zijn verkregen.
3.
De opsporingsambtenaar vermeldt de gegevens, bedoeld in het tweede lid, onder b, alsmede de tijdens het gebruik van de apparatuur gehanteerde instellingen en vermogens van de apparatuur in een daartoe aan te leggen registratie en doet mededeling van deze gegevens aan Onze Minister.