RFR 2011/94
Familieprocesrecht. Had hof in hoger beroep het draagkrachtverweer van de man moeten behandelen, terwijl de rechtbank aan dit verweer niet is toegekomen?
HR 20-05-2011, ECLI:NL:HR:2011:BP4807
- Instantie
Hoge Raad (Civiele kamer)
- Datum
20 mei 2011
- Magistraten
Mrs. A.M.J. van Buchem-Spapens, J.C. van Oven, W.A.M. van Schendel
- Zaaknummer
10/02463
- Conclusie
A-G Keus
- LJN
BP4807
- JCDI
JCDI:ADS185271:1
- Vakgebied(en)
Onbekend (V)
Personen- en familierecht / Alimentatie
Burgerlijk procesrecht (V)
Personen- en familierecht / Familieprocesrecht
Personen- en familierecht / Huwelijk, relaties en echtscheiding
- Brondocumenten
ECLI:NL:HR:2011:BP4807, Uitspraak, Hoge Raad (Civiele kamer), 20‑05‑2011
ECLI:NL:PHR:2011:BP4807, Conclusie, Hoge Raad (Advocaat-Generaal), 08‑02‑2011
Beroepschrift, Hoge Raad, 15‑06‑2010
- Wetingang
BW art. 1:157
Essentie
Familieprocesrecht. Partneralimentatie. Devolutieve werking appel.
Had het hof in hoger beroep het draagkrachtverweer van de man moeten behandelen, terwijl de rechtbank aan dit verweer niet is toegekomen?
Samenvatting
In de echtscheidingsprocedure strijden partijen onder meer over de bijdrage van de man in de kosten van het levensonderhoud van de vrouw. De rechtbank heeft deze bijdrage op nihil gesteld, omdat de behoefte van de vrouw ontbrak, waarna de vrouw beroep heeft ingesteld. De man heeft verweer gevoerd. Het hof heeft bepaald dat de vrouw behoefte heeft aan een aanvullende bijdrage van de zijde van de man. Het hof overwoog ... Verder lezen? Log in om dit document te bekijken.