Einde inhoudsopgave
Wet wederzijdse erkenning en tenuitvoerlegging geldelijke sancties en beslissingen tot confiscatie
Artikel 26 (opschorting)
Geldend
Geldend vanaf 01-01-2020
- Bronpublicatie:
22-02-2017, Stb. 2017, 82 (uitgifte: 09-03-2017, kamerstukken: 34086)
- Inwerkingtreding
01-01-2020
- Bronpublicatie inwerkingtreding:
18-12-2019, Stb. 2019, 507 (uitgifte: 24-12-2019, kamerstukken/regelingnummer: -)
- Vakgebied(en)
EU-recht / Bijzondere onderwerpen
Internationaal strafrecht / Europees strafrecht en strafprocesrecht
Strafprocesrecht (V)
1.
De tenuitvoerlegging van een beslissing tot confiscatie kan worden opgeschort indien:
- a.
de beslissing tot confiscatie een geldsom betreft die tevens aan een of meer andere lidstaten is gezonden met het oog op de tenuitvoerlegging aldaar en Onze Minister van oordeel is dat het risico bestaat dat de totale opbrengst van de tenuitvoerlegging hoger is dan het in de beslissing tot confiscatie bepaalde bedrag;
- b.
het belang van een lopend strafrechtelijk onderzoek zich verzet tegen de tenuitvoerlegging van de beslissing;
- c.
vertaling van de beslissing tot confiscatie nodig wordt geacht;
- d.
de beslissing tot confiscatie betrekking heeft op een specifiek voorwerp en met betrekking tot dit voorwerp reeds een procedure tot confiscatie loopt.
2.
Onze Minister geeft de autoriteiten van de uitvaardigende lidstaat onverwijld schriftelijk kennis van de opschorting van de tenuitvoerlegging. In de gevallen, bedoeld in het eerste lid, onderdelen b tot en met e, doet hij dit onder vermelding van de gronden en zo mogelijk van de verwachte duur van de opschorting.
3.
Zodra de gronden voor opschorting zijn vervallen, wordt de beslissing ten uitvoer gelegd. De autoriteiten van de uitvaardigende lidstaat worden hiervan onverwijld schriftelijk in kennis gesteld.