HR, 12-03-2024, nr. 21/05199
ECLI:NL:HR:2024:382
- Instantie
Hoge Raad
- Datum
12-03-2024
- Zaaknummer
21/05199
- Vakgebied(en)
Strafrecht algemeen (V)
- Brondocumenten en formele relaties
ECLI:NL:HR:2024:382, Uitspraak, Hoge Raad, 12‑03‑2024; (Cassatie)
In cassatie op: ECLI:NL:GHDHA:2021:2525
Conclusie: ECLI:NL:PHR:2024:18
- Vindplaatsen
Uitspraak 12‑03‑2024
Inhoudsindicatie
Mensensmokkel door 25 personen in koeltrailer te vervoeren naar veerboot naar Engeland (art. 197a Sr). Vrijspraak eerste aanleg. Bewijsklachten. Heeft verdachte wetenschap gehad van aanwezigheid van personen in koeltrailer? HR: Om redenen vermeld in CAG leidt middel niet tot cassatie. CAG: Verwerping van door verdediging geschetste alternatieve gang van zaken, inhoudende dat personen al voor vertrek van verdachte waren ingestapt in trailer en verdachte geen wetenschap had van hun aanwezigheid, ligt genoegzaam besloten in bewijsvoering van hof. Bewezenverklaring is daarmee op punt van verdachtes wetenschap van aanwezigheid van personen in koeltrailer en zijn betrokkenheid bij dit feit, ook in het licht van art. 359.2 Sv, voldoende met redenen omkleed. Volgt verwerping.
Partij(en)
HOGE RAAD DER NEDERLANDEN
STRAFKAMER
Nummer 21/05199
Datum 12 maart 2024
ARREST
op het beroep in cassatie tegen een arrest van het gerechtshof Den Haag van 16 december 2021, nummer 22-002052-20, in de strafzaak
tegen
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1980,
hierna: de verdachte.
1. Procesverloop in cassatie
Het beroep is ingesteld door de verdachte. Namens deze hebben R.J. Baumgardt, S. van den Akker en M.J. van Berlo, allen advocaat te Rotterdam, bij schriftuur een cassatiemiddel voorgesteld. De schriftuur is aan dit arrest gehecht en maakt daarvan deel uit.
De advocaat-generaal E.J. Hofstee heeft geconcludeerd tot vernietiging van de bestreden uitspraak, maar uitsluitend wat betreft de duur van de opgelegde gevangenisstraf, en tot verwerping van het beroep voor het overige.
2. Beoordeling van het cassatiemiddel
2.1
Het cassatiemiddel komt onder meer op tegen de bewezenverklaring.
2.2
Het cassatiemiddel leidt in zoverre niet tot cassatie. De redenen daarvoor staan vermeld in de conclusie van de advocaat-generaal onder 13 tot en met 25.
2.3
De Hoge Raad heeft ook de verder in het cassatiemiddel aangevoerde klachten over de uitspraak van het hof beoordeeld. De uitkomst hiervan is dat ook deze klachten niet kunnen leiden tot vernietiging van die uitspraak. De Hoge Raad hoeft niet te motiveren waarom hij tot dit oordeel is gekomen. Bij de beoordeling van deze klachten is het namelijk niet nodig om antwoord te geven op vragen die van belang zijn voor de eenheid of de ontwikkeling van het recht (zie artikel 81 lid 1 van de Wet op de rechterlijke organisatie).
3. Ambtshalve beoordeling van de uitspraak van het hof
De Hoge Raad doet uitspraak nadat meer dan twee jaren zijn verstreken na het instellen van het cassatieberoep. Dat brengt mee dat de redelijke termijn als bedoeld in artikel 6 lid 1 van het Europees Verdrag tot bescherming van de rechten van de mens en de fundamentele vrijheden is overschreden. Dit moet leiden tot vermindering van de opgelegde gevangenisstraf van tien jaren.
4. Beslissing
De Hoge Raad:
- vernietigt de uitspraak van het hof, maar uitsluitend wat betreft de duur van de opgelegde gevangenisstraf;
- vermindert deze in die zin dat deze negen jaren en tien maanden beloopt;
- verwerpt het beroep voor het overige.
Dit arrest is gewezen door de vice-president M.J. Borgers als voorzitter, en de raadsheren A.L.J. van Strien en F. Posthumus, in bijzijn van de waarnemend griffier E. Schnetz, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 12 maart 2024.