HR, 03-04-2012, nr. S 11/00056
ECLI:NL:HR:2012:BW0638
- Instantie
Hoge Raad (Strafkamer)
- Datum
03-04-2012
- Zaaknummer
S 11/00056
- LJN
BW0638
- Vakgebied(en)
Strafprocesrecht (V)
- Brondocumenten en formele relaties
ECLI:NL:HR:2012:BW0638, Uitspraak, Hoge Raad (Strafkamer), 03‑04‑2012; (Cassatie)
Conclusie: ECLI:NL:PHR:2012:BW0638
- Wetingang
art. 315 Wetboek van Strafvordering
- Vindplaatsen
NbSr 2012/225
Uitspraak 03‑04‑2012
Inhoudsindicatie
Afwijzing getuigenverzoek. Het Hof heeft het verzoek van de raadsman om twee getuigen te horen afgewezen met toepassing van de juiste maatstaf, maar heeft die afwijzing niet zonder meer begrijpelijk gemotiveerd.
3 april 2012
Strafkamer
nr. S 11/00056
AGE/IC
Hoge Raad der Nederlanden
Arrest
op het beroep in cassatie tegen een arrest van het Gerechtshof te Amsterdam van 20 april 2010, nummer 23/003131-08, in de strafzaak tegen:
[Verdachte], geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1973, wonende te [woonplaats].
1. Geding in cassatie
Het beroep is ingesteld door de verdachte. Namens deze heeft mr. J. Kuijper, advocaat te Amsterdam, bij schriftuur middelen van cassatie voorgesteld. De schriftuur is aan dit arrest gehecht en maakt daarvan deel uit.
De Advocaat-Generaal Vegter heeft geconcludeerd tot vernietiging van het bestreden arrest en tot terugwijzing van de zaak naar het Gerechtshof te Amsterdam dan wel verwijzing naar een aangrenzend hof teneinde op het bestaande hoger beroep opnieuw te worden berecht en afgedaan.
2. Beoordeling van het tweede middel
2.1. Het middel klaagt over de afwijzing door het Hof van het verzoek om een tweetal getuigen te horen.
2.2.1. Het Hof heeft ten laste van de verdachte bewezenverklaard dat:
"hij op 11 maart 2008, te Schiphol, gemeente Haarlemmermeer, in Nederland, een voorwerp, te weten een geldbedrag van ongeveer 48.250 Zwitserse Francs, voorhanden heeft gehad terwijl hij wist, dat bovenomschreven voorwerp - onmiddellijk of middellijk - afkomstig was uit enig misdrijf."
2.2.2. De nadere bewijsoverweging van het Hof houdt onder meer het volgende in:
"Ter terechtzitting gevoerde verweren
Ter terechtzitting heeft de raadsman van de verdachte betoogd dat de verdachte dient te worden vrijgesproken aangezien niet bewezen kan worden dat het geld dat de verdachte bij zich had uit enig misdrijf afkomstig is en de verdachte een redelijke verklaring heeft afgelegd over de herkomst van het geld.
Het hof overweegt hieromtrent als volgt.
(...)
Nu het hof geen geloof hecht aan de verklaringen die de verdachte heeft afgelegd over de herkomst van het onder de verdachte inbeslaggenomen geldbedrag, ontbreekt de noodzaak om op dat punt nog getuigen te horen. Het ter zitting gedane verzoek van de raadsman om een tweetal getuigen te horen wordt dan ook afgewezen."
2.3. Kennelijk heeft de raadsman ter terechtzitting verzocht om twee getuigen te horen. Het Hof heeft dat verzoek afgewezen met toepassing van de juiste maatstaf, maar heeft die afwijzing niet zonder meer begrijpelijk gemotiveerd.
2.4. Het middel slaagt.
3. Slotsom
Hetgeen hiervoor is overwogen brengt mee dat de bestreden uitspraak niet in stand kan blijven, het eerste middel geen bespreking behoeft en als volgt moet worden beslist.
4. Beslissing
De Hoge Raad:
vernietigt de bestreden uitspraak;
wijst de zaak terug naar het Gerechtshof te Amsterdam, opdat de zaak op het bestaande hoger beroep opnieuw wordt berecht en afgedaan.
Dit arrest is gewezen door de vice-president A.J.A. van Dorst als voorzitter, en de raadsheren J. de Hullu en Y. Buruma, in bijzijn van de waarnemend griffier E. Schnetz, en uitgesproken op 3 april 2012.