GiEA Curaçao, 15-03-2018, nr. CUR201703565 (EJ 82306/2017) en CUR201703566 (EJ 84123/2017)
ECLI:NL:OGEAC:2018:52
- Instantie
Gerecht in eerste aanleg van Curaçao
- Datum
15-03-2018
- Zaaknummer
CUR201703565 (EJ 82306/2017) en CUR201703566 (EJ 84123/2017)
- Vakgebied(en)
Civiel recht algemeen (V)
- Brondocumenten en formele relaties
ECLI:NL:OGEAC:2018:52, Uitspraak, Gerecht in eerste aanleg van Curaçao, 15‑03‑2018; (Eerste aanleg - enkelvoudig)
Uitspraak 15‑03‑2018
Inhoudsindicatie
Zaak nummer CUR201703565 (EJ 82306/2017) en CUR201703566 (EJ 84123/2017) onvoldoende gewichtige redenen ontslag executeur.
Partij(en)
GERECHT IN EERSTE AANLEG VAN CURAÇAO
B E S C H I K K I N G
in de zaak van:
[verzoekster],
wonende te Nederland,
verzoekster,
hierna (ook) te noemen: [verzoekster],
gemachtigde: mr. S.N.E. Inderson,
tegen
1. [verweerster sub 1],
wonende te Nederland,
verweerster,
hierna (ook) te noemen: [verweerster sub 1],
gemachtigde: mrs. L. Davelaar en V.T.E. Kuipers (advocaat te Nederland),
2. [verweerder sub 2] José Alejandro MOESKER,
wonende te Nederland,
verweerder,
hierna (ook) te noemen: [verweerder sub 2],
procederend in persoon,
3. [verweerder sub 3],
wonende te Nederland,
verweerder,
hierna (ook) te noemen: [verweerder sub 3],
gemachtigde: [naam] (bewindvoerder van [verweerder sub 3]).
1. Het verloop van de procedure
1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- -
het verzoekschrift met producties (EJ 82306/2017), ingediend op 13 maart 2017;
- -
het verzoekschrift met producties (EJ 84123/2017), ingediend op 30 oktober 2017;
- -
de akte wijziging/vermeerdering van eis (EJ 82306/2017), overgelegd ter rolle van 31 oktober 2017;
- -
brief d.d. 8 januari 2018 van [naam], waarin staat vermeld dat de bewindvoerder zich refereert aan het oordeel van het Gerecht;
- -
het verweerschrift (EJ 84123/2017 en 82306/2017) d.d. 7 februari 2018 van de zijde van [verweerster sub 1];
- -
het aanvullend verweerschrift (EJ 84123/2017 en 82306/2017) d.d. 12 februari 2018 van de zijde van [verweerder sub 2].
1.2.
De mondelinge behandeling heeft op 15 februari 2018 plaatsgevonden. [verzoekster] en [verweerster sub 1] zijn in persoon verschenen, bijgestaan door hun gemachtigden, waarbij [verweerster sub 1] is bijgestaan door mr. Davelaar. Hoewel daartoe behoorlijk opgeroepen zijn [verweerder sub 3] en [verweerder sub 2] niet ter zitting verschenen. Op de zitting is bijstand verleend door een tolk Papiaments, die al hetgeen ter terechtzitting is gesproken of voorgelezen, zo nodig heeft vertaald. De advocaten hebben hun standpunten nader toegelicht aan de hand van pleitaantekeningen, die ter zitting zijn overgelegd. De griffier heeft van het verhandelde ter zitting aantekening gehouden.
1.3.
De uitspraak is bepaald op heden.
2. De vaststaande feiten
2.1.
Wijlen de heer [naam erflater] (hierna te noemen: erflater) en wijlen mevrouw [naam erflaatster] (hierna te noemen: erflaatster) zijn in algehele gemeenschap van goederen gehuwd geweest. Het huwelijk is in 2001 ontbonden. Partijen zijn de kinderen van erflater en erflaatster. Erflaatster is op [dag en maand overlijden] 2013 overleden. Erflater is op [overlijdensdatum] 2016 overleden. Partijen zijn de erfgenamen van erflater en erflaatster.
2.2.
Bij uiterste wil d.d. 22 april 2016 heeft erflater over zijn nalatenschap beschikt. Bij testament heeft erflater [verweerster sub 1] benoemd tot executeur testamentair.
2.3.
Erflaatser heeft geen testament opgemaakt.
3. De verzoeken en de verweren
3.1.
Het verzoek van [verzoekster] in de zaak CUR201703565 (EJ 82306/2017) strekt er, na wijziging, toe te bepalen dat:
- -
- -
een vereffenaar en/of boedelnotaris wordt benoemd over de nalatenschap van erflaatster;
- -
kosten rechtens.
Het verzoek van [verzoekster] in de zaak CUR201703566 (EJ 84123/2017) strekt er toe te bepalen dat:
- -
de executeurstaken van [verweerster sub 1] ingevolge artikel 4: 202 lid 1 sub a zijn beëindigd, en/of
- -
[verweerster sub 1] te ontslaan als executeur van de nalatenschap van erflater, en/of
- -
een vereffenaar en/of boedelnotaris wordt benoemd over de nalatenschap van erflater;
- kosten rechtens.
3.2. [
[verzoekster] heeft gelet op de verknochtheid van de twee zakenvoeging op grond van artikel 429m van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering (Rv) verzocht.
3.3. [
[verzoekster] legt - kort gezegd - aan de vorderingen het volgende ten grondslag. [verzoekster] is van mening dat [verweerster sub 1] wegens gewichtige redenen als executeur dient te worden ontslagen. Volgens [verzoekster] is sprake van een ernstig verstoorde vertrouwensrelatie tussen [verzoekster] en [verweerster sub 1], die het verzochte ontslag rechtvaardigt. [verzoekster] heeft aangevoerd dat [verweerster sub 1] vragen van [verzoekster] niet, dan wel onvolledig beantwoordt en informatie niet, dan wel onvolledig verstrekt. Hierdoor kan de afwikkeling van de nalatenschap niet met bekwame spoed plaatsvinden. Ook heeft [verweerster sub 1] niet voldaan aan haar verplichting om met bekwame spoed een boedelbeschrijving op te stellen. Voorts voert [verzoekster] aan dat [verweerster sub 1] onkundig is als executeur.
3.4. [
[verweerster sub 1] en [verweerder sub 2] hebben inhoudelijk verweer gevoerd. Ten aanzien van het verzoek om een vereffenaar te benoemen van de nalatenschap van erflaatster zijn [verweerster sub 1] en [verweerder sub 2] van mening dat het Gerecht onbevoegd is om van dit verzoek kennis te nemen, aangezien de laatste woonplaats van erflaatster in Nederland was en de zaak bij de rechtbank Rotterdam aanhangig gemaakt had moeten worden. [verweerster sub 1] is met betrekking tot het verzoek om haar als executeur van de nalatenschap van erflater te ontslaan voorts - kort gezegd – van mening dat hier geen enkele reden voor is. [verweerster sub 1] en [verweerder sub 2] concluderen tot niet -ontvankelijkheid, althans afwijzing van de verzoeken, met veroordeling van [verzoekster] in de kosten van de procedure.
3.5.
Hoewel [verweerster sub 1] namens [verweerder sub 3] op 9 februari 2018 een verweerschrift bij het Gerecht heeft ingediend, waarin wordt gesteld dat zij als wettelijk vertegenwoordiger van [verweerder sub 3] optreedt, is niet gebleken dat [verweerster sub 1] de wettelijke vertegenwoordiger van [verweerder sub 3] is dan wel dat zij voor hem als gemachtigde optreedt.
Namens [verweerder sub 3] treedt in deze procedure de bewindvoerder als gemachtigde op en uit de brief van 8 januari 2018 van de bewindvoerder blijkt dat deze zich namens [verweerder sub 3] refereert aan het oordeel van het Gerecht.
4. De boordeling van de verzoeken
Voeging zaken ex artikel 429m lid 2 Rv
4.1.
Nu het om verknochte zaken gaat en tegen het verzoek van [verzoekster] tot voeging van de zaken geen bezwaar is gemaakt, wordt het verzoek toegewezen.
Verzoek met betrekking tot de nalatenschap van erflaatster
4.2.
De Curaçaose rechter kan (relatieve) bevoegdheid ontlenen aan artikel 429c lid 1 sub a Rv. Daarin staat vermeld dat bevoegd is de rechter in eerste aanleg van de woonplaats van hetzij de verzoeker of één van de verzoekers, hetzij één van de in het verzoekschrift genoemde belanghebbenden, dan wel, als zodanige woonplaats hier te lande niet bekend is, de rechter in eerste aanleg van het werkelijk verblijf van één van hen. Op grond van artikel 429c lid 6 Rv is in zaken betreffende nalatenschappen mede bevoegd de rechter in eerste aanleg van de laatste woonplaats van de overledene. Tot slot bepaalt artikel 429ba Rv dat aan de rechter geen rechtsmacht toekomt, indien het verzoek onvoldoende aanknoping met de rechtssfeer van Curaçao heeft.
4.3.
De vordering strekt tot benoeming van een vereffenaar over de nalatenschap van erflaatster. De laatste woonplaats van verzoekster was Nederland. Partijen hebben geen van allen woon- of verblijfplaats in Curaçao, maar zijn woonachtig in Nederland. Op grond van artikel 429c lid 1 sub a en lid 6 Rv is de Curaçaose rechter dan ook niet bevoegd. De Curaçaose rechter is evenmin bevoegd op grond van artikel 429ba Rv. In de onderhavige procedure staat de verdeling van de nalatenschap centraal. Van voldoende aanknoping met de rechtssfeer alhier is niet gebleken. Dat tot de nalatenschap een onroerende zaak althans onroerende zaken in Curaçao behoren en dat erflaatster in Curaçao is overleden gedurende haar verblijf in Curaçao brengt niet met zich, dat het Gerecht rechtsmacht heeft in deze zaak.
4.4.
Het Gerecht is gelet op het vorenstaande van oordeel dat ten aanzien van dit verzoek de Curaçaose rechter niet bevoegd is.
Verzoek met betrekking tot de nalatenschap van erflater
4.5.
Artikel 4:149 lid 1 sub f BW bepaalt dat de taak van een executeur eindigt door ontslag dat de rechter in eerste aanleg hem met ingang van een bepaalde dag verleent. De wettelijke grondslag van het verzoek van [verzoekster] is gelegen in artikel 4:149 lid 2 BW, dat bepaalt dat het ontslag aan de executeur wordt verleend om gewichtige redenen op verzoek van (onder andere) een erfgenaam. Omdat [verzoekster] erfgenaam is van erflater, kan zij het Gerecht verzoeken de executeur te ontslaan om gewichtige redenen.
4.6.
Het Gerecht stelt voorop dat onder het begrip “gewichtige redenen” niet alleen moet worden begrepen de situatie waarin de executeur tekort is geschoten in de uitvoering van zijn taken, maar tevens de situatie waarbij het vertrouwen van een of meer erfgenamen is weggevallen en de relatie ernstig is verstoord. Daarvoor is overigens niet voldoende dat een erfgenaam ongefundeerd stelt geen vertrouwen meer te hebben in de executeur. Wel kan voldoende zijn dat er sprake is van wantrouwen dat van ‘voldoende omvang en gewicht is, langdurig aan de gang is en niet aanstonds van grond ontbloot is’ (zie o.a. gerechtshof ’s-Hertogenbosch ECLI:NL:GHSHE:2006:AZ4506 en gerechtshof Den Haag ECLI:NL:GHSHE:2010:BN7952).
4.7. [
[verzoekster] stelt dat van gewichtige redenen voor ontslag sprake is, nu door wantrouwen de vertrouwensrelatie tussen [verzoekster] en [verweerster sub 1] ernstig is verstoord.
4.8. [
[verzoekster] neemt het [verweerster sub 1] kwalijk dat zij niet of onvolledig is geïnformeerd. Het Gerecht overweegt dat in artikel 4:148 BW een uitgebreide informatieplicht van de executeur is neergelegd. Een executeur moet aan een erfgenaam alle gewenste inlichtingen geven. Het Gerecht constateert dat partijen met name per e-mail hebben gecorrespondeerd. Uit de in het geding gebrachte correspondentie blijkt dat [verweerster sub 1] [verzoekster] behoorlijk heeft geïnformeerd. Het is niet gebleken dat [verweerster sub 1] haar beschikbare informatie heeft achtergehouden voor [verzoekster].
4.9.
Volgens [verzoekster] heeft [verweerster sub 1] niet voldaan aan haar verplichting om een boedelbeschrijving op te stellen. Op grond van artikel 4:146 lid 2 BW moet de executeur met bekwame spoed een boedelbeschrijving maken. Het Gerecht constateert dat [verweerster sub 1] verschillende werkzaamheden heeft verricht ten aanzien van de (afwikkeling van de) nalatenschap van de erflater. Zo heeft zij een (als productie 1 aan de verweerschriften van [verweerster sub 1] aangehecht) overzicht opgemaakt met betrekking tot de stand van zaken. Verder heeft zij aangegeven dat zij doende is om een boedelbeschrijving te maken. Met name door genoemd overzicht alsmede de daarop gegeven toelichting ter zitting is nietgebleken dat [verweerster sub 1] de afwikkeling van de nalatenschap niet voortvarend of op onverantwoorde wijze ter hand heeft genomen.
4.10.
Vast is komen te staan dat de verstandhouding tussen [verzoekster] en [verweerster sub 1] te wensen over laat en dat er tussen [verzoekster] en [verweerster sub 1] sprake is van een verstoorde verstandhouding en slechte communicatie. Voorts is gebleken dat dit reeds voor het overlijden van erflater gaande was. ‘gewichtige redenen’ in de Dit wantrouwen dient om als ‘gewichtige redenen’ te kunnen worden bestempeld wel grotendeels gestoeld te zijn op concrete en objectieve feiten. Enkel subjectieve belevenissen zijn ontoereikend voor het verlenen van het ontslag. Het Gerecht ziet in de wijze van optreden van [verweerster sub 1] als executeur geen grond voor een objectief te rechtvaardigen wantrouwen van [verzoekster] en derhalve voor toewijzing van het verzoek.
4.11.
Voor zover [verzoekster] met de geuite kritiek op het functioneren heeft bedoeld te stellen dat de gewichtige redenen (mede) zijn gelegen in het gegeven dat [verweerster sub 1] als executeur tekort is geschoten in de uitvoering van haar taken, is dat onvoldoende gebleken uit de door [verzoekster] naar voren gebrachte feiten en omstandigheden.
4.12.
Het Gerecht komt tot de slotsom dat onvoldoende gewichtige redenen aanwezig zijn voor ontslag van [verweerster sub 1] als executeur. Het Gerecht ziet in het door [verzoekster] gestelde geen aanleiding op grond van artikel 4:202 lid 1 sub a BW te bepalen dat de executeurstaken zijn beëindigd. Dit betekent dat de verzoeken worden afgewezen.
Proceskosten
4.13.
De familierechtelijke verhouding tussen partijen is aanleiding om de proceskosten te compenseren.
5. De beslissing
Het Gerecht:
beveelt voeging van de zaken met nummers als in de kop van dit vonnis vermeld;
verklaart zich onbevoegd om kennis te nemen van het verzoek ten aanzien van de nalatenschap van erflaatster;
wijst af het meer of anders verzochte;
compenseert de proceskosten aldus dat iedere partij de eigen kosten draagt.
Deze beschikking is gegeven door mr. S.E. Sijsma, rechter in het Gerecht voormeld, en op 15 maart 2018 in het openbaar uitgesproken in aanwezigheid van de griffier.