NJB 2017/1765:Kennisgeving door raadsman van zijn optreden, art. 39 lid 1 (oud) Sv (vgl. thans art. 38 lid 5 Sv): de regeling van art. 39 (oud) Sv moet worden beschouwd als een ordemaatregel. Een schriftelijke kennisgeving vormt geen noodzakelijke voorwaarde om als raadsman te kunnen optreden. Indien uit enig in het dossier aanwezig stuk aan de rechter of de andere justitiële autoriteiten kan blijken dat de verdachte voor de desbetreffende aanleg is voorzien van rechtsbijstand door een raadsman, behoort deze raadsman als zodanig te worden erkend. Een appelakte waarin is vermeld dat namens de verdachte door een advocaat het rechtsmiddel is aangewend, is niet als een dergelijk stuk aan te merken. Met betrekking tot een na het instellen van het hoger beroep door een advocaat namens de verdachte op de voet van art. 410 Sv ingediende appelschriftuur kan dit anders zijn. Verder is onjuist de opvatting dat een op de voet van art. 257e Sv ingediend verzetschrift door een daartoe gemachtigde advocaat steeds heeft te gelden als voormeld stuk. Opmerking verdient nog dat de regeling van art. 39 Sv is gewijzigd met ingang van 1 maart 2017. De gevolgen van deze wijziging zijn besproken in het heden uitgesproken arrest ECLI:NL:HR:2017:2250