NJB 2014/939
Vordering benadeelde partij na overlijden van die partij: het strafgeding voorziet niet in de mogelijkheid dat in geval van overlijden van de benadeelde partij de erfgenaam zich in het geding voegt en de (proces)positie van benadeelde partij overneemt. Dit betekent dat ook indien degene die zich op de voet van art. 51f lid 1 Sv als benadeelde partij in het strafgeding heeft gevoegd, is overleden, de rechter ingevolge art. 361 lid 4 Sv dient te beslissen op diens vordering
HR 15-04-2014, ECLI:NL:HR:2014:917
- Instantie
Hoge Raad (Strafkamer)
- Datum
15 april 2014
- Magistraten
Mrs. W.A.M. van Schendel, H.A.G. Splinter-van Kan, Y. Buruma
- Zaaknummer
13/03092
- Vakgebied(en)
Strafprocesrecht / Terechtzitting en beslissingsmodel
- Brondocumenten
ECLI:NL:HR:2014:917, Uitspraak, Hoge Raad (Strafkamer), 15‑04‑2014
ECLI:NL:PHR:2014:277, Conclusie, Hoge Raad (Advocaat-Generaal), 04‑02‑2014
Beroepschrift, Hoge Raad, 10‑11‑2013
- Wetingang
Essentie
Vordering benadeelde partij na overlijden van die partij: het strafgeding voorziet niet in de mogelijkheid dat in geval van overlijden van de benadeelde partij de erfgenaam zich in het geding voegt en de (proces)positie van benadeelde partij overneemt. Dit betekent dat ook indien degene die zich op de voet van art. 51f lid 1 Sv als benadeelde partij in het strafgeding heeft gevoegd, is overleden, de rechter ingevolge art. 361 lid 4 Sv dient te beslissen op diens vordering
Uitspraak
Inleiding:
Het middel klaagt dat het hof ten onrechte de vordering van de benadeelde partij [betrokkene 1] heeft ... Verder lezen? Log in om dit document te bekijken.