Einde inhoudsopgave
Wetboek van Strafvordering
Artikel 126nf [Vordering gevoelige gegevens]
Geldend
Geldend vanaf 01-04-2010
- Bronpublicatie:
26-11-2009, Stb. 2009, 525 (uitgifte: 10-12-2009, kamerstukken: 31391)
- Inwerkingtreding
01-04-2010
- Bronpublicatie inwerkingtreding:
25-03-2010, Stb. 2010, 139 (uitgifte: 31-03-2010, kamerstukken/regelingnummer: -)
- Vakgebied(en)
Strafprocesrecht / Voorfase
1.
In geval van verdenking van een misdrijf als omschreven in artikel 67, eerste lid, dat gezien zijn aard of de samenhang met andere door de verdachte begane misdrijven een ernstige inbreuk op de rechtsorde oplevert, kan de officier van justitie, indien het belang van het onderzoek dit dringend vordert, van degene van wie redelijkerwijs kan worden vermoed dat hij toegang heeft tot gegevens als bedoeld in artikel 126nd, tweede lid, derde volzin, deze gegevens vorderen.
2.
Een vordering als bedoeld in het eerste lid kan niet worden gericht tot de verdachte. Artikel 96a, derde lid, is van overeenkomstige toepassing.
3.
Een vordering als bedoeld in het eerste lid kan slechts worden gedaan na voorafgaande schriftelijke machtiging, op vordering van de officier van justitie te verlenen door de rechter-commissaris. Artikel 126l, zevende lid, is van overeenkomstige toepassing.
4.
Artikel 126nd, derde tot en met vijfde en zevende lid, is van overeenkomstige toepassing.