RvdW 2012/579
Val enclave Srebrenica. Internationaal recht. Immuniteit van jurisdictie toekomend aan Verenigde Naties; absolute immuniteit; voorrang Handvest VN; Verdrag nopens de voorrechten en immuniteiten van de Verenigde Naties 1946; verhouding met recht op toegang tot de rechter (art. 6 EVRM en art. 14 IVBPR); internationaal gewoonterecht.
HR 13-04-2012, ECLI:NL:HR:2012:BW1999
- Instantie
Hoge Raad (Civiele kamer)
- Datum
13 april 2012
- Magistraten
Mrs. J.B. Fleers, A.M.J. van Buchem-Spapens, F.B. Bakels, C.A. Streefkerk en W.D.H. Asser
- Zaaknummer
10/04437
- Conclusie
A-G mr. P. Vlas
- LJN
BW1999
- Vakgebied(en)
Internationaal publiekrecht / Mensenrechten
Internationaal belastingrecht / Algemeen
Burgerlijk procesrecht / Cassatie
Internationaal publiekrecht / Algemeen
Internationaal publiekrecht / Fundamentele rechten van staten
- Brondocumenten
ECLI:NL:HR:2012:BW1999, Uitspraak, Hoge Raad (Civiele kamer), 13‑04‑2012
ECLI:NL:PHR:2012:BW1999, Conclusie, Hoge Raad (Advocaat-Generaal), 27‑01‑2012
Beroepschrift, Hoge Raad, 29‑06‑2010
- Wetingang
Essentie
Val enclave Srebrenica. Internationaal recht. Immuniteit van jurisdictie toekomend aan Verenigde Naties; absolute immuniteit; voorrang Handvest VN; Verdrag nopens de voorrechten en immuniteiten van de Verenigde Naties 1946; verhouding met recht op toegang tot de rechter (art. 6 EVRM en art. 14 IVBPR); internationaal gewoonterecht.
De immuniteit van de VN, te onderscheiden van de immuniteit van haar functionarissen en van deskundigen die zendingen voor haar verrichten, vindt haar grondslag in art. 105 Handvest VN en art. II, § 2, Verdrag nopens de voorrechten en immuniteiten van de Verenigde ... Verder lezen? Log in om dit document te bekijken.