Rb. Den Haag, 22-01-2021, nr. NL20.18788
ECLI:NL:RBDHA:2021:402
- Instantie
Rechtbank Den Haag
- Datum
22-01-2021
- Zaaknummer
NL20.18788
- Vakgebied(en)
Vreemdelingenrecht (V)
- Brondocumenten en formele relaties
ECLI:NL:RBDHA:2021:402, Uitspraak, Rechtbank Den Haag, 22‑01‑2021; (Eerste aanleg - enkelvoudig)
Uitspraak 22‑01‑2021
Inhoudsindicatie
Vreemdelingenrecht. Niet tijdig beslissen op asielaanvraag. Het betoog dat Tijdelijke wet opschorting dwangsommen IND in strijd is met artikel 47 EU-Handvest, kan niet slagen. Een beroep tegen het niet tijdig nemen van een besluit betreft namelijk een nationaalrechtelijk rechtsmiddel waarop het EU-Handvest niet van toepassing is. De Tijdelijke wet is in zoverre rechtmatig. Reeds omdat de ingebrekestelling dateert van na de inwerkingtreding van de Tijdelijke wet, is artikel 1 van die wet van toepassing. Daarom is er geen sprake van een (fictief) besluit waartegen beroep kan worden ingesteld. Rechtbank onbevoegd.
Partij(en)
RECHTBANK DEN HAAG
Zittingsplaats Rotterdam
Bestuursrecht
zaaknummer: NL20.18788
uitspraak van de enkelvoudige kamer als bedoeld in artikel 8:54 van de Algemene wet
bestuursrecht in de zaak tussen
[naam eiser] , eiser,
V-nummer: [V-nummer]
(gemachtigde: mr. A.M.J.M. Louwerse),
en
de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, verweerder.
Procesverloop
Op 25 oktober 2020 heeft eiser beroep ingesteld tegen het niet tijdig nemen van een besluit op zijn aanvraag van 23 januari 2020 tot verlening van een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd als bedoeld in artikel 28 van de Vreemdelingenwet 2000 (Vw).
Overwegingen
1. Op grond van artikel 8:1 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) kan een belanghebbende tegen een besluit beroep instellen bij de bestuursrechter.
Op grond van artikel 6:2, aanhef en onder b, van de Awb wordt voor toepassing van wettelijke voorschriften over bezwaar en beroep, het niet tijdig nemen van een besluit met een besluit gelijkgesteld.
Op grond van artikel 1 van de Tijdelijke wet opschorting dwangsommen IND (hierna: de Tijdelijke wet) – voor zover hier van belang – is artikel 6:2, aanhef en onder b, van de Awb niet van toepassing op besluiten op aanvragen tot het verlenen van een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd als bedoeld in artikel 28, eerste lid, van de Vw.
Op grond van artikel 3 van de Tijdelijke wet – voor zover hier van belang – blijft artikel 1 buiten toepassing indien verweerder vóór de datum van inwerkingtreding van deze wet niet binnen de wettelijke termijn heeft beslist op een aanvraag tot het verlenen van een verblijfsvergunning asiel als bedoeld in artikel 28, eerste lid, van de Vw 2000 en hij vóór die datum van de aanvrager een schriftelijke ingebrekestelling als bedoeld in artikel 6:12, tweede lid, onder b, van de Awb heeft ontvangen.
2. Het betoog van eiser dat de Tijdelijke wet in strijd is met artikel 47 van het Handvest van de grondrechten van de Europese Unie (EU-Handvest), faalt. Op grond van dat artikel heeft eenieder wiens door het recht van de Unie gewaarborgde rechten en vrijheden zijn geschonden, recht op een doeltreffende voorziening in rechte. Op grond van artikel 51 van het EU-Handvest zijn de bepalingen van dit handvest gericht tot de instellingen en organen van de Unie met inachtneming van het subsidiariteitsbeginsel en tot de lidstaten, uitsluitend wanneer zij het recht van de Unie ten uitvoer brengen. Het instellen van een beroep tegen het niet tijdig nemen van een besluit is niet gebaseerd op enig recht van de Unie. Het Unierecht bepaalt weliswaar termijnen voor het beslissen op asielaanvragen (artikel 31 van de Richtlijn 2013/32/EU), maar verbindt geen gevolgen aan het niet tijdig afronden van de asielprocedure. Een beroep tegen het niet tijdig nemen van een besluit betreft dus een nationaalrechtelijk rechtsmiddel. De rechtbank wijst daarbij op rechtsoverweging 4.5 van de uitspraak van 13 november 2013 (ECLI:NL:RVS:2013:2079) van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State (Afdeling). Gelet op het voorgaande kan het beroep op artikel 47 van het EU-Handvest niet slagen. De Tijdelijke wet is in zoverre rechtmatig.
3. De Tijdelijke wet is op 11 juli 2020 in werking getreden. Reeds omdat de ingebrekestelling dateert van 5 oktober 2020 en dus van na de inwerkingtreding van de Tijdelijke wet, is artikel 1 van de Tijdelijke wet van toepassing. Dat betekent dat het niet tijdig nemen van een besluit op de asielaanvraag van eiser niet kan worden gelijkgesteld met een besluit waartegen bij de bestuursrechter beroep kan worden ingesteld.
4. De bestuursrechter is kennelijk onbevoegd om van het beroep kennis te nemen.
5. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
Beslissing
De rechtbank verklaart zich onbevoegd.
Deze uitspraak is gedaan door mr. L.E.M. Wilbers-Taselaar, rechter, in aanwezigheid van mr. R. Groeneveld, griffier.
De uitspraak is in het openbaar gedaan en bekendgemaakt op:
Rechtsmiddel
Tegen deze uitspraak kan verzet worden ingesteld bij deze rechtbank binnen zes weken na de dag van bekendmaking. De indiener van het verzetschrift kan daarbij vragen in de gelegenheid te worden gesteld over het verzet te worden gehoord.