De toekenning van een civiel nummer houdt m.i. verband met artikel VIII van het Reglement van Inwendige Dienst van de Hoge Raad dat bepaalt dat in alle gevallen waarin het reglement niet voorziet, de eerste meervoudige kamer van de zaak kennis neemt.
HR, 25-09-2009, nr. 09/01585
ECLI:NL:HR:2009:BJ8495
- Instantie
Hoge Raad (Civiele kamer)
- Datum
25-09-2009
- Zaaknummer
09/01585
- Conclusie
Mr. E.M. Wesseling-van Gent
- LJN
BJ8495
- Vakgebied(en)
Burgerlijk procesrecht (V)
- Brondocumenten en formele relaties
ECLI:NL:HR:2009:BJ8495, Uitspraak, Hoge Raad (Civiele kamer), 25‑09‑2009; (Cassatie)
Conclusie: ECLI:NL:PHR:2009:BJ8495
ECLI:NL:PHR:2009:BJ8495, Conclusie, Hoge Raad (Advocaat-Generaal), 26‑06‑2009
Arrest Hoge Raad: ECLI:NL:HR:2009:BJ8495
- Wetingang
Advocatenwet
- Vindplaatsen
Uitspraak 25‑09‑2009
Inhoudsindicatie
Procesrecht. Cassatie. Afwijzing wrakingsverzoek. Beroep tegen beslissing van het Hof van Discipline als bedoeld in Afdeling 2 paragraaf 4 van de Advocatenwet in cassatie niet-ontvankelijk.
25 september 2009
Eerste Kamer
09/01585
EV/EE
Hoge Raad der Nederlanden
Beschikking
in de zaak van:
[Verzoeker],
wonende te [woonplaats],
VERZOEKER tot cassatie,
advocaat: mr. R.A. van der Hansz,
Verzoeker zal hierna ook worden aangeduid als [verzoeker].
1. Het geding in feitelijke instanties
[Verzoeker] is op 18 juni 2008 bij het Hof van Discipline in hoger beroep gekomen van de beslissing van de Raad van Discipline in het ressort 's-Hertogenbosch van 19 mei 2008, waarbij aan hem de maatregel van voorwaardelijke schorsing in de uitoefening van de praktijk voor de duur van twee weken is opgelegd.
Nadat [verzoeker] was opgeroepen voor de behandeling van het hoger beroep heeft hij bij verzoekschrift van 11 september 2008 de plaatsvervangend voorzitter van het Hof van Discipline mr. H.P.H. van Griensven gewraakt.
De plaatsvervangend voorzitter heeft bij brief van 25 september 2008 zijn standpunt kenbaar gemaakt.
Het Hof van Discipline heeft het wrakingsverzoek op 7 november 2008 in aanwezigheid van [verzoeker] en diens gemachtigde behandeld en dit verzoek vervolgens bij beslissing van 15 december 2008 afgewezen.
De beslissing van het Hof van Discipline is aan deze beschikking gehecht.
2. Het geding in cassatie
Tegen de beslissing van het Hof van Discipline heeft [verzoeker] beroep in cassatie ingesteld. Het cassatierekest is aan deze beschikking gehecht en maakt daarvan deel uit.
De conclusie van de Advocaat-Generaal E.M. Wesseling-van Gent strekt tot niet-ontvankelijkverklaring van [verzoeker] in zijn cassatieberoep.
3. Beoordeling van de ontvankelijkheid van het beroep
Het beroep is gericht tegen een in een tuchtrechtelijke procedure als bedoeld in paragraaf 4 van de Advocatenwet door het Hof van Discipline gedane uitspraak. Verzoeker kan niet worden ontvangen in zijn beroep, aangezien tegen beslissingen van dat hof geen cassatieberoep openstaat.
4. Beslissing
De Hoge Raad verklaart verzoeker niet-ontvankelijk in zijn beroep.
Deze beschikking is gegeven door de raadsheren A.M.J. van Buchem-Spapens, als voorzitter, E.J. Numann en C.A. Streefkerk, en in het openbaar uitgesproken door de raadsheer E.J. Numann op 25 september 2009.
Conclusie 26‑06‑2009
Mr. E.M. Wesseling-van Gent
Partij(en)
Conclusie inzake:1.
[verzoeker]
Deze zaak betreft een cassatieberoep tegen de beslissing van het Hof van Discipline waarin het wrakingsverzoek van verzoeker tot cassatie, [verzoeker], is afgewezen.
1. Feiten en procesverloop
1.1
Uit de bij het verzoekschrift tot cassatie gevoegde bijlagen blijkt het volgende:
- —
[verzoeker] is op 18 juni 2008 bij het Hof van Discipline in hoger beroep gekomen van de beslissing van de Raad van Discipline in het ressort 's‑Hertogenbosch van 19 mei 2008, waarbij aan hem de maatregel van voorwaardelijke schorsing in de uitoefening van de praktijk voor de duur van twee weken is opgelegd;
- —
nadat [verzoeker] was opgeroepen voor de behandeling van het hoger beroep heeft hij bij verzoekschrift van 11 september 2008 de plaatsvervangend voorzitter van het Hof van Discipline gewraakt. De plaatsvervangend voorzitter heeft bij brief van 25 september 2008 zijn standpunt kenbaar gemaakt;
- —
Het Hof van Discipline heeft het wrakingsverzoek op 7 november 2008 in aanwezigheid van [verzoeker] en diens gemachtigde behandeld en dit verzoek vervolgens bij beslissing van 15 december 2008 afgewezen.
1.2
[Verzoeker] heeft tegen deze beslissing van het Hof van Discipline bij verzoekschrift van 16 januari 20092. cassatieberoep ingesteld.
2. Ontvankelijkheid
2.1
Art. 78 RO bepaalt — voor zover thans van belang — dat de Hoge Raad kennis neemt van het beroep in cassatie tegen de handelingen, arresten, vonnissen en beschikkingen van de gerechtshoven en de rechtbanken. In de onderhavige zaak is sprake van een tuchtrechtelijke procedure als bedoeld in Afdeling 2paragraaf 4 (artikel 46 tot en met 60aa) van de Advocatenwet, waarin het Hof van Discipline in hoogste ressort beslist. Van beslissingen van een Hof van Discipline staat geen cassatieberoep open nu de Wet op de Rechterlijke Organisatie een dergelijke rechtsingang niet biedt. Dat art. 56 lid 6 Advocatenwet voor de gang van zaken ten aanzien van wraking of verschoning van de leden van het Hof van Discipline de artikelen 512 tot en met 519 Wetboek van Strafvordering van overeenkomstige toepassing verklaart, doet aan het voorgaande niet af, waar bijkomt dat ingevolge art. 515 lid 5 Sv. tegen een beslissing op een verzoek tot wraking geen rechtsmiddel openstaat. Ook de (civiele) doorbrekingsjurisprudentie, waarop in het cassatieverzoekschrift een beroep wordt gedaan, kan geen cassatiebevoegdheid creëren.
2.2
[Verzoeker] is mitsdien niet-ontvankelijk in zijn cassatieberoep.
3. Conclusie
De conclusie strekt tot niet-ontvankelijkverklaring van verzoeker tot cassatie in zijn cassatieberoep.
De Procureur-Generaal bij de Hoge Raad der Nederlanden
A-G
Voetnoten
Voetnoten Conclusie 26‑06‑2009
Het cassatieverzoekschrift vermeldt per abuis 16 januari 2008.